Raadsel der verstaanbaarheid ~ P.F. Thomése

► door: A.IJ. van den Berg

Ooit volstond het een schrijver om een roman de wereld in te sturen, en zo’n boek dan voor hem of haar te laten spreken.

Maar die tijd is voorbij. En daarmee lijkt mij een wezenlijke vraag geworden waarom iemand nog fictie schrijven zou.

P.F. Thomése ziet dit probleem ook. In de Albert Verweylezing uit 2011 probeerde hij onder meer vast te leggen wat het betekent dat de belangstelling voor een boek tegenwoordig via de schrijver loopt.

Daarbij kwam hij tot enkele prettig geformuleerde waarnemingen:

Niet voor niets zijn er de laatste jaren zo veel acteurs succesvol in de boekenbranche. Niemand vertolkt een auteur beter dan iemand met een gedegen toneelopleiding. De hele brave middenmoot van onze letterkunde lijkt ermee vergeven. Ik denk aan theatergeschoolde publiekslievelingen als Japin, Launspach, Nasr of hoe ze ook mogen heten, maar ook aan het vergaderproduct Abdollah met zijn geraffineerde Iraanse straattoneel, maar het zijn er veel meer, tientallen moeten het er zijn, ik zie een stoet van dwergen langs mij gaan,om Nijhoff in diminutief te parafraseren. Een gezonde portie aanstellerij is onontbeerlijk geworden om een succesvolle auteur neer te zetten. U ziet, ook ik doe mijn best, ik sta hier braaf voor gek, speel keurig de dwerg van dienst aan het hof der staatsgeleerden. [31]

scheiding

[…] [O]ok Hermans, Reve en Mulisch vertrouwden kennelijk niet geheel op de kwaliteit van hun boeken en gooiden er een act tegenaan om de aandacht van het publiek te vangen. In die zin waren de Grote Drie, de god van de schoolboekjes hebbe hun ziel, ook onze drie grote clowns die uitblonken in het betere volksvermaak.

Inmiddels zit zelfs de lulligste debutant thuis of op de uitgeverij ‘iets grappigs’ uit te broeden om de interessen van de tv-redacties en winkeletaleurs te wekken. [32]

Het probleem, volgens Thomése, is dat ook authenticiteit in deze tijd gefaket wordt. Daarmee blijven er voor de auteur met wat meer pretentie weinig middelen over om zich te onderscheiden.

Dit lijkt me geen probleem uniek voor literatoren overigens. Tussen de politici of de dienstenaanbieders zullen degenen die oprecht om kwaliteit geven, en niet eerst zichzelf op de voorgrond plaatsen, dezelfde moeite hebben om op te vallen, en daarbij geloofwaardig te zijn.

Schrijvers hebben bovendien niets voor op de rest van de mensheid, aldus Thomése. Ze zijn niet intelligenter, gevoeliger, scherper, of erudieter dan anderen.

Het enige dat de schrijver beter kan, is schrijven.

[…] [W]at hij te bieden heeft, is zijn vermogen om de dingen anders op te schrijven dan de meeste mensen het zouden doen.

Het subversieve karakter van zijn kunst zit hem dan ook in de vorm. [40]

Literatuur en maatschappij staan haaks op elkaar, zo schrijft Thomése. Dus moet de schrijver in de contramine. Er op wijzen dat de werkelijkheid anders in elkaar steekt dan iedereen lijkt te denken.

En goed, hij schreef dat allemaal al eens eerder, en ook toen tekende ik zijn woorden met gretigheid aan.

Tegelijk eist hij weerstand tegen niet alleen de uitverkoop, maar ook tegen de institutionalisering van de literatuur — tegen Komrij’s eeuwig redderende kunstmoedertjes.

Hebt u wel eens een formulier van het Letterenfonds gezien? Of het lesmateriaal voor een beter literatuuronderwijs? Of de aanbevelingen van de Nederlandse bibliotheekcentrale? Of de tips van de week in welke tijdschrift dan ook? Dat heeft allemaal nog weinig met de macht en de magie van het woord te maken. [45]

En misschien is het vooral om de felheid van Thomése’s rede, met zijn duidelijke conclusies — die niet alleen komt door de vorm; omdat het gesproken woord altijd meer nadruk nodig heeft. Maar ik begrijp wel dat deze toespraak inmiddels meerdere malen herdrukt is. Terwijl bijvoorbeeld de keurige reeks ‘Over de roman’ zo veel moeilijker een publiek vindt.

Iedereen kan zich immers heel makkelijk onder Thomése’s publiek scharen — iedereen leest toch om de leugens van zijn tijd te kunnen doorzien?

[ wordt vervolgd ]

P.F. Thomése, Het raadsel der verstaanbaarheid
Over de kunst van het authentieke

Albert Verweylezing 2011
45 pagina’s
Contact 2012

[x]opgenomen in het dossier: