Mooiste leven… ~ Kees ’t Hart

► door: A.IJ. van den Berg

Eén van de eisen die deze tijd stelt aan de man, is dat deze voor een voetbalclub hoort te zijn. Ik vind dat een wat merkwaardige bepaling. Maar in voorkomende gevallen antwoord ik de vraag altijd wel, terwijl ik niet eens een lievelingsclub heb. Zulks hoort nu eenmaal bij de standaard aan kennismakingsrituelen; tegenstribbelen loont de moeite niet. Bovendien antwoord ik dan: sportclub Heerenveen. Want het noemen van die naam oogst altijd respect, dat dan weer op mij afstraalt. In Nederland althans.

Vele voetbalclubs mogen grotere prijzenkasten hebben, er is maar éen club het meest sympathiek. Heerenveen. Toevallig de betaald voetbalorganisatie het dichtst bij mijn huis gevestigd. De Friese dorpsclub die na enkele sterke stukken in de jaren vijftig — met dank aan volksheld Abe Lenstra — in anonimiteit terugviel, om pas decennia later langzaam met steeds grotere regelmaat in de landelijke subtop te verschijnen.

Over een paar weken speelt de ploeg weer eens een bekerfinale.

In het seizoen 2000 — 2001 speelde de club zelfs Champions League, doordat Heerenveen als tweede was geëindigd in de chaotische competitie het jaar ervoor; wat toen nog goed was voor rechtstreekse plaatsing. En over het seizoen 2000 – 2001 gaat dit boek, dat geschreven werd door een totale buitenstaander. De literator Kees ’t Hart, die dan in het dagelijkse leven docent aan de Open Universiteit is.

Hij maakte een nogal matig seizoen mee. Heerenveen speelde voor de winterstop dramatisch slecht in de nationale competitie, om het jaar als tiende te eindigen. Pas na de komst van een nieuwe spits werd het wat.

De Champions League leverde vooral ervaring op, plus vier nederlagen in de round robin, een gelijkspel, en éen winstpartij.

Maar, het boek gaat hier niet om. Kees ’t Hart deed zijn best om zo vaak mogelijk op de club te zijn. Om daarbij jongen onder de jongens te worden, voor zover mogelijk. Met alle platte grappen die daar bij horen, en alle andere groepsgedrag. En zo schreef hij een sportboek dat geheel afwijkt van vrijwel alle sportboeken die ik ken. Altijd gaan die over helden. Of mooier nog, over helden die falen, en zich daarmee naast idool toch ook nog menselijk tonen. Nooit hebben sportschrijvers het over het dagelijkse leven van de atleet. Met alle sleur. Met alle routines, want er moet nu eenmaal elke dag getraind worden. Met alle stress, want het hele voetballeven is alleen maar voorbereiding op die negentig minuten dat het werkelijk gebeuren moet; de wedstrijd.

’t Hart deed een opmerkelijke poging vast te leggen hoe het is om voetballer te zijn. En welke inspanningen zoal nodig zijn om die voetballers te laten presteren. En daarbij heeft hij, wat mij betreft, slechts éen aspect wat vergeten. Al komt dat in deze uitgebreide heruitgave uit 2006 — dit boek verscheen eerst als speciale uitgave van het tijdschrift Hard gras — wel zijdelings aan de orde in de bijlagen. Het was vrij toevallig welk team er stond in het seizoen 2000 — 2001. Vijf jaar later speelde er maar éen van de personages in het boek nog voor de club, de rest was uitgewaaierd, of gestopt.

Het is een mooi leven, dat van de profvoetballer die in het eerste team weet te spelen, maar het is ook wel een heel onzeker leven.

Kees ’t Hart, Het mooiste leven…
Een seizoen bij sc Heerenveen
439 pagina’s
Querido 2006, oorspronkelijk 2001

[x]opgenomen in het dossier: