Dagboek Parijs-Berlijn ~ Witold Gombrowicz

Het Dagboek Parijs-Berlijn is gewoon de tekst uit de jaren 1963 en 1964 zoals die in het integrale Dagboek staat van Witold Gombrowicz. Dat integrale dagboek las ik ook, in Engelse vertaling. En daarover dra meer. Toch heb ik daarnaast deze publicatie doorgenomen.

De eerste reden was niet om de hoofdtekst, maar om de aankleding eromheen. Zo heeft vertaler Paul Beers in deze uitgave een interview gepubliceerd dat hij in 1967 afnam aan Gombrowicz.

Verder zijn de voorwoorden opgenomen uit de Duitse en Franse edities van het losse dagboekje. Die Duitse uitgave verscheen het eerst. Waardoor Gombrowicz in de Franse editie kon reageren op de verbijsterde reactie in Duitsland dat hij, hun gast, kritiek had durven uiten op zijn verblijf aldaar.

Overigens had ik niet zo gespitst hoeven te zijn op deze extra informatie. Wat saillant is aan die voorwoorden komt later ook nog in het integrale dagboek terug.

Gombrowicz kwam in 1963 naar Europa op uitnodiging van de Ford Foundation. Daartoe zou hij Argentinië voor altijd verlaten — het land waar hij in 1939 strandde en door de geschiedenis werd ingehaald.

De Poolse Argentijn bleef tot zijn dood in 1969 in Europa wonen. Zijn romans en toneelstukken hadden ondertussen brede erkenning gekregen. Er zal daarmee eindelijk enig geld zijn binnengekomen.

Bovendien vond Gombrowicz in deze periode de liefde, van de veel jongere Rita, waarmee hij na enkele jaren ook trouwen zou.

Een tweede reden om Dagboek Parijs-Berlijn te lezen, was om Gombrowicz ook nog eens in het Nederlands onder ogen te krijgen. Een vraag was namelijk of ik hem dan anders las. Misschien vielen me andere zaken op dan bij het lezen van de Engelstalige Diary waarin ik al weken bezig ben. Engelse vertalingen schijnen nooit de beste te zijn.

En nee, dit was niet zo. Bovendien wantrouw ik ook de Nederlandstalige vertaling wat. Misschien ten onrechte. Maar Paul Beers baseerde zich voor zijn versie op de Franse en Duitse vertalingen, niet op de Poolse oertekst.

Geen van beide versies vermocht het overigens om me nu heel bijzonder te boeien. Ik was al ruim een maand in Gombrowicz dagboeken bezig, en die zijn in het begin heel wat inspirerender dan tijdens de latere jaren; als alles eigenlijk wel zo’n beetje gezegd is, en het grote herhalen begint.

Een lezer heeft het namelijk nogal wat makkelijk dan een auteur. Wat hem een half leven aan werk en ideeën kostte, is in heel korte tijd door te nemen. Waarbij dan een vraag wordt of de waargenomen sleet bij de lezer is ontstaan, of die de auteur moet worden verweten.

[ lees al mijn gedachten over Gombrowicz’ dagboeken hier ]

Witold Gombrowicz, Dagboek Parijs-Berlijn
143 pagina’s
Moussault’s uitgeverij 1972
vertaling uit de Duitse en Franse edities door Paul Beers

Diary ~ Witold Gombrowizc

Dit boeklogje had in november 2012 horen te verschijnen, bijna vier jaar terug. Normaal ben ik vlotter. Er rees toen alleen een onoverkomelijk probleem bij het oordelen over Gombrowicz’ verzamelde dagboeken.

Want dat de vertaalde uitgave in éen band verscheen, is wat misleidend. Oorspronkelijk kwamen de dagboeken verspreid door de jaren in drie delen uit. En bij het lezen verschilde mijn oordeel over deze delen totaal.

In de periode 1953-1956, de jaren van het eerste deel, is Gombrowicz [1904 — 1969] nog een relatieve nobody. Een onbekende Poolse schrijver die in Argentinië woont; waar hij beland was op de laatste boot die toevallig net Polen verliet vlak voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Alle literaire successen die hij tot op dat moment beleefd had, waren vergeten; want zijn achtergebleven in zijn vroegere vaderland.

Die marginale positie gaf hem als auteur tegelijk ook een enorme vrijheid om te doen, en vooral om te oordelen. Dat boekdeel leest als een plaatsbepaling van hem in de literatuur. Daar kon ik zeer van genieten.

Tijdens de jaren 1961-1969, die in het derde deel van de dagboeken beschreven worden, zou hij internationaal doorbreken. Ineens is er daardoor wel geld. En Gombrowicz verruilde Argentinië voor Frankrijk.

En dat derde deel van de dagboeken zei me totaal niets. Daarin ontbreekt het eerdere vuur. Probleem daarop in 2012 bij het schrijven van een boeklogje bleek te zijn dat door mijn onverschilligheid over dat laatste deel de blijdschap over de eerste 280 pagina’s van deze uitgave amper meer terug te halen was. Dus deden mijn woorden toen geen recht aan de waarde die dit boek voor mij had.

Een schrijver beoordeel je aan het beste dat hij of zij te geven heeft.

Dus duurde het tot nu, vier jaar later, voor ik meende eindelijk in staat te zijn om onbevangen dat eerste dagboekdeel te kunnen herlezen. Inclusief de essays erna tegen de dichters, en tegen de heilige Poolse Nobelprijswinnaar Henryk Sienkiewicz.

Trad daarbij opvallend genoeg een nieuw bij-effect op. Gombrowicz was 49 jaar oud toen hij zijn dagboekfragmenten ging publiceren in het ballingenblad Kultura. En ineens zegt die leeftijd mij meer dan vier jaar terug. Want wie bijna vijftig is, oordeelt niet voor het eerst. Die heeft al eens conclusies moeten trekken; en die waarschijnlijk zelfs al eens moeten relativeren daarbij.

Mits er geen inmiddels gevestigde belangen te verdedigen zijn, natuurlijk. Als er dan nog vrijheid van denken mogelijk ís. Maar, zoals gezegd, die was er.

Dus genoot ik ditmaal nog meer van het essay tegen de dichters dan in 2012, ondanks dat me al half bekend was wat er komen zou.

Gombrowicz hield van poëzie, zo meldde hij daarbij. Alleen dan wel gemixt met andere, meer prozaïsche elementen, zoals in de drama’s van Shakespeare, of in het proza van Pascal en Dostojevski.

Why then does this pharmaceutical extract called ‘pure poetry’ bore me and weary me, especially when it appears in rhymed form? Why can’t I stand this monotonous, endlessly lofty singing? Why does rhythm and rhyme put me to sleep, why does the language of poets seems to me to be the least interesting language conceivable, why is this Beauty so unattractive to me and why is it that I don’t know anything worse as style, anything more ridiculous than the manner in which poets speak about themselves and their poetry?

[264]

En dan ging het mij niet zo zeer om de redenen waarom Gombrowicz een hekel had aan dichters. Ik las zijn woorden nu als een analyse van hoe een kunst zichzelf in een corset kan gorden, om daarbij dan zo te verstijven, dat er amper nog beweging mee mogelijk is.

En zulke gedachten zijn over meer kunstvormen te denken dan over de poëzie alleen. Geprezen zij de schrijver die het dan lukt om de lezer even over te halen dat ook te doen.

Tenminste, ik vind dat besef dan nuttig — zelfs al ben ik dan hier in dit publieke leesdagboek nog nooit verder gekomen dan wat vraagtekens over de merkwaardig heilige status van de roman.

Het eerste jaar uit Gombrowicz’ dagboeken heeft overigens ooit nog het motto geleverd waaronder mijn boeklog die eerste tien jaar opereerde:

Dus, oordeel niet. Beschrijf slechts uw reacties. Schrijf nooit over de auteur noch over zijn werk, slechts over uzelf in uw confrontatie met het werk of de acteur. Over uzelf heeft u het recht te spreken.

Punt is daarbij wel dat dit citaat hier niet stopt, en vervolgt:

Maar, over uzelf schrijvend, schrijf dan zo dat uw persoon aan gewicht, betekenis en leven wint, dat zij tot uw beslissend argument wordt. Schrijf dus niet als een pseudo-wetenschapper, maar als een kunstenaar. Kritiek moet even strak gespannen en vibrerend zijn als het werk dat zij aanraakt — anders laat zij slechts het gas ontsnappen uit een ballon, wordt zij tot een slachting met een stomp mes, tot ontbinding, anatomie, graf.

En die woorden heb ik bij het motto gemakshalve indertijd maar weggelaten. Omdat me wel duidelijk was dat mijn boeklogjes te snel geschreven worden om meer te zijn dan aantekeningen in een nog net publiek medium ergens in een doodlopend steegje op ’t internet. Gekrabbel op een blinde muur.

Punt is ook dat als je naar andermans voorschriften gaat leven, zoals die van Gombrowicz, depressie op de loer ligt, en andere problemen die het simpele doen dan belemmeren.

Alles heeft een ideale vorm. Mag alleen die vorm tegelijk ook weer niet te heilig worden. Het beste boeklogje over Gombrowicz Diary was waarschijnlijk gewoon al de hele reeks aantekeningen, wekelijks op mijn andere weblog gemaakt in de herfst van 2012. Daar is slechts nu deze lang uitgevallen voetnoot aan toegevoegd, om tenminste éen openstaande verplichting eindelijk eens af te ronden; hoe knullig ook.

Witold Gombrowicz, Diary
translated by Lillian Vallee
783 pagina’s
Yale University Press, 2012

Pornografie ~ Witold Gombrowicz

Wanneer was ik in Gombrowicz? Vijftien jaar geleden? Eerder nog?

Kijkend naar mijn reactie nu op deze roman, moet ik concluderen dat het nauwelijks zin heeft om zijn fictiewerk nog eens in te kijken. Er is iets veranderd sinds de eerste keer dat ik dit boek las. En, omdat de tekst nog altijd dezelfde is, ligt de schuld daarvoor dus bij mij.

Terwijl De pornografie op het oog toch wel iets heeft… Er even van afgezien dat dit boek niets met sex te maken heeft, maar alles met geweld, en manipulatie.

De roman speelt zich af in Polen, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Alwaar een groepje mensen, onder wie twee kunstenaars, zich teruggetrokken heeft op een landgoed. Daar hebben ze luwte. Daar kunnen ze plannen beramen, tegen de bezetters.

Gombrowicz speelt in dit boek onder meer met een thema dat vaker voorkomt in zijn werk. De tegenstelling tussen jong en oud; tussen onschuld en gecorrumpeerdheid. Door de oorlogsomstandigheden is het contrast tussen beide groepen nog eens extra aangezet.

Maar goed, ik vond het allemaal zo ontstellend traag uitgewerkt. En zo ik niet begrepen zou hebben wat de schrijver allemaal bedoelde, dan werd me dat iets te nadrukkelijk ingewreven.

Ondanks dat Gombrowicz dit boek aanmerkelijk subtieler heeft opgezet dan ik het hier nu even schets, bleef ik toch de schema’s erachter zien. Waarschijnlijk omdat ik, door de niet zo vreselijk interessante bewoordingen, te veel tijd over hield om dieper over de inhoud na te denken tijdens het lezen.

Witold Gombrowicz, De pornografie
175 pagina’s
Athenaeum – Polak & Van Gennep 1987, oorspronkelijk 1964
vertaling van: Pornografia

Uit het dagboek van Witold Gombrowicz ~ Witold Gombrowicz

Gombrowicz schreef spottend het intro voor alle dagboeken van wie dan ook:

Maandag
Ik.

Dinsdag
Ik.

Woensdag
Ik.

Donderdag
Ik.

Maar daarom nam ik dit boek niet opnieuw ter hand. Het is tijd om Ferdydurke weer eens te herlezen. En ik herinnerde me dat Gombrowicz in dit dagboek op verschillende manieren terugkijkt naar dat boek. Zo zei het hem helemaal niets meer, zeven jaar nadat hij de tekst voor het laatst had ingekeken. Maar toch werkte de inhoud nog, in een hele andere cultuur, zo merkte de auteur, toen hij met hulp van vrienden het boek uit het Pools omzette naar het Spaans.

Terloops kreeg ik het motto aangereikt voor dit boeklog:

Dus, oordeel niet. Beschrijf slechts uw reacties. Schrijf nooit over de auteur noch over zijn werk, slechts over uzelf in uw confrontatie met het werk of de acteur. Over uzelf heeft u het recht te spreken.

Maar, over uzelf schrijvend, schrijf dan zo dat uw persoon aan gewicht, betekenis en leven wint, dat zij tot uw beslissend argument wordt. Schrijf du niet als een pseudo-wetenschapper, maar als een kunstenaar. Kritiek moet even strak gespannen en vibrerend zijn als het werk dat zij aanraakt — anders laat zij slechts het gas ontsnappen uit een ballon, wordt zij tot een slachting met een stomp mes, tot ontbinding, anatomie, graf.

En als ik toch aan het citeren ben:

Zij: ‘U hebt een makkelijk leven.’ Ik: ‘Waarom denkt u dat ik een makkelijk leven heb?’ Zij: ‘U hebt talent! U kunt schrijven wat u wilt en u ontvangt daarvoor erkenning en verschillende gemakken in het leven.’

Ik: ‘Maar weet u dan niet hoeveel moeite het schrijven kost?’ Zij: ‘Wanneer men talent heeft, valt iemand alles licht.’ Ik: ‘Maar ‘talent’ is toch een leeg woord; om te schrijven moet men iemand zijn, zonder ophouden aan zichzelf werken, zelfs met zichzelf strijden, het is een voortdurende ontwikkeling…’ Zij: ‘Ho, waarom zou u werken, wanneer u talent hebt. Wanneer ik talent had, zou ik ook schrijven.’

Tenslotte:

France zegt: talent is alleen maar groot geduld. Gide: talent is angst voor de nederlaag. Als talent angst en geduld is, ontbreekt het mij niet aan talent.

Witold Gombrowicz, Uit het dagboek van Witold Gombrowicz
176 pagina’s
Moussault’s Uitgeverij Amsterdam, 1967