Excentriciteit van het wiel ~ William H. McNeill

De Canadese historicus William McNeill, die met een prettig ruime blik naar de geschiedenis kijkt, won in 1996 de Erasmusprijs. En zoals het gaat met prijzen komt er dan vaak een feestbundel uit. Of een boek met hoogtepunten uit het werk van de titularis, dat het brede publiek kan dienen als inleiding tot een oeuvre.

De excentriciteit van het wiel werd een boek met van beide enkele eigenschappen. Zo prijkt de openbare les er in die MacNeill gaf bij aanvaarding van de prijs, plus een interview. De rest van de bundel werd voor de gelegenheid samengesteld door J. Goudsblom en G. van Benthem van den Bergh. Waarbij mij meteen opvalt: hé, dat zijn geen van beide mannen die aan een faculteit geschiedenis werk[t]en.

De historici hier houden zich blijkbaar liever bezig met het samenstellen van canons, met alle pietluttigheden die de schoolkinderen moeten leren over de drassige rivierdelta waar ze toevallig wonen .

Mijn voorliefde voor grote geschiedenis, of wereldgeschiedenis — geef het beestje maar een naam, de strijd daarover is oninteressant — heeft te maken met een afkeer van een al te nationalistisch denken. Ik vind al te grote belangstelling voor éen gebied al gauw suspect; zelfs al is me ook duidelijk dat geen onderzoeker iets bereikt zonder passie over een onderwerp. Zodra er weer een Fries ook maar hint naar die Friese vrijheid van de Middeleeuwen denk ik steevast: als er in het gebied echt wat te halen was geweest, waren wereldlijke heersers elders er vast niet zo onverschillig over gebleven.

Aan De excentriciteit van het wiel vielen me mede daarom ook vooral de uitspraken op die bestaande waarheden prettig debunken. Als McNeill het werk van de historicus Bernard Lewis over de Islam bespreekt, valt hem bijvoorbeeld op dat deze de Kruistochten totaal onbelangrijk acht. Want, niemand in de omringende landen keek er van op dat Jeruzalem in de elfde eeuw weer onder Moslim-bewind kwam.

Zo bood zelfs deze bloemlezing meer van dat, of gaf het boek terloops nieuwe interpretaties van bekende gegevens. McNeill verbindt bijvoorbeeld het stormachtige karakter van de Noordzee, en de grote verschillen tussen de getijden, aan het gegeven dat zeevaarders uit de omringende landen zo veel successen oogsten elders op de wereld.

En zo was er meer.

McNeill was zelf dan weer nogal onder de indruk van het werk van Arnold Toynbee; met diens cyclische geschiedschrijving. Hij schreef ook een biografie over Toynbee. Om dan te merken dat dit boek besproken werd met de haat die Toynbee bij sommigen nog altijd opriep. Biografische bijzonderheden die McNeill had gevonden, werden vervolgens vaak tegen zijn onderwerp ingezet.

Zelfs zo’n episode leert dan weer de bekende les hoe weinig objectief andermans boeken doorgaans bekeken worden.

Maar het voornaamste dat ik van deze uitgave meeneem? Snel meer lezen van McNeill.

William H. McNeill, De excentriciteit van het wiel
En andere wereldhistorische essays

282 pagina’s
Bert Bakker, 1996

Naar een nucleaire wereldorde ~ Godfried van Benthem van den Bergh

Merkwaardig pamflet. En dan niet om het merendeel van de inhoud. Want de politicoloog Godfried van Benthem van den Bergh heeft op zich een gedegen overzicht geschreven van alle internationale afspraken die er na 1945 gemaakt zijn over wapenbeheersing.

Maar, de auteur heeft een these. En die luidt dat, hoe verschrikkelijk atoomwapens ook zijn, ze wel degelijk een groot nut hebben. Als afschrikwapen.

En zolang ze maar niet ingezet worden. Natuurlijk.

Want, als oorlog een te verschrikkelijk idee wordt om over na te denken, zal er alles aan gedaan worden die oorlog te voorkomen. Zoiets. Alleen vind ik die these wat in het luchtledige hangen. Omdat de voornaamste verdediging voortkomt uit hoe de geschiedenis verlopen is sinds 1945 — of eigenlijk vanaf de Cuba-crisis van 1962.

Al snel werd duidelijk dat een atoomaanval slechts een tegenaanval zou uitlokken. En dat daarmee slechts wederzijdse vernietiging zou volgen; ofwel mutual assured destriction [MAD].

Dus is Van Benthem van den Bergh allereerst pragmatisch, in zijn betoog. En is het kernwapen als de waakhond die nooit zal aanslaan, maar van wie de aanwezigheid volstaat. Daar kan ik moeilijk iets op tegen hebben. Behalve dan dat aan zijn these kleven blijft dat hij niet echt lijkt te hebben nagedacht over alternatieven. En ook dat het georganiseerde protest tegenover kernwapens door hem wel erg kort wordt afgedaan als irrelevant.

Het interessantst wordt dit boek nog als het probeert te beschrijven hoe de wereld er nu bijligt. Want, er zijn waarschijnlijk negen landen met atoomwapens. Vijf daarvan hebben zich verplicht aan het non-proliferatieverdrag, om het tal wapens niet uit te breiden — niet helemaal toevallig zijn dit de permanente leden van de VN-veiligheidsraad — en India, Pakistan, Noord-Korea en Israël doen dit niet.

Maar daar, waar het interessant wordt wat het bezit van kernwapens betekent als het ene land het andere bijvoorbeeld wil corrigeren op mensenrechten, dan schrijft de auteur daar wel pesterig weinig over.

Dus houd ik aan dit pamflet over dat het eigenlijk nadenken over dit onderwerp nog beginnen moet; dit was hoogstens een ordening van problemen.

Godfried van Benthem van den Bergh, Naar een nucleaire wereldorde
158 pagina’s
Mets en Schilt, z.j. [2008]

Niet leuk ~ G. van Benthem van den Bergh

Drie constanten vallen telkens op aan autobiografische boeken over depressie. De auteur heeft de ziekte inmiddels enigszins onder controle gekregen. Maar de schrijver heeft vaak lang en tevergeefs naar ‘genezing’ gezocht. Om daarbij telkens op te merken dat goede informatie ontbrak over zijn situatie. En omdat objectieve informatie niet te vinden was, kwam er dus een eigen boek.

En uit zo’n boek blijkt dan telkens ook dat iedereen telkens depressief is op zijn eigen wijze. Zoals Trudy Dehue trouwens al constateerde. Wat al die boeken toch ook weer subjectief maakt. En niet zelden plaatsbepalingen in de tijd.

Wat de politicoloog Godfried van Benthem van den Bergh over zijn behandeling schrijft in Niet leuk, maakt wel somber over de gezondheidszorg. Zelfs al speelden zijn problemen dan vooral eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Tegelijk zijn in de bijlagen de beschrijvingen opgenomen die de DSM IV wijdt aan manie en depressie — en daaruit blijkt onder meer éen van symptomen van depressie zou zijn dat iemand zich gedeprimeerd voelt. En wetenschappelijk gezien is het een doodzonde om het te definiëren verschijnel in de definitie op te nemen. Dus blijft de vraag hoeveel we inmiddels opgeschoten zijn.

Van Benthem van den Bergh maakte zeven jaar lang mee dat perioden van manie telkens gevolgd werden door diepe depressies van enkele maanden. Pas toen kon hij deze cyclus doorbreken, door Lithium te slikken.

Dat het zo lang duurde voor hij dit medicijn vond, kwam onder meer door de slechte voorlichting van zijn huisarts. Deze had hem gewaarschuwd dat met Lithium het schrijven heel wat moeilijker zou worden. En Van Benthem van den Berg moest het nu eenmaal hebben van zijn schrijfkracht in het werk.

Bovendien was hij eraan gewend geraakt dat hij in de eerste fase van zijn manie vrij goed recht kon zetten wat tijdens de depressieve periode daarvoor was blijven liggen. Dan schreef hij heel gemakkelijk. Tot de manie hem een overdreven vertrouwen gaf, alle zelfkritiek verdween, en hij te zeer in zijn eigen genialiteit geloofde. De kritiek van anderen op zijn werk riep dan slechts vijandschap op, bovendien.

Deed Van Benthem van den Bergh er ook vrij lang over voor hij leerde herkennen dat er een nieuwe cyclus begonnen was.

Meeste inzicht in zijn problemen kwam in eerste instantie nog door teksten van Simon Vestdijk — en dan vooral omdat deze zijn leven lang depressies had, en nooit adequate behandeling vond. Ondertussen werd wel van alles op hem uitgeprobeerd.

Vestdijk werd ooit bezocht werd door Adriaan Roland Holst, toen hij overdag in bed lag, met de gordijnen dicht.

Waarop Roland Holst niets beter wist dan te vragen hoe dat nu was, zo’n depressie. En Vestdijk antwoordde:

Niet leuk.

Nieuw voor mij was dat Simon Vestdijk nog geprobeerd heeft zijn ideeën over depressie in een roman te verwerken. De persconferentie heet dat boek. En dat is een Unvollendete. Mede omdat Vestdijk tevergeefs geprobeerd heeft om een leuk boek te schrijven over het probleem.

Dus ligt de keuze voor wat ik hierna lees voor de hand.

[ wordt vervolgd ]

G. van Benthem van den Bergh, Niet leuk
De wereld van depressie en manie
112 pagina’s
Mets en Schilt, 2004