Essay over het toegewijde bestaan als supporter van voetbalclub Standard de Liège ~ Dimitri Verhulst

Boekhandel Bruna, waar ik doorgaans alleen binnenkom als ik op een trein wacht — veel vestigingen zijn op stations — doet ook aan leesbevordering. Elke maand brengt de winkel een ‘literair juweeltje’ uit; een klein gebonden boekje dat minder kost dan een losse krant. Normaal zijn die uitgaven oninteressant voor mij. Bijna altijd wordt er een hoofdstuk of verhaal in herdrukt dat al in een ander boek staat.

Maar dit essay van Dimitri Verhulst is voor de verandering nooit ergens anders verschenen. Dus nam ik het toch eens mee, in plaats van een tweede krant. Al was het maar omdat de druk me intrigeert om ergens supporter van te moeten zijn.

De voetbalclub Standaard Luik werd in 2009 kampioen van de hoogste Belgische klasse. Verhulst wist dit op het moment van schrijven niet. Standaard was toen wel regerend kampioen. Alleen had de club daar vijfentwintig jaar op moeten wachten.

Aanvankelijk leek me zijn clubliefde heel eerlijk.Supporter worden van een winnaar is weinig meer dan een vorm van gemakzucht. En hij supporterde toch al langer dan dat ene jaar. Verhulst had ook de magere tijden meegemaakt.

Alleen bleek later uit het essay dat hij begin jaren tachtig fan werd, toen Standaard ook een heel goede periode had. Fan werd hij van de kampioen, om de dribbels van Simon Tahamata. Dat is een Nederlandse topspeler die Belg werd, omdat het voor hem als Molukker toch niet uit maakte wat voor vreemd paspoort hem was opgedrongen.

Verhulst vermijdt het beide bovenstaande feiten te noemen. Zijn tekst moet het ook meer hebben van de taal, en de humor, dan dat het essay nu nieuwe verzichten opent.

Graag had ik toch meer vernomen over de jaren dat het allemaal niet vanzelf sprak in Luik. Over het omkoopschandaal, en alle andere problemen daarna.

Nu schrijft Verhulst in een boek over Standard de Liège de meest memorabele woorden over Eendracht Aalst. Dat is de club uit zijn geboortestad waar hij geen supporter van werd, anders dan zijn vader.

Sterven deed mijn vader één seizoen voor zijn club eindelijk promoveerde naar de hoogste klasse, als om te beklemtonen dat hij er altijd een meester in was geweest de successen uit zijn leven te vermijden. [29]

Meer van zulke doorleefde passages waren prettig geweest.

Dimitri Verhulst, Essay over het toegewijde bestaan als supporter van voetbalclub Standard de Liège
63 pagina’s
B for Books, 2009

Zomer hou je ook niet tegen ~ Dimitri Verhulst

Het Boekenweekgeschenk haal ik elk jaar weer op; enkel omdat ik daar begin jaren tachtig eens mee begonnen ben. Slechts eenmaal, in 2002, het jaar na dat onleesbare geschenk van Salman Rushdie, werd deze rite eens overgeslagen. Daar kreeg ik later spijt van. En toen kostte het moeite om die omissie recht te zetten. Dus moest dat maar niet meer.

Tegelijk gaf ook het geschenk van 2015 me weinig. Dit verslag in de elfde jaargang van boeklog biedt daarin de uitzondering niet op de voorgaande tien keer.

Aan al deze geschenken kleeft toch telkens heel opvallend dat het gelegenheidswerkjes zijn. Te veel riekten onrijp, zo niet onaf.

Dus, terwijl fictieboeken me niet kort genoeg kunnen zijn — in boeken met meer dan 190 pagina’s wordt vrijwel altijd zichtbaar waar de vulling zit — valt telkens allereerst op hoezeer de gevraagde schrijvers moeite hadden iets voor elkaar te krijgen binnen goed honderd bladzijden.

Verhulst schreef een road-novel met De zomer hou je ook niet tegen. En zulke reisverhalen hebben op zich een arbitraire lengte, daar kan altijd wel een gebeurtenis bij, of af, tot de bestemming bereikt is. Alleen gebruikte de auteur dit boek allereerst voor een betoog van de hoofdpersoon tegen zijn passagier. En doordat deze jongen geestelijk gehandicapt is, en nog niet eens zijn poep en pis vermag op te houden, pakt dat betoog uit als een monologue intérieur. De passagier kan niet eens iets terugzeggen.

Werd die monoloog door Dimitri Verhulst bovendien opgetekend met een grote omhaal van woorden.

En helaas kon ik het ook niet heel interessant vinden wat de man mij meedeelde over zijn leven, of over diens relatie met de moeder van de gehandicapte jongen.

Daardoor boeide me de vraag al evenmin hoe de man aan het woord zo zeker wist niet de vader van de jongen te zijn.

Dat hij in het hotel de eerste nacht naakt tegen het kind aan gaat liggen, is weliswaar creepy; maar wordt al evenmin verder uitgewerkt.

Dus las De zomer hou je ook niet tegen allereerst als een gedachtenexperiment; als een test waarin de auteur uitprobeerde wat hij kon maken van een op zich nogal beperkt gegeven.

En dat is dan domweg niet genoeg om herinneringen over deze novelle te bewaren.

Enfin, het Boekenweekgeschenk is tegenwoordig ook een gratis treinkaartje, op een zondag. Want NS sponsort deze week. Eens kijken of ik nog plannen bedenk dit weekend om deze uitgave enig nut te laten hebben.

Dimitri Verhulst, De zomer hou je ook niet tegen
94 pagina’s
Stichting CPNB, 2015