dit is het dossier:

Henk van Gelder

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Carmiggelt ~ Henk van Gelder

Henk van Gelder had een probleem, als biograaf. En dit is dat de echt opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van Simon Carmiggelt zo’n beetje ophouden als de Tweede Wereldoorlog eindigt. Carmiggelt was op dit moment 31. Hij zou toen nog 42 jaar leven, en daarbij steeds bekender worden.

Goed, dan was er die drank. En het gezin Carmiggelt kon ook niet zo goed met geld omgaan, hoewel er genoeg binnen kwam. De laatste tien jaar van zijn leven had hij bovendien nog een verhouding met Renate Rubinstein — waar bijna niemand iets van wist.

En toch moet Van Gelder in het slotgedeelte van dit boek kunstgrepen toepassen, als hij het over die laatste veertig jaar heeft. Hij legt dan bijvoorbeeld de dagelijkse cursiefjes die Carmiggelt schreef voor Het Parool naast diens leven. Dat is enerzijds slim, maar ik vond het wat jammer.

Misschien is het wel het standaardprobleem voor biografieën van een schrijver. Sommige aspecten uit diens leven zijn al heel interessant door de man in zijn werk opgenomen. De portretteur rest dan weinig anders dan dit oeuvre te wegen op het waarheidgehalte. Want als Van Gelder had moeten beschrijven hoe Carmiggelt al die jaren elke dag achter zijn bureau zat te typen, had dit evenmin iets bijzonders opgeleverd.

Tegelijk ben ik blij dit boek te hebben gelezen. Over die eerste 32 jaar van Carmiggelt’s leven is het gewoon erg goed. Helder van toon, prettig gedaan. Bijvoorbeeld, als beschreven wordt uit wat voor een gezin hij komt, wat de betekenis van de zo briljante broer Jan in Simon’s leven is, en hoe het journalistieke leven in elkaar stak, zo voor de Tweede Wereldoorlog.

En wat ik ronduit niet wist, was dat Carmiggelt en zijn broer vrij snel na de capitulatie in 1940 hun baan als journalist opgaven. Voor hen was de oorlog al in 1929 begonnen, schrijft Van Gelder. Dit maakte het onmogelijk om voor een krant te werken die Duitsvriendelijk zou moeten zijn.

Die daad van de broers Carmiggelt vond verder vrijwel geen navolging onder collega’s. Nu goed, het Friesch Dagblad hield prompt op met verschijnen. Maar de rest bleef keurig aan het werk.

Over dit soort dapperheid moet ik weleens nadenken, nu zo veel kranten in problemen zijn, en krantenmensen vooral rondtrompetteren hoe veel armer de samenleving wordt als zij de democratie niet meer bewaken.

Wanneer bewaakten zij wat precies dan, behalve hun eigen werkplek?

Henk van Gelder, Carmiggelt
Het levensverhaal

379 pagina’s
Nijgh & Van Ditmar, 1999

Dwalen door Amsterdam ~ S. Carmiggelt

Amsterdam. De hoofdstad van Nederland. Ik kom er graag. Nog liever ga ik er weer uit weg. Er is namelijk zelden een reden om er lang te verblijven.

Amsterdam deelt daarmee eenzelfde status als nogal wat steden in West-Europa. Ik ken er altijd wel min of meer de weg. En tegelijk weet ik ook dat er vast pittoresker of handiger routes zijn om daar van A naar B te gaan. Alleen ontbreekt het altijd aan de tijd, of de gelegenheid, om de plaatsen wel zo intiem te leren kennen.

Daartoe moet je ergens wonen voor langere tijd, en er je dagelijkse besognes hebben. Of beter nog: er opgroeien en naar school toe gaan.

Simon Carmiggelt kwam pas op zijn dertigste naar Amsterdam — wat laat is voor iemand die in Nederland toch zo met deze stad vereenzelvigd wordt. Het was toen oorlog. En in de hoofdstad was het voor hem veiliger dan in Den Haag.

En hoewel hij later in zijn columns vaak over de hoofdstad schreef, nam hij de meest plaatsgebonden van deze verhalen lang altijd niet op in de verzamelbundels die jaarlijks verschenen — waarvoor dan vijftig teksten gekozen werden uit een corpus van ongeveer tweehonderd.

Zijn biograaf, Henk van Gelder, vond dat een omissie. Hij maakte een bloemlezing op thema uit eerder verzameld werk en nooit gebundelde columns uit Het Parool. Die daarbij onder meer leerden dat het Amsterdam van Simon Carmiggelt zich zo ongeveer beperkte tot de Grachtengordel en wat straten daar omheen.

Als hij aan de hoofdstad dacht, dacht hij nou nooit aan een wijk als Buitenveldert.

Maar voegde het vervolgens toe, die bundeling op thema? Maakte het uit dat ik van een redelijk aantal ‘Kronkels’ de locatie kon reproduceren?

Mij interesseerde eerlijk gezegd het tijdsbeeld meer dat Carmiggelt soms onbedoeld had vastgelegd. Zoals wanneer hij de straat oversteekt en daarbij het rode verkeerslicht negeert. Wat hem prompt op een boete komt te staan van twee gulden vijftig; contant te voldoen bij agent die de overtreding constateerde.

En dat hij dan wisselen gaat bij een kiosk, om gepast te kunnen betalen.

Zo ook is er een eerste rit met de metro — daar waar Carmiggelt meestal wandelde, de tram nam, of een taxi.

Over de opmars van de auto in de stad, of over hoe het is om er te fietsen evenwel niets.

Chroniqueurs is het ook zelden om een totaalbeeld te doen.

Dwalen door Amsterdam bleek interessanter om de columns die ik nog nooit eerder las — die doen vermoeden dat de archiefleggers van Het Parool schatten moeten verbergen — dan om de teksten die ik begroeten mocht als oude bekenden.

Onbekendheid met iets doet toch echt wel beter kijken. Vanwege de verrassing soms.

S. Carmiggelt, Dwalen door Amsterdam
samengesteld door Henk van Gelder
180 pagina’s
De Arbeiderspers, 2013