What We See When We Read ~ Peter Mendelsund

► door: A.IJ. van den Berg

Moet een boek enkel worden afgerekend op wat er in staat, of dient in het oordeel vooral door te wegen wat er allemaal in ontbreekt?

Dat dilemma is hier vaker gesignaleerd. Vandaar dat ik ook niet pretenderen wil op boeklog meer te bieden dan persoonlijke impressies. Als een boek mij tegenvalt, zegt dat niet direct iets; ieder ander kan zo’n zelfde uitgave best verrijkend vinden. Want niet iedereen houdt er een leesdagboek op na.

Toevallig heb ik dan op dit weblog alleen nog al eens hardop nagedacht over wat er zoal speelt bij het lezen. Helemaal onbevangen zal ik nooit meer zijn als een ander probeert om me langs zo’n onderwerp te leiden.

En What We See When We Read was dan weliswaar een grafisch zeer fraai uitgevoerd boek, met meer illustraties nog dan tekst haast — Peter Mendelsund ontwerpt normaliter onder meer boekcovers — alleen ontbrak mij er te veel aan. Mendelsund bleef me te zeer hangen in een vrij oppervlakkige verkenning van wat lezen is. Waarbij hij zijn kennis nogal eens leende ook van mij al bekende autoriteiten.

Zijn uitgangspunt was de vraag wie of wat wij zien als we over Anna Karenina lezen; terwijl Tolstoj deze vrouw toch amper beschreven heeft.

Waarbij een conclusie dan luidt dat elke lezer zich waarschijnlijk iets anders verbeeldt. Alleen wist de oude Lichtenberg dit in de achttiende eeuw al. Elk leest in een boek wat hij of zij daarin lezen wil. Wegen bovendien bij alles strikt persoonlijke ervaringen en ieders wel heel particuliere kennis mee.

Is het ook nog zo dat er geen schrijver is die personages of handelingen volledig beschrijft; een boek wordt zelfs onleesbaar saai als de lezer zelf niets in te vullen heeft.

En hoewel Mendelsund’s openingsvraag geheel niet verkeerd is, begint voor mij daar het eigenlijke onderzoek pas. Maar doordat hij zich niet zo heel veel verder waagt — het boek eindigt met de blijde ontdekking dat auteurs metaforen gebruiken — zat ik me haast te ergeren dat hij de hele tijd zo dralen bleef op het opstapje naar de voor mij interessantere hoogten.

Want, wat zien we dan als we over abstracties lezen die een naam hebben gekregen, zoals atomen, of elektronen? Is talent hebben voor wiskunde niet allereerst een vorm van kunnen kijken, zoals weleens op boeklog betoogd?

En ook, wat horen we als we lezen? Er bestaat een merkwaardige connectie, bijvoorbeeld bij het leren van een taal, tussen klank en beeld. Lezen van een boek in zo’n vreemde taal wordt aanzienlijk makkelijker als het inmiddels lukt om de klanken daarvan te verstaan. Maar omgekeerd helpt het lezen juist ook mee bij het beter horen en begrijpen.

Zwijg ik nog over boeken die slecht lezen omdat de zinnen ieder ritme ontberen.

Mendelsund komt weliswaar zijdelings even terug op andere zintuigen dan het zicht, in een hoofdstukje over synesthesie. Alleen blijft ook die verkenning te zeer aan de oppervlakte.

Dus nee. Mendelsund zette me hoogstens aan om Onzichtbare steden van Italo Calvino weer eens te willen lezen; door zijn verwijzingen naar dat boek. Omdat Calvino in die roman tientallen verschillende steden lijkt te beschrijven, terwijl hij het daarbij in werkelijkheid best over slechts éen stad kan hebben gehad. En leg dan toch eens uit hoe of dat kan.

What We See When We Read is door de zeer aanwezige vormgeving dus eerder een bewonderenswaardig object dan een fijn leesboek over lezen.

Voor mij.

Peter Mendelsund, What We See When We Read
448 pagina’s
Vintage, 2014

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden