Bestaan als verleiding ~ Emil Cioran

Op de achterflap van dit boek wordt E.M. Cioran een wonderlijke mengeling genoemd van Nietzsche en Meister Eckhart. Ik lees die uitspraak nu pas, direct voor het schrijven van dit boeklogje. En ik ben het daar ook meteen niet mee eens. Goed, overeenkomsten met Nietzsche zijn er zeker, want Cioran toont zich regelmatig een filosoof met een hamer. Maar juist dit leek me toch geen boek van een mysticus. Integendeel zelfs.

Tegelijk kan die blijkbaar zo aanwezige mystieke kant wel verklaren waarom eerdere pogingen om me in Cioran te verdiepen zo weinig opleverden.

Mijn idee over La tentation d’exister is in elk geval dat het me een nogal Frans boek lijkt. Zelfs al stamt E.M. Cioran [1911 – 1995] dan uit Roemenië. En met Frans bedoel ik dan dat er telkens over grote woorden wordt geschreven, en de abstracties waar deze woorden voor staan. Maar in tegenstelling tot de schrijvers van het merendeel van de boeken uit deze traditie, wordt Cioran wel concreet. Bij tijden. En is hij niet vervelend. Doorgaans.

Cioran reikte me ook te veel aan om in éen keer te kunnen verwerken. Bestaan als verleiding is een boek dat ik de komende jaren regelmatig zal moeten herlezen. Dit komt mede omdat er vele vragen in worden geformuleerd, en dat antwoorden meestal uitblijven.

Maar om dat nu mystiek te noemen…

Zelfs het essay over ‘De omgang met mystici’ lees ik niet als een pleidooi voor mystiek, maar juist als waarschuwing voor het omgekeerde. Men moet niet enkel vertrouwen op de rede. Wat Cioran telkens doet in deze bundel, is vragen stellen over vorm en inhoud. Ons verstand, en de mogelijkheid om onze inzichten door te geven, hebben systemen opgeleverd om de werkelijkheid mee te lijf te gaan. Tegelijk slaan die systemen ons met blindheid; omdat ze zo makkelijk zonder verder nadenken kunnen worden toegepast. Sterker nog, het is een automatisme geworden om te willen systematiseren.

En dat nu, lijkt me wezenlijke kritiek.

Emil Cioran, Bestaan als verleiding
256 pagina’s
Historische uitgeverij, 2001
Vertaling door Maarten van Buuren van La tentation d’exister, 1956

Kikker gaat fietsen! ~ Maarten van Buuren

In De depressie-epidemie beschrijft Trudy Dehue dat een groot tal auteurs boeken heeft geschreven over zijn of haar inzinking. Opvallend aan die publicaties, hoe indrukwekkend ook, vindt zij wel dat geen van de schrijvers aan dezelfde kwaal lijkt te hebben geleden. Niet alleen deze paradox was mij al eens opgevallen. Er kleeft voor mij nog iets anders aan boeken waarin depressie een belangrijke rol speelt.

Het zijn altijd reconstructies. Beschrijvingen achteraf.

Alleen hun verschijnen al betekent dat de schrijver de stagnatie in diens leven wist te overwinnen. Hoe erg het geleden leed ook is, dat het in een boek beschreven kan worden, is meteen een grote relativering van de ellende. Een happy ending.

Een boek over depressie, over welk ander groot leed ook, is op zijn best een omsingeling van iets dat niet meer zo bestaat. Zelfs al kan het probleem terugkeren.

En dan moet gezegd, Kikker gaat fietsen! maakte indruk, alleen al door de verwoede pogingen die Maarten van Buuren doet om te achterhalen hoe het kan dat hij getroffen werd door wat hem trof. Hij wilde eerst ook niet geloven dat hij depressief zou zijn. Overwerkt, dat kon zeker. Zijn taken als hoogleraar Franse taal- en letterkunde eisten veel. Maar niets toch dat een strandvakantie niet weg zou kunnen nemen, zeker?

Acceptatie van de diagnose betekent namelijk ook nogal wat. Door de verschijnselen te benoemen die hem op het moment in die crisis kwellen, komt ook zijn verleden in een ander licht te staan. Depressie is niet als een beenbreuk, die even door een struikeling ontstaat.

Dus gaat Van Buuren in dit boek grondig op zoek naar de oorzaken van zijn lijden; om daarin aanzienlijk verder te gaan dan zijn geneesheren. Genetica speelt een rol, want uit wat voor gezin kwam hij niet. Tegelijk kan ook een opvoeding fnuiken; afkomstig uit het diepgristelijke Maassluis, vermoedt Van Buuren dat depressie onder Calvinisten weleens veel vaker kan voorkomen dan onder andere bevolkingsgroepen. En dan is er nog de uitkomst van al die nature en nurture: zijn karakter, met alle introvertie en perfectionisme, waardoor van alles storend kan gaan werken.

Zelf de tochtjes op zijn racefiets, die hij onderneemt om gezond te blijven, moeten zó, en niet anders.

En daarmee is dit boek ook meer dan alleen het opvallend levendige verslag van een ziektegeschiedenis, of een poging om uit te stippelen met welke beperkingen de auteur voortaan leven moet. Maarten van Buuren heeft volgens mij ook geprobeerd uit te vinden waar zijn kwaliteiten wegkomen, als wetenschapper en auteur. Want, dezelfde eigenschappen die hem daarin ten dienste staan, konden dus tegen hem werken; met depressie als gevolg.

wordt morgen vervolgd

Maarten van Buuren, Kikker gaat fietsen!
Of
Over het leed dat leven heet

251 pagina’s
Lemniscaat, 2008

Macht van de afwezigheid ~ Paul Valéry

Paul Valéry [1871 – 1945] tekende zijn leven lang ’s ochtends vroeg als eerste zijn gedachten op, ondersteund door koffie en sigaretten. Waarbij hij zich dan met de meest uiteenlopende onderwerpen bezighield. Naast dat hij dichter en filosoof was, bezat Valéry namelijk ook een grote belangstelling voor technologie, en wetenschap.

Die intellectuele inspanning gaf hem dan de rest van de dag het excuus om dom te mogen zijn.

De aantekeningen leverden zo’n 30.000 pagina’s aan Cahiers op, die ooit compleet in facsimile zijn uitgegeven. De publicatie in de Pléiade-reeks beperkt zich tot zo’n 3.000 pagina’s, waartoe Valéry zijn uitspraken in 31 rubrieken gerangschikt had.

Maarten van Buuren koos uit die 31 rubrieken er 3, voor deze bloemlezing. Die bevatten dan een deel van Valéry’s ideeën over “Kunst en esthetica”, “Poietica”, en die over “Geheugen”.

En die uitverkoren uitspraken zeiden me lang niet altijd even veel. Wat misschien door de afstand in tijd, en het toch ook door een aanzienlijk verschil in cultuur te verklaren is.

Het gedeelte “Kunst en esthetica” deed me bijvoorbeeld niets. Vrijwel alle uitspraken over bijvoorbeeld schoonheid waren me te beknopt, en daardoor te zeer losgezongen van de werkelijkheid.

“Geheugen” was al interessanter, al wreekte zich daarbij dat de kennis over het geheugen nu zo veel groter is als in Valéry’s tijd. Daar tegenover stond dan weer dat sommige aforismen wel aankwamen.

Het geheugen onthoudt wat bruikbaar is. Het zijn maakt bruikbaar wat het onthouden heeft. [230]

scheiding

Het geheugen is de toekomst van het verleden. [257]

Het hoogtepunt van dit boek was voor mij duidelijk het deel over Valéry’s poëtica. De “Poietica”. Omdat het daarin zo vaak gaat over schrijven, als proces. Omdat hij daarin bijvoorbeeld gedachten verwoordt die ook ik heb gehad, maar dan nog niet zo scherp.

Een lezer is nu eenmaal soms niet anders dan een reiziger die elders het eerst herkent wat hem al vertrouwd was.

Een literair werk vertegenwoordigt vooral het laatste moment van zijn totstandkoming, het moment waarop de schrijver het heeft herlezen en definitief als eigen werk heeft aanvaardt. [110]

scheiding

De echte schrijver is iemand die niet uit zijn woorden komt. En ze dus zoekt. En al zoekend betere vindt. [110]

scheiding

Het doel van het werk is zijn maker tot verbazing te brengen. [123]

scheiding

Wat de schrijver probeert te bereiken via het vele vallen en opstaan waarin hij zichzelf leert kennen, is de toestand waarin hij zich eindelijk kan laten gaan, de dag waarop hij kan doen waar hij zin in heeft.

Dat vergt wel een verduivelde hoop werk!

Pas na geduchte dressuur kun je de teugel vieren, pas als de machine klaar is het genoegen smaken dat je functioneert en eindelijk je energie nuttig kunt besteden. […] [134]

scheiding

Het algemene probleem van de literatuur is verbanden te leggen. [153]

scheiding

Steriliteit – ¾ van het beste werk gaat op aan schrappen. [154]

scheiding

Ik heb geen enkel belang om door de goden te worden geïnspireerd. Om door hen te worden gebruikt als fluit. En het is de plicht van een edele geest zich daar niet toe te lenen, om gaven te weigeren van een opgeblazen gever, die zijn lucht pompt in een derde en daarna net zo dom achterblijft als hij voordien was, in zijn aangemeten roem.

Het is nu eenmaal niemand opgevallen dat we uit onszelf evenveel onbenullige als mooie dingen naar boven halen. Het ik kiest uit het ik. [197]

scheiding

[…] Soms maak je onverschillig de dingen waarin je grootste kracht ligt, en sta je verbaasd dat dingen bewonderd worden en huizenhoog geprezen, die je maar heel weinig moeite hebben gekost.

Vandaar deze eigenaardige vraag: wat moet je achten, wat moet je minachten van wat je kunt? [198]

Paul Valéry, De macht van de afwezigheid
275 pagina’s
Historische uitgeverij, 2004
vertaling en inleiding door Maarten van Buuren

Maximen ~ François la Rochefoucauld

Het was fout van mij om eerst het toelichtende essay te lezen, van Maarten van Buuren, achterin deze bundel met maximen. Want daarin wordt uitgelegd dat veel uitspraken van La Rochefoucauld een receptuur lijken te hebben. En hiermee werden veel van de aforismen ineens wat voorspelbaar. Na het lezen van de eerste woorden was soms al bijna aan te vullen wat daarop volgen zou.

Tegelijk was het wel heel boeiend om de maximen eindelijk eens in een context geplaatst te zien. Zoals dat het bedenken van al die uitspraken over de mens een gezelschapsspel was, bijvoorbeeld. Waarmee iemand nog flink eer kon behalen, in bepaalde adellijke salons.

Maximen moesten aan drie voorwaarden voldoen. Het zijn beknopte uitspraken, over algemeen menselijke gedragingen, met een speelse pointe.

In de maximen van La Rochefoucauld [1613 – 1680] komt éen aspect naar voren dat tijdgenoten nogal schokte, volgens Van Buuren. Hij zag dat de christelijke deugdzaamheid niet zelden een façade was, waarachter nogal wat egoïsme schuilging. Wie zijn goede werken meedeelt, legt ook nogal wat nadruk op de eigen voortreffelijkheid.

Maar ik las dit boek niet als historische tekst. Ik keek slechts hoe veel van de maximen mij nu nog iets zeiden. En dan scoort La Rochefoucauld misschien iets minder hoog dan zijn latere opvolgers. Niet eens door de afstand in tijd. Maar waarschijnlijk eerder door de toespitsing op dat ene onderwerp.

    49
We zijn nooit zo gelukkig of ongelukkig als we denken.

scheiding

    265
Kleingeestigheid leidt tot halsstarrigheid. We accepteren niet gemakkelijk wat buiten ons blikveld ligt.

scheiding

    267
Het gemak waarmee we iemands schuld aannemen, zonder de toedracht voldoende te hebben onderzocht, is een gevolg van hoogmoed en luiheid. We willen een dader aanwijzen, maar willen niet de moeite nemen het misdrijf te onderzoeken.

scheiding

    487
Onze geest is luier dan ons lichaam.

scheiding
François la Rochefoucauld, Maximen
Bespiegelingen over menselijke gedrag

125 pagina’s
Historische Uitgeverij, 2008
Vertaling door Maarten van Buuren van: Maximes et Réflexions diverses