Kapellekensbaan | 260 t/m 389
Louis Paul Boon

Normaal was het wel klaar nu. Ik las de roman De Kapellekensbaan en vormde daar enkele ideeën bij. En over enkele dagen verscheen er dan op mijn andere weblog een kort en persoonlijk gekleurd recensietje.
Dat ik gemengde gevoelens heb over het boek maakt daarbij nog niet eens zo veel uit. Mijn precieze gedachten krijgen vaak pas vorm tijdens het schrijven van een reactie, opmerkelijk genoeg. Waar ik me nu bijvoorbeeld niet kan voorstellen een uitgesproken mening te hebben over Boon’s klassieker, kan zich tijdens het maken van een boeklogje wel degelijk ineens een mening ontvouwen.
Maar ik wacht nog even.
Het vervolg, de roman Zomer te Ter-Muren, zit binnen hetzelfde kaft. En zo’n vervolg heb ik eigenlijk nog wel nodig nu. Want daarvoor riep De Kapellekensbaan te veel vragen bij me op.
De eerste helft van dit boek vond ik meesterlijk, bijvoorbeeld in zijn contrast tussen de snelheid waarmee de levensgeschiedenis van Ondineke werd geschetst en de traagheid en schijnbare herhaling in de andere romanelementen — er worden drie separate verhalen verteld.
In de tweede helft van het boek lijkt ineens alles traag. En dat verveelde me juist. Bovendien is het einde nauwelijks een einde te noemen.
Dus lezen we eerst nog even door. En schrijf ik misschien wel een boeklogje, al was het slechts om de gedachten te bepalen, maar dan zonder de plicht dat online te moeten zetten. Omdat alles nog helemaal anders kan zijn.
[ volg al mijn gedachten over De Kapellekensbaan | Zomer te Ter-Muren hier ]
[x]#9907 fan zaterdag 10 maart 2012 @ 11:30:05