Buitenbeentjes ~ Wim Zaal

Van een aantal Britse kranten die online staan, lees ik alleen de obituaries. Want, dat kunnen ze daar toch goed, om iemand te herdenken in een levendig portret waarin de rimpels en wratten niet weggelaten zijn. Waardoor de dode niet zelden een gemis bij mij achterlaat, al had ik een minuut eerder nog nooit van hem of haar gehoord.

In Nederland kunnen we dat niet, dacht ik altijd. Maar dat moet nu veranderd worden in: hier bestaat die mooie traditie niet. Want Wim Zaal bewijst in dit boek heel goed mooie portretjes te kunnen schrijven in een bladzij of tweeënenhalf.

Misschien zijn de in dit boek beschreven buitenbeentjes niet het zout der Nederlandse letteren, zo schrijft Zaal voorin. Maar de peper toch wel.

En dan trekken ze langs. Met al hun branie die later zo vaak een pose werd. Met hun drankzucht. En met hun eeuwig gebrek aan erkenning.

Al beschrijft Zaal ook zeker succesvolle auteurs. Daar kleeft alleen een ander smetje aan. Die schreven dan weer geen werk dat tot de literatuur gerekend wordt. Dit boek levert me in elk geval de aanmoediging op eens te bekijken wat een Cor Bruijn schreef, omdat die Terschellinger boeken als Sil de strandjutter absoluut niet representatief zouden zijn.

Maar met een paar van die vergetenen is sinds de publicatie van dit boek toch iets gebeurt. Zaal publiceerde het in 1995, en nam P.J. Meertens er nog in op. Dat was amper een jaar voordat J.J. Voskuil dezelfde man zou vereeuwigen in de romancyclus Het Bureau.

En ook over Willem W. Waterman wordt nog regelmatig gepubliceerd. Al had ik nog nooit iemand zo bijtend over de onaangename kanten van die man zien schrijven, als Zaal hier nu doet.

Wim Zaal, De buitenbeentjes
36 schrijvers die ik heb gekend

151 pagina’s
Uitgeverij Aspekt © 1995

Valsheid in geschriften ~ Wim Zaal

Er bestaat een eerdere versie van dit boek. Die heette De verlakkers, en dat boek verscheen in 1991. Ik moet ook dat gelezen hebben. Omdat ik er kennis aan ontleende over de vraag wie het Oera Linda Bok geschreven heeft; inzichten die later nog weleens nut hebben gehad.

Inmiddels is er nog weer een dissertatie aan het Oera Linda Bok gewijd; heeft nog weer een andere historicus de schuldige proberen aan te wijzen voor de literaire mystificatie. En een woord als schuldige moet hier wel gebruikt worden. Te veel mannen in Friesland geloofden, of wilden geloven, dat er werkelijk een oeroud boek kon bestaan waarin bewezen werd dat de Goden Friezen waren.

Een literaire grap of mystificatie is vaak niet meer dan een grap. Maar houdt toch op een grap te zijn, als daarbij slachtoffers vallen.

Centraal in deze aangevulde, en sterk gewijzigde herdruk, staat volgens mij niet eens de wetenschap dat er altijd literaire vervalsingen bestaan hebben. Thema is volgens mij eerder dat wij als mensen zo’n intens verlangen kunnen hebben naar wat er volgens ons zou moeten zijn. Die wens bestaat, maar moet tegelijk worden onderdrukt. Omdat die wens zo zelden uitkomt.

En lijkt dat verlangen toch vervult te worden, dan ontbreekt meteen alle kritische afstand. Dan willen we ook heel makkelijk dat iets waar wordt.

Dus is het niet raar dat er eeuwen later nieuwe toneelstukken van Shakespeare verschijnen. Of dat er dagboeken van Hitler worden gevonden; hoewel deze het volgens zijn staf veel te druk had om dagelijks aantekeningen bij te houden.

En wie zich enigszins in de Friese wereld verdiept, merkt dat daar nog steeds de koppige trots regeert dat het bijzonder is een eigen taal te hebben. Waarbij het bestaan van die taal alleen al vervolgens nog zo veel meer moet bewijzen.

Interessantst bleek dit boek voor mij te zijn in de typisch Nederlandse passages. Over veel van de buitenlandse mystificaties heb ik sinds De verlakkers vaker gelezen. Tot in The Invention of Tradition aan toe.

Nieuw voor mij was bijvoorbeeld dat Michel van der Plas plagiaat bedreven heeft waar een ander de schuld van kreeg. Van der Plas stelde in 1950 een bloemlezing van humoristische poëzie samen, waarin hij ook eigen werk en vertalingen opnam onder pseudoniem.

Van Friedrich Torberg nam hij in vertaling de slotregels op van de ‘Ballade der groszen Müdigkeit’

Ich Möchte alles, was ich fühl, nicht fühlen
und ganz allein sein. Nein, nicht ganz allein:
Ich Möchte gern zwei Hunde sein
und miteinander spielen.

Van der Plas gaf dat vers de titel ‘Spleen’, en ondertekende het met ‘Godfried Bomans’. Die laat zich dat allemaal kalmpjes aanleunen. Maar is daar na diens dood toch nog stevig op aangevallen.

Goed, misschien stond dit gegeven ook in de editie uit 1991 al, en was dit een herontdekking.

Wim Zaal, Valsheid in geschriften
Literaire vervalsingen en mystificaties

222 pagina’s
Aspekt, 2009

Zestig jaar in de beschaving ~ Wim Zaal

Bijna zijn hele leven al houdt Wim Zaal aantekeningen bij van wat er in zijn leven gebeurt. Deze autobiografie is op die notities gebaseerd. En dat kon weleens de gebreken verklaren.

Het spijt me om te moeten schrijven, maar Wim Zaal is als boekpersonage niet heel interessant. En gelukkig misschien ook maar voor hem, als mens, denk ik dan. Zijn persoonlijke ervaringen verschillen niet bijzonder van wat ook anderen al beschreven over vergelijkbare gebeurtenissen in de recente Nederlandse geschiedenis, laat staan dat ze zo bijzonder geformuleerd zijn ze een heel nieuw licht laten schijnen op het verleden.

Al kan ik niet oordelen over wat hij over de Katholieke kerk heeft te melden.

Maar het is ook weer zo dat deze problemen alleen opvallen in contrast met de wel zeer geslaagde elementen van het boek.

Zaal was het grootste deel van zijn leven een letterknecht, zonder dat ik daar iets laatdunkends mee bedoel. Zijn kracht was het schrijvers een podium te geven; of om auteurs te stimuleren. En vanuit die positie heeft hij ze allemaal meegemaakt, in hun grootsheid en in al hun talrijke kleinheden.

In zijn boek De buitenbeentjes werden al zesendertig prachtige portretten van auteurs verzameld. En ook aan Zestig jaar in de beschaving zijn de schrijverslevens voor mij het interessantst. Doordat Wim Zaal zo ingevoerd is in al hun leven en streven.

Eén op de twee talenten ging teloor, zo schrijft hij terloops. Het schrijversschap is niet iets harmonisch, of vanzelfsprekends.

En het blijft vreemd, zelfs al weet ik dit best, om te beseffen dat de mooiste boeken weleens door de ergst verknipte types geschreven kunnen zijn.

Wim Zaal, Zestig jaar in de beschaving
175 pagina’s
Uitgeverij Aspekt, 2002