Conversationalist ~ Onno Blom

Dertig jaar terug was het allemaal beter, in de uitgeverswereld. Al werd datzelfde argument dertig jaar terug ook al aangevoerd.

Oftewel, laat uitgevers terugkijken op hun arbeidzame jaren, en dan klinkt daar altijd de wrevel in door van dat het vak zo veranderde tijdens hun leven, en dat vrijwel geen van die veranderingen een verbetering was.

Toevallig is zo’n periode van dertig jaar ongeveer ook de tijd dat iemand nuttig werkzaam actief is.

Theo Sontrop [1931 — 2017] ging op zijn 63ste met voortijdig pensioen, leefde door tot afgelopen weekend, en was dus al 23 jaar geen uitgever meer. Wel bleef hij altijd lezen.

Sontrop leidde De Arbeiderspers tijdens de jaren dat deze uitgeverij precies de boeken uitbracht waar ik veel aan gehad heb. Als lezer. Niet eens door die reeks Privé-domein per se alleen — hoewel ik dankbaar moet zijn dat daarin zo veel tamelijk obscure buitenlanders werden opgenomen. De Arbeiderspers had ook een geweldige non-fictie reeks, onder de naam Synopsis. En ooit, toen ik nog tweedehands boekhandels afstruinde, was het zelden een waagstuk om nog weer een Synopsis-deeltje mee te nemen; ook zonder eerder van de schrijver te hebben gehoord.

Dus romantiseer ik het verleden nu ook even. Ongetwijfeld worden er op het moment even goede, of zelfs betere essays uitgegeven. Alleen ontbreekt mij daar dan het zicht op. Ik loop zelden nog een reguliere boekhandel binnen. En zelfs de boekenbijlagen in de kranten en tijdschriften interesseren me niet meer.

Er is al zo veel uitgegeven. En laat me dat toch vooral op mijn manier ontdekken.

Aan De conversationalist vielen me bovenal Sontrop’s laatste woorden op.

Weet je waar ik nu al boos over ben? Binnen afzienbare tijd ben ik er niet meer en dan zijn er allemaal dingen die ik niet gelezen heb. Niet aan toegekomen. Dat vind ik een afgrijselijke gedachte.

Want naar Theo Sontrop de lezer was ik vooral nieuwsgierig geworden, zonder daar nu heel veel van te krijgen in dit boek. De man had toevallig ook middelen van bestaan nodig, en vond die in de uitgeverij. En mede omdat schrijvers doorgaans niet de meest normale mensen zijn, kon Sontrop tal van anekdotes verzamelen over die boekenwereld.

Een klein deel van deze verhalen werd opgetekend door Onno Blom, die daarvoor vele malen naar Vlieland op audiëntie ging; het eiland ver weg van de Hoofdstad waar Sontrop zich in splendid isolation had teruggetrokken.

Maar wel met 13.000 boeken in huis.

Blom had het niet kunnen uitstaan dat Sontrop het uiteindelijk verdomde om zijn memoires te schrijven. Daarmee hoopte hij met die gesprekken nog iets vast te leggen over wat een actief deelnemer zoal was opgevallen aan het literaire leven in Nederland, tussen het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren negentig.

En dus mocht Sontrop klagen hoeveel slechter alles was geworden.

Schetste Blom terloops ook nog een kleine levensloop van Theo Sontrop in het boek — waaruit in de in memoriams deze week gretig geput is, zo viel me op.

Voor De conversationalist in de handel kwam, was het al eens uitgebracht als een nieuwjaarsgeschenk, van de uitgever, voor relaties. En goed, dan is dit niet helemaal een niemendalletje, dat geschenkboekerige kleeft er toch wel wat aan. Sontrop’s dood heeft deze uitgave alleen plots tot een document gemaakt. Wat het niet is.

Onno Blom, De conversationalist
insulaire gesprekken met gentleman en ex-uitgever Theo Sontrop

72 pagina’s
De Arbeiderspers, 2015

Fabeldier dat Komrij heet ~ Onno Blom

Aan de vormgeving van dit boek werd prettig veel aandacht besteed, bij de inhoud heb ik meer vraagtekens.

‘Schrijversprentenboek’, die titel van de reeks waarin het werk is uitgegeven, zal misschien ook wel de beste aanduiding zijn voor wat Het fabeldier dat Komrij heet inhoudt. Een echte biografie van Gerrit Komrij kan het niet zijn; daarvoor ontbreekt domweg een weging van wat hij allemaal schreef. En ook staan er wel erg veel gezellige plaatjes in van de man en zijn vriend, plus wie er zo al nog allemaal langswipte.

Blijft staan dat Gerrit Komrij een interessant genoeg leven heeft geleid om zelfs op keuveltoon besproken nog een aardig boek op te leveren. Zoals door die episode dat hij porno hielp uitgeven, of de strijd rond dat paleis in Portugal.

Verder biedt dit boek meer inzicht in een paar vetes die Komrij zelf veel beschroomder aanstipte in zijn laatste bundels opstellen Demonen en Vreemd pakhuis. Hier worden er wel namen genoemd.

Ook is er de onthulling dat Patrick Demompere, de Vlaamse boekhandelbediende die vernietigende boekrecensies schreef, wel degelijk een pseudoniem van Komrij was. Zoals trouwens al door deze en gene werd vermoed.

De belangrijkste waarde van dit boek voor mij is misschien wel nu weer reden te hebben delen uit Komrij’s oeuvre te herlezen. Maar eigenlijk deed ik dat ook zonder aanmoediging al.

zie ook alles van Komrij op boeklog

Onno Blom, Het fabeldier dat Komrij heet
Schrijversprentenboek 51

288 bladzijden
Uitgeverij de Bezige Bij, 2004

Grote zaal ~ Jacoba van Velde

Toen deze roman werd uitgekozen voor de jaarlijkse campagne ‘Nederland leest’ klonk er een luid geklaag. Want welk nut had het om van juist dit boek uit 1953 honderdduizenden exemplaren gratis uit te delen via de openbare bibliotheken?

Een klein meesterwerkje, en éen van de meest vertaalde en populaire boeken in het buitenland uit de Nederlandse literatuur, werd door deze klagers achteloos afgedaan als een bagatel. De titel werd bij voorbaat afgewezen omdat een roman over een oude vrouw in een tehuis vroeger nooit wat zijn kon. Voor de hedendaagse lezer.

Hadden tijdgenoten dit werk toen niet vooral gelezen als een aanklacht tegen de schrijnende armoede onder ouderen? En waren we daar inmiddels niet al lang van af?

Mede om die brouhaha in de media, en toch ook een beetje wel om de verwachte inhoud, duurde het enige jaren voordat ik er toe kwam om De grote zaal te lezen. Maar zelf lezen levert uiteindelijk de enige waarheid op over een roman. Voor even.

En toen bleek dit boek er éen te zijn met twee vertelstemmen. Die van de moeder, Trui van der Veen, een weduwe die enkele dagen na een attaque verward bijkomt in een rusthuis, op een zaaltje met vijf andere oude vrouwen. En die van de dochter, Helena; een vrouw die normaliter in Parijs woont, en die moest overkomen om zich over haar moeder te bekommeren.

Alleen is die oude vrouw beter af in dat rusthuis.

Dat levert dan weer het probleem op dat haar inkomen niet volstaat om het verblijf daar te bekostigen. Haar pensioentje van honderd gulden is onvoldoende. De sociale dienst zal moeten bijspringen, want de dochter, die daar anders voor zou worden aangeslagen, heeft geen vast of geregeld inkomen, en haar partner al evenmin.

En daarmee werd deze roman er dus ook éen over een ouder-kind relatie — omdat in die verhouding op een gegeven moment, als alles normaal verloopt, iets omklapt. Zij die hun hele leven kind leken te blijven in het gezelschap van hun ouders, moeten dan ineens gaan verzorgen. Terwijl er daarnaast dat eigen leven ook nog is.

Kan er nog van alles spelen tussen moeder en kind ook, zoals in deze roman; waarin de moeder haar leven als brave huisvrouw gesleten heeft, wat haar daarom wrokkig wantrouwig maakte over de eigenzinnige keuzes van dochterlief.

En dan zal het te simpel zijn om dochter Helana gelijk te stellen aan de schrijver Jacoba van Velde. Die, ondanks dat ze bijvoorbeeld Beckett’s toneelwerk in Nederland introduceerde, toch ook perioden van armoede gekend zal hebben in den vreemde. En voor wie de dood van haar eigen moeder in een rusthuis wel degelijk een aanleiding schijnt te zijn geweest om dit boek te schrijven.

Duidelijk aan de tekst is dat Jacoba van Velde de machteloosheid heeft doorleefd die iedereen overvalt als een naast familielid op een zaaltje in een instelling ergens ligt te lijden.

Mede door de onopgesmukte, directe stijl, van die twee dwingende verstelstemmen, viel deze roman zeker niet tegen. Hoogstens riekt het einde naar Schmaltz. En dan niet eens omdat een boek als dit wel eindigen moet met de dood. Nee, veeleer doordat eindelijk het besef rijpt bij de oude Trui dat het leven een eenzaam avontuur is, waar we allemaal doorheen struikelen — wat in het boek dan weer gespiegeld wordt in de verhalen van de medebewoners van dat tehuis.

Jacoba van Velde, De grote zaal
Met geïllustreerde, biografische schets door Onno Blom

125 pagina’s
Stichting CPNB, 2010

Halfgod verzamelaar ~ Gerrit Komrij

Er mist iets aan een boek dat wel over boeken gaat, en vervolgens slechts zelden over lezen. Voor mij dan. Ik vind inhoud belangrijker dan verpakking — al is er weinig mis met een prettige verpakking verder.

Toegegeven. In de reeks bespiegelingen die ik nog altijd hoor te wijden aan tien jaargangen boeklog moest er éen zeker gaan over het boek als bezit. Het Ding an sich. Zelfs al zette de voornaamste verschuiving in mijn thuisbibliotheek al in voor dit leesdagboek begon. Ik had al boeken weggedaan in de wetenschap die nooit meer in te zullen kijken. Ik was al van plan om enkel nog de titels te kopen waarvan ik zeker kon zijn die nog eens te willen lezen.

Omdat herlezen het enige lezen is.

Een eerste lezing bestaat ook altijd uit een weging.

En goed, dan koop ik soms wel degelijk boeken omdat dit dan de enige manier is om ze te lezen te krijgen. Eveneens bestaan er auteurs die wel zo zeer los vertrouwd zijn dat aanschaf van hun werken loont, zonder daar eerst kennis van te hoeven nemen.

Maar mij is de bibliofilie volkomen vreemd. Die stuwende drang tot de heb. Al helemaal als de tekst die zo’n boek bevat elders ook verkregen kan worden.

Gerrit Komrij was ooit éen van de weinige auteurs van wie ik blind bijna alles kocht dat uitkwam. Die status verspeelde hij met enig fictiewerk; dat ik domweg niet goed vond. Werd tenslotte ook zijn ooit zo bewonderde polemische werk wel erg mager van kwaliteit — de verpakking deugde altijd nog wel, alleen schortte het aan inhoud.

Dus kocht ik Halfgod verzamelaar niet. Mede omdat het een bloemlezing is uit eerder werk — dat grotendeels al een hele plank vult bij mij. En daarmee duurde het even voor dit boek me onder ogen kwam.

Samensteller, en biograaf, Onno Blom moet nogal onder de indruk zijn geweest van de verzameling boeken die Komrij om zich heen verzameld had in Portugal — die inmiddels deels verkocht is, en minder opbracht dan verwacht. Anders ontgaat me waarom nu net op dat aspect van de nadruk moest komen te liggen uit alles wat Gerrit Komrij over boeken schreef.

Al is vanzelfsprekend aardig dat Komrij in de loop der jaren nogal wat heeft afgezucht over zijn verzameldrang. Meerdere keren ook werd dat bezit drastisch teruggebracht. Een verhuizing wil nog weleens voor opruiming zorgen. Een landverhuizing doet dat helemaal.

En helemaal alleen over de bibliofilie gaat dit deze bloemlezing vanzelfsprekend niet. Gerrit Komrij heeft ook weleens iets polemisch geschreven over aanvallen op de vaste boekenprijs. Hij weerde zich aan het eind van het leven bovendien tegen de azijnpissers die het internet de doodsteek van alle cultuur noemden. En hij spotte met iedereen die de dood van het boek aankondigde.

Mij stond er alleen veel te weinig in over wat een boek kan brengen — naast dat bezit — om werkelijk aardigheid te hebben aan deze uitgave.

Eén tekstje was het maar dat me onverwacht trof. Mede omdat aan dit o zo herkenbare gevoel nog eens een beschouwinkje gewijd moest worden, in het kader van tien jaargangen boeklog.

Omdat ook ik nog eens dien te reflecteren over mijn omgang met het teveel, dat zo kleeft aan deze tijd.

scheiding

Jaren later

Ik zie je zitten, kleine en ongevaarlijke jongen – en je leest. Altijd als ik je zie zit je ijverig te lezen. Je leest bij de kachel een boek over sterrenkunde en onder de perenboom een Havankje en ik bewonder je concentratie. Je leeft in een andere wereld. De letters kneden je hoofd. De kachel binnen en de perenboom buiten zijn inwisselbaar, alleen jij bent het middelpunt en de kalmte zelf.

Ik denk aan hoe ik nu lees en aan het contrast tussen mijn wereld en de jouwe. Nerveus blader ik in een boek en mijn gedachten worden door het geringste afgeleid. Ik lees een zin en moet alweer stoppen omdat een wolk van associaties mijn aandacht vertroebelt. Ik moet vaak en snel lezen, en half, of alleen maar de flaptekst. Ik lees ook steeds vaker wat op een scherm staat, ongedurig zwenkend van de ene tekst naar de andere. Een letterschuimer, een beeldpiraat.

Tabee, licht geurend papier, rust braaf uit in je stal.

Mijn lezen vindt plaats in een wereld van onrust en ongeduld, van schon dagewesen en lichtflikkeringen. Zelden neemt een tekst me nog op sleeptouw. Ik geloof niet meer in al die teksten.

Gerrit Komrij, Halfgod verzamelaar
Een boek over boeken

Met een nawoord van Onno Blom
332 pagina’s
De Bezige Bij, 2012

Schrijvers op reis ~ Privé-domein gaat op vakantie

Een kleine honderd deeltje privé-domein zijn er inmiddels geboeklogd. En dat had een reden kunnen geven om eens een wat langere beschouwing aan deze serie egodocumenten te wijden. Alleen lukt me dat niet. Over een serie is weinig anders meer te melden dan dat niet elk deel dezelfde kwaliteit heeft.

Bovendien is de betekenis van de serie privé-domein al even verandert — wat misschien mede komt omdat de uitgever de reeks heeft laten versloffen. Het meest recente deel, Schrijvers op reis, waarin een reeks aan Nederlandse en Vlaamse auteurs die toevallig een band hebben met De Arbeiderspers een verhaal of fragment publiceren, is op geen enkele manier een hoogtepunt te noemen.

De ondertitel ‘Privé-domein gaat op vakantie’ lijkt me zelfs leugenachtig. In weinig verhalen speelt vakantie namelijk een rol. Een verblijf even elders, à la. Daarmee houdt het gauw op.

Vrijwel geen van de auteurs is trouwens ook onderweg — voor mij altijd het belangrijkste deel van een vakantie — bijna iedereen is al op zijn of haar bestemming; en gauw ietwat losgeslagen daar, doordat in den vreemde zo veel vertrouwds van thuis moest worden losgelaten.

Privé-domein diende me ooit om schrijvers te leren ontdekken. Opname in de reeks alleen al was een aanbeveling. Lang geleden.

Vandaar toch dat ik Schrijvers op reis probeerde. Wellicht dat uit deze verzameling een interessante nieuwe stem zou opklinken die me naar een tot nu toe genegeeerd oeuvre leiden kon. Maar zo’n ontdekking zat er niet bij.

En ja, dat zegt evenveel over mij als lezer, of meer wellicht, dan over de opgenomen auteurs.

Dus blijf ik de deeltjes privé-domein koesteren die me kennis lieten maken met iets, in de jaren tachtig, dat me toen de toegang ontsloot tot wat veel groters. Canetti’s Wat de mens betreft. Handke’s Last van de wereld.

Dus is er de wetenschap ook dat er deeltjes privé-domein bestaan die ik nooit zal lezen, omdat ik die uitgaven al in de oorspronkelijke taal bezit; en daardoor nooit als onderdeel van die Nederlandse reeks heb kunnen zien.

En dus staat de vervelende constatering nog altijd die al deze jaargangen boeklog me bracht: dat heel veel deeltjes privé-domein merkwaardig bescheten bloemlezinkjes zijn van veel grotere egodocumenten. Wat het ook heel moeilijk maakt om nieuwe uitgaven in de reeks werkelijk nog onbevangen in huis te halen.

Schrijvers op reis
Privé-domein gaat op vakantie

264 pagina’s
De Arbeiderspers, 2013
Privé-domein nr. 276