Macht van de afwezigheid ~ Paul Valéry

► door: A.IJ. van den Berg

Paul Valéry [1871 – 1945] tekende zijn leven lang ’s ochtends vroeg als eerste zijn gedachten op, ondersteund door koffie en sigaretten. Waarbij hij zich dan met de meest uiteenlopende onderwerpen bezighield. Naast dat hij dichter en filosoof was, bezat Valéry namelijk ook een grote belangstelling voor technologie, en wetenschap.

Die intellectuele inspanning gaf hem dan de rest van de dag het excuus om dom te mogen zijn.

De aantekeningen leverden zo’n 30.000 pagina’s aan Cahiers op, die ooit compleet in facsimile zijn uitgegeven. De publicatie in de Pléiade-reeks beperkt zich tot zo’n 3.000 pagina’s, waartoe Valéry zijn uitspraken in 31 rubrieken gerangschikt had.

Maarten van Buuren koos uit die 31 rubrieken er 3, voor deze bloemlezing. Die bevatten dan een deel van Valéry’s ideeën over “Kunst en esthetica”, “Poietica”, en die over “Geheugen”.

En die uitverkoren uitspraken zeiden me lang niet altijd even veel. Wat misschien door de afstand in tijd, en het toch ook door een aanzienlijk verschil in cultuur te verklaren is.

Het gedeelte “Kunst en esthetica” deed me bijvoorbeeld niets. Vrijwel alle uitspraken over bijvoorbeeld schoonheid waren me te beknopt, en daardoor te zeer losgezongen van de werkelijkheid.

“Geheugen” was al interessanter, al wreekte zich daarbij dat de kennis over het geheugen nu zo veel groter is als in Valéry’s tijd. Daar tegenover stond dan weer dat sommige aforismen wel aankwamen.

Het geheugen onthoudt wat bruikbaar is. Het zijn maakt bruikbaar wat het onthouden heeft. [230]

scheiding

Het geheugen is de toekomst van het verleden. [257]

Het hoogtepunt van dit boek was voor mij duidelijk het deel over Valéry’s poëtica. De “Poietica”. Omdat het daarin zo vaak gaat over schrijven, als proces. Omdat hij daarin bijvoorbeeld gedachten verwoordt die ook ik heb gehad, maar dan nog niet zo scherp.

Een lezer is nu eenmaal soms niet anders dan een reiziger die elders het eerst herkent wat hem al vertrouwd was.

Een literair werk vertegenwoordigt vooral het laatste moment van zijn totstandkoming, het moment waarop de schrijver het heeft herlezen en definitief als eigen werk heeft aanvaardt. [110]

scheiding

De echte schrijver is iemand die niet uit zijn woorden komt. En ze dus zoekt. En al zoekend betere vindt. [110]

scheiding

Het doel van het werk is zijn maker tot verbazing te brengen. [123]

scheiding

Wat de schrijver probeert te bereiken via het vele vallen en opstaan waarin hij zichzelf leert kennen, is de toestand waarin hij zich eindelijk kan laten gaan, de dag waarop hij kan doen waar hij zin in heeft.

Dat vergt wel een verduivelde hoop werk!

Pas na geduchte dressuur kun je de teugel vieren, pas als de machine klaar is het genoegen smaken dat je functioneert en eindelijk je energie nuttig kunt besteden. […] [134]

scheiding

Het algemene probleem van de literatuur is verbanden te leggen. [153]

scheiding

Steriliteit – ¾ van het beste werk gaat op aan schrappen. [154]

scheiding

Ik heb geen enkel belang om door de goden te worden geïnspireerd. Om door hen te worden gebruikt als fluit. En het is de plicht van een edele geest zich daar niet toe te lenen, om gaven te weigeren van een opgeblazen gever, die zijn lucht pompt in een derde en daarna net zo dom achterblijft als hij voordien was, in zijn aangemeten roem.

Het is nu eenmaal niemand opgevallen dat we uit onszelf evenveel onbenullige als mooie dingen naar boven halen. Het ik kiest uit het ik. [197]

scheiding

[…] Soms maak je onverschillig de dingen waarin je grootste kracht ligt, en sta je verbaasd dat dingen bewonderd worden en huizenhoog geprezen, die je maar heel weinig moeite hebben gekost.

Vandaar deze eigenaardige vraag: wat moet je achten, wat moet je minachten van wat je kunt? [198]

Paul Valéry, De macht van de afwezigheid
275 pagina’s
Historische uitgeverij, 2004
vertaling en inleiding door Maarten van Buuren

[x]