Geheim van De Telegraaf ~ Mariëtte Wolf

De Telegraaf is nooit een krant geweest die ik las. Netzomin kijk ik naar commerciële omroepen, of luister ik naar zulke zenders. Die richten zich allemaal op publiek waartoe ik niet behoor.

Het is makkelijk zo’n constatering tot een veroordeling te maken. Als ik het niets vind, is het ook niets, dat werk. Maar eerlijk gezegd laten de heel commerciële media me eerder onverschillig, dan dat ik er nu echt een mening over heb. Zolang er genoeg alternatieven zijn, zal ik er niet over klagen.

Al vind ik De Telegraaf wel ontstellend lelijk, met zijn drukke opmaak en potsierlijke typografie.

Neemt niet weg dat De Telegraaf me om twee redenen ook intrigeert. De eerste reden luidt dat de krant vakmatig heel goed is in het selecte tal gebieden dat aandacht krijgt. Gebeurt er eens iets onverwachts met een normaal mens, dan laat De Telegraaf zo iemand vaak als eerste of enige aan het woord, bijvoorbeeld.

De tweede reden is dat De Telegraaf wat apart staat van de rest van de kranten. Tenminste, dit was altijd zo, voordat de commerciële televisie en radio opkwamen, en er ineens ook wat doorstroming kwam. Wie voordien journalist werd bij De Telegraaf trad tot een soort sekte toe, waar wel verhalen over bestonden, maar eigenlijk nauwelijks iets over bekend was.

Die status aparte heeft verschillende oorzaken. Zo was daar lang de spreekwoordelijk kwade rol die de krant in de Tweede Wereldoorlog gespeeld zou hebben. Mariëtte Wolf gaat uitgebreid op deze periode in, en laat daarbij zien dat De Telegraaf vrij lang zeker niet fouter was dan de andere kranten die in Nederland verschenen tijdens de bezetting.

Eén van de voor mij verrassendste feiten uit dit boek was overigens dat alle krantenoplagen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gestegen. Iets was blijkbaar beter dan niets — en het bezit van een radio was door de Duitsers verboden.

Pas in oktober 1944 werd De Telegraaf een SS-krant, omdat de fanatiek Duitsgezinde zoon van de eigenaar het toen geheel voor het zeggen kreeg. Na de bevrijding mocht de krant vier jaar niet verschijnen, en dit gegeven alleen al zal bij velen de indruk hebben gewekt dat er weinig goeds was aan het blad.

De tweede reden voor de ongunstige reputatie van De Telegraaf bij buitenstaanders is de campagnejournalistiek die de krant bedreef tegen mensen en politieke partijen. Onder de huidige hoofdredacteur, en gezien de band van het dagblad met een shockblog als GeenStijl, zou die tendentieuze berichtgeving tegenwoordig trouwens weer opgang maken. Ik heb dat niet gecontroleerd.

Mariëtte Wolf gaat in dit boek — toch een dissertatie ook — naar mijn zin te weinig in op het waarom van zulke journalistieke keuzen, of welke regels daarbij spelen — danwel overtreden worden.

Het geheim van De Telegraaf is in de eerste plaats een bedrijfsgeschiedenis. Dit betekent dat het verloop van de geschiedenis buiten de onderneming grotendeels bekend wordt verondersteld, en de meeste aandacht naar binnen is gericht. Ondanks alle beperkingen die ik zo’n aanpak vind hebben — wie éen krant beschrijft, maakt misschien bijzonder wat ook bij andere bladen speelde — is dit wel een zeldzaam rijke bedrijfsgeschiedenis. Een rijkere ken ik eigenlijk niet, als het gaat om de Nederlandse mediahistorie.

Zeker de hoofdstukken over beginperiode van de krant, die toch ook zijdelings over de opkomst van de krant als massamedium gaan, zijn erg goed.

Bovendien is dit een zeer rijk en vol boek. Het werd bijvoorbeeld uitgegeven op een groot formaat, zodat oude voorpagina’s bijna leesbaar konden worden afgebeeld. Helaas is er wel voor gekozen om de broodtekst van het boek af te drukken in twee kolommen per pagina. Helaas, want, ik lees juist vrijwel geen kranten meer omdat ik geen teksten in kolommen naast elkaar zo vreselijk vind.

Mariëtte Wolf, Het geheim van De Telegraaf
Geschiedenis van een krant

565 pagina’s
Boom, 2009

In opstand ~ Alexander Cohen

Nederland heeft niet echt de traditie dat er autobiografieën en memoires worden gepubliceerd. Mede daardoor weet ik beter wat er in de Britse, of Duitse, en Franse literatuur aan boeiende zelfportretten te vinden is, dan welke Nederlandse schrijvers interessant zijn. Dus als iemand de herinneringen van Alexander Cohen [1864 – 1961] éen van de levendigste voorbeelden in het genre noemt, zegt me dat eigenlijk niets.

Maar degene die me aanzette om deze schrijver toch eens te verkennen, had gelijk.

Dit eerste deel van zijn tweedelige memoires loopt van Cohen’s jeugd in Leeuwarden tot diens uitwijzing uit Frankrijk, in 1893. Alexander Cohen werkte daar toen als onder meer als buitenlands correspondent voor het socialistische blad Recht voor allen, van Domela Nieuwenhuis. De contacten die hij zodoende had met Franse activisten maakten hem verdacht. Dus moest hij weg, ook al was er voor de verandering eens niets strafbaars om dat oordeel te verantwoorden.

Cohen had een harde kop. De verhalen over zijn kinderjaren in Leeuwarden, en zijn onvermogen later om zich in eenvoudige baantjes te schikken, bewijzen telkens niet anders. Dit boek leest in de eerste hoofdstukken als een deeltje Pietje Bell, maar dan realistisch, en met een Liwwadder accent, zo af en toe .

Zoals zo vele marginalen besloot Cohen dan maar naar Ons Indië te trekken, en nam hij als soldaat-schrijver dienst in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). De lezer weet dan al dat hij karakterologisch volkomen ongeschikt is voor de blinde discipline die daarbij van hem gevraagd zou worden. Dus verbaast het niet dat hij drie jaar van zijn diensttijd doorbrengt in arrest. Al zijn de details over dit verblijf in het gevang erger dan gedacht, en is de pietluttigheid van 19e-eeuwse legerofficieren en -rechtbanken nu niet meer voorstelbaar.

Eenmaal in Nederland terug, werd hij corrector bij Recht voor Allen. Om binnen een paar maanden ook hier gearresteerd te worden. Cohen had bij een intocht van koning Willem III geroepen: “Leve Domela Nieuwenhuis! Leve ’t socialisme! Weg met Gorilla!” Om aan de gevangenisstraf te ontkomen, vluchtte hij naar België, dat hem uitwees, en uiteindelijk naar Frankrijk.

Niet alleen bevat deze autobiografie dus genoeg bijzondere momenten, Alexander Cohen deed daar dan vaak ook nog iets goeds mee.

Zo leidde de ‘Gorilla-affaire’ tot een kleine beschouwing over de incompetentie van de Nederlandse autoriteiten. Voor de arrestatie van Cohen wist bijna niemand in Nederland dat Willem III in een anoniem pamflet tot Koning Gorilla was uitgeroepen. Nu legde de officier van justitie als eerste openlijk dit verband, waardoor de werkelijke majesteitsschennis eigenlijk door hem werd gepleegd. Bovendien raakte het publiek ineens geïnteresseerd in wat er dan wel op de koning was aan te merken.

wordt vervolgd

Alexander Cohen, In opstand
256 pagina’s
Andries Blitz, z.j. [1932]

Van anarchist tot monarchist ~ Alexander Cohen

Zelden een boek gelezen waarvan de titel zo weinig in overeenstemming was met de inhoud. Pas op de allerlaatste bladzijden komt Alexander Cohen [1864 – 1961] ertoe om uit te leggen dat zijn anarchistische principes iets uit zijn jeugd waren, en dat hij tegenwoordig wat anders denkt over politiek. Onderweg waren natuurlijk wel enkele veranderingen opgevallen; zoals dat hij ineens met tevredenheid voor De Telegraaf schreef; wat toen een blad voor de gegoede middenstand was. Over idealen gaat het alleen nog in het begin van het boek, dat nog in zijn anarchistentijd speelt.

Van anarchist tot monarchist is het directe vervolg op de memoires uit In opstand. Cohen belandde aan het slot daarvan als banneling in Londen. Het jaar was 1893. En dit boek begint ermee om te beschrijven hoe vreselijk hij het daar vond. Maar terug naar Nederland kon hij niet, vanwege die veroordeling wegens majesteitsschennis. En Frankrijk had hem net uitgewezen.

Het kostte tijd, en moeite, om die plooien weg te strijken. Uiteindelijk heeft Cohen in Nederland zijn gevangenisstraf uitgezeten. Ondanks dat de koning die hij als gorilla had bespot toen al negen jaar dood was, en hij makkelijk gratie had kunnen krijgen. Maar voor gratie was het nodig dat hij daar beleefd een verzoek toe indiende. En zo laag wilde Cohen niet zinken.

In de daarop volgende periode van zijn leven gebeurde er eigenlijk weinig opzienbarends, naar mijn verwende mening. Behalve dan dat Cohen de Franse nationaliteit aannam, en daarom vlak voor zijn vijftigste verjaardag nog verplicht was om dienst te nemen in het Franse leger, toen de oorlog uitbrak in 1914. Maar met wat inlichtingenwerk, vanwege zijn talenkennis, en om een ziekte daarna, viel deze episode ook weer mee. Die duurde slechts een maand.

Later werd wel zijn hele huis verwoest tijdens deze oorlog.

In Van anarchist tot monarchist wreekt zich dat dit herinneringen in anekdotes zijn, geschreven voor tijdgenoten; die geen biografisch woordenboek nodig hadden om alle namen te herkennen. Als Cohen eenmaal anarchist af is, verdwijnt ook de opstandigheid uit zijn leven. En misschien omdat hij journalist was, kleeft aan veel van wat hij in dit boek vertelt iets tweedehands. Want, dat bestaat veelal uit ervaringen van of met anderen.

Zo veel plezier als het eerst deel van de memoires bracht dit vervolg me niet. Al was het aardig om te zien hoe gekleurd en wijdlopig de journalisten schreven, vroeger, omdat er vrij wat van Cohen’s stukken uit de jaren twintig en daarvoor in dit boek zijn opgenomen.

Alexander Cohen, Van anarchist tot monarchist
Verluchtingen door Leo Gestel

431 pagina’s
Uitgeverij De steenuil, 1936