Kening fan ’e junks ~ Eric Hoekstra

De ingrediënten voor een goed boek zijn in deze titel voorhanden. Neem een verhaal dat zich afspeelt in Groningen, een stad die ik behoorlijk ken. Maak van de hoofdpersoon een gewetenloos manupilator. Meng zijn gedrag met humor en steelse maatschappijkritiek. En laat al dit vertellen door een begenadigd schrijver. Zo munt Erich Hoekstra terloops in dit boek het woord ‘sleaupost’; het eerste aanvaardbare alternatief voor ‘snailmail’ dat ik ooit zag.

Kening fan ’e junks

Toch scoort dit boek bij mij hoger door de zichtbare belofte, dan de uiteindelijke prestatie. Zeker, deze schelmenroman heeft absoluut zijn momenten. Maar een redelijk aantal geslaagde en grappige scènes levert nog geen samenhangend boek op. De som is mij minder dan de delen. De pap om de krenten heeft geen smaak.

Zo blijft hoofdpersoon Desiderius Huizinga het hele boek lang éen-dimensionaal. Nu hoeft dit het probleem niet te zijn, want daardoor kan de auteur hem probleemloos in heel verschillende milieus manoeuvreren, om steeds de andere personages te gebruiken om de ruimte daar wel in te kleuren. Maar dit is te weinig gebeurd. Bovendien toont de hoofdpersoon zich wat al te wereldwijs. Hij verbaast zich werkelijk nergens over; en is hoogstens bang ontmaskerd te worden. En dat stelt de auteur dan schrijftechnisch voor het grote probleem diens eigen verwondering, die toch ook een aanleiding voor deze debuutroman moet zijn geweest, op een andere manier in het verhaal te verwerken.

In Kening fan ’e junks gaat het voor mij op twee fronten mis: in de uitwerking van die verbazing, en in de timing.

Het duidelijkst verliest dit boek aan tempo in de drie grote gesprekken, waarvan er twee zelfs dialogen zijn. Hoezeer die gesprekken dan ook van aard verschillen. Maar de hele vertelling staat dan bijna stil. Alle aandacht van de lezer richt zich op wat er gezegd gaat worden. Maar dan komt er te weinig; in elk geval lang niet genoeg om te begrijpen waarom de gesprekken bladzijdenlang moeten duren. Ook omdat ik vooraf de uitkomst kon voorspellen.

Bij het vormgeven aan zijn verbazing is Eric Hoekstra verder op het probleem gestuit dat volgens politiek activist Noam Chomsky ‘concisie‘ heet. Noem dit maar de straf van zijn intelligentie. Wat Hoekstra opgemerkt heeft, wijkt in zijn detaillering af van wat de goegemeente weet over de sociaalmaatschappelijke dienstverlening, en het management daarvan. Dus had hij zijn afwijkende standpunt hierover gedoseerder moeten presenteren. Bijvoorbeeld door eerst uit te gaan van wat de standaardverwachtingen zijn, en daar dan slinks van af te gaan wijken, waarna het groteske vervolgens geen probleem meer hoeft te zijn.

En daarmee kom ik weer terug op het belang van die timing.

Deze conclusies klinken waarschijnlijk harder dan ik ze bedoel. Maar aan het eind van dit boek schemert door dat Desiderius Huizinga weleens verdere avonturen kan gaan beleven. En mede gezien hoe Hoekstra op zijn weblog schrijft, denk ik dat hij tot veel meer in staat is dan uit deze roman blijkt. De schelmenroman, of de satire, legt alleen wel zijn eigen dwingende wetten op. Ik hoop enkele van die wetten hier in algemene zin te hebben kunnen aangeven. Omdat een eventueel vervolg met betrekkelijk weinig moeite heel erg goed zou kunnen worden. Een gewaarschuwd auteur kan diezelfde vertelwetten namelijk inzetten om de lezer ademloos door het verhaal te stuwen, in plaats van er zelf wat door overvallen te raken.

De Nederlandse samenleving, en de Friese daar weer in, smeekt ook om literair commentaar dat de blik van de lezer focust. Helaas vergt dat genre nogal wat meer dan het schrijven van een nauwelijks verholen autobiografisch werkje. Geen wonder dus dat de vaderlandse boekhandels altijd wel volliggen met romans die viezig kleven van het navelpluis, en echte boeken er zo node ontbreken. En nee, ik verwacht niet dat de komende nationale boekenweek daar verandering in aanbrengt. Ondanks het thema: ‘Scherts, satire en ironie’.

Eric Hoekstra, Kening fan de junks
112 pagina’s
Utjouwerij Bornmeer, 2007
ISBN 978 90 5615 150 8
prijs: € 15,–

* website van útjouwerij Bornmeer
* Eric Hoekstra’s weblog bij Farsk

NB: de naam van dit boek wijkt op het kaft af van die op het titelblad.


Leve het populisme | Weg met de Randstad ~ Eric Hoekstra

Twee pamfletten ineen biedt dit boek van Eric Hoekstra, die beide een eigen voorkant kregen. En het ene vond ik interessanter dan het andere — al komt dit mede omdat hier op boeklog al vele argumenten genoteerd staan die Hoekstra ook hanteert in éen van zijn aanvallen.

Leve het populisme biedt namelijk een systeemanalyse van het Nederlandse politieke wereldje, zoals hier ook weleens gegeven werd. Zij het dat ik mijn stellingen nooit zo netjes nummerde als Hoekstra.

Zijn analyse wijkt niet bijzonder af van de mijne. Kort gezegd komt die erop neer dat de grote politieke partijen hier bestuurspartijen zijn, die altijd meer naar elkaar kijken dan naar wat Nederland nodig heeft. Geregeerd wordt er nauwelijks. Geluld des te meer. Niet in het minst omdat de Nederlandse media zich zo geroepen weten om al wat in Den Haag gebeurt zo onnoemelijk veel belangrijker te maken dan het is.

Tegelijk is er nauwelijks oppositie. Want de partijen zonder regeringsmacht keren zich nu bijvoorbeeld juist vooral tegen Geert Wilders — die net als hen in de oppositie zit. Daarmee tonen D66 en GroenLinks volgens Hoekstra duidelijk aan tot de oude politiek te horen. En dus deel uit te maken van de verkalkte structuren.

Een opvallender uitgave vond ik Weg met de Randstad, omdat dit over een veel onbekender politiek taboe gaat.

In de Randstad wonen rond de 7 miljoen mensen. De meeste grote Nederlandse steden liggen in deze regio. Vrijwel alle universiteiten zijn gevestigd in deze Deltametropool. Er vindt de meeste economische activiteit plaats. Het landsbestuur is er gevestigd, en de grootste media hebben er hun hoofdkantoren.

Hierdoor heeft de legende postgevat dat het welvaren in alle andere regio’s in Nederland afhankelijk is van de steun die uit de Randstad komt. Terwijl nu net het omgekeerde opgaat.

De 10 miljoen Nederlanders die elders wonen, betalen grof mee aan de oplossingen voor de problemen die de 7 miljoen in hun mensenpakhuizen veroorzaken. Alle provincies buiten Noord- en Zuid-Holland en Utrecht zijn wingewesten voor die drie. En ze zullen dit nog lang blijven omdat het landsbestuur gedomineerd wordt door politici die uit de Randstad afkomstig zijn.

Eric Hoekstra was ooit even actief in de FNP — waarbij hij zoiets als partijgeweten en wetenschappelijk bureau tegelijk was. Waarom hij dat contact zocht, en of hij partijlid werd, is mij onbekend. Ik kan me voorstellen dat het interessant is even in de keuken van een politieke partij te kijken — zelfs als dit de Fryske Nasjonale Partij is.

Mij lijkt dat hij door die tijdelijke positie beter heeft nagedacht over wat de dominantie van de Randstad doet — of wat het taboe betekent dat die brute dwang nooit benoemd wordt — dan wat de problemen met de ‘oude politiek’ nu precies zijn. Weg met de Randstad is een doorleefder tekst dan het andere pamflet. De conclusies die hij trekt, en de onderzoekers die hij citeert, zijn inzichtelijker.

Elk miljoen dat niet in de Randstad wordt geïnvesteerd maar daarbuiten levert stelselmatig meer op.

Bijvoorbeeld.

De dominantie van de Deltametropool maakt dat de regio’s daarbuiten immer met een braindrain te kampen hebben. De vanzelfsprekende overmacht maakt velen zich op het moment met problemen bezighouden die alleen ontstaan omdat de ware oorzaak nooit benoemd wordt.

Het is nergens meer voor nodig om te veel mensen binnen zo’n beperkt gebied te concentreren.

* de pamfletten staan inmiddels ook online

Eric Hoekstra, Leve het populisme
Over regenten en hun critici

47 pagina’s
Uitgeverij Elikser, 2008
 
Eric Hoekstra, Weg met de Randstad
Laat de regio bloeien

44 pagina’s
Uitgeverij Elikser, 2008

Libje goed ~ Eric Hoekstra

Dit eigenste boeklog wordt door Eric Hoekstra terloops genoemd in zijn boek. Zulks zou Libje goed meteen voor serieuze bespreking diskwalificeren, maar al die stilzwijgende afspraken interesseren mij nu net helemaal niets.

Er komen bovendien honderden namen langs bij Hoekstra, waarvan de meeste een veel uitgebreider behandeling krijgen dan die twee zinnen aan mijn werk gewijd.

Wie komt er niet langs die iets in Friesland betekent?

Libje goed verscheen begin dit jaar in oervorm als een dagelijks weblog op de site van het literaire tijdschrift Farsk. En zoals weblogs door velen helaas blogs worden genoemd, heten aan blogs ontleende uitgaven weleens blooks.

Om Stephen Fry te parafraseren, soms weet je ineens zeker dat er niet genoeg kots in de wereld is.

Maar weblog of blook, die aanduidingen doen er niet vreselijk toe. Libje goed is een dagboek — maar zelfs in dat genre een uitzonderlijk dagboek, omdat het een plot heeft en een staand slot.

Uitleggen wie Eric Hoekstra is, of wat hij doet, vergt even tijd. De man is nogal actief. Laat me voor nu maar even volstaan met de droge opsomming: taalwetenschapper, Nietzsche-vertaler, schrijver, kunstenaar, mens. Al speelt in de loop van dit dagboek ook zijn nauwe betrokkenheid bij de Fryske Nasjonale Partij [FNP] mee. De Provinciale Statenverkiezingen vonden ook plaats eerder dit jaar, in de periode van dit dagboek.

Maar in hoeverre het nu een grap is dat hij partij-ideoloog genoemd werd?

Wel gaat dit hele boek op de achtergrond over een veel persoonlijker ideologie; over de principiële vraag wat toch goed leven is. Voor Hoekstra ziet zo’n leven er soberder uit dan gewoon wordt gevonden. De televisie blijft uit, de kachel staat laag, en verder weert Hoekstra zich binnen de alternatieve economie, door lokaal klusjes te ruilen met anderen.

Tegelijk ironiseert hij deze keuzes ook. Dit is door de onderkoelde humor en de lenige geest van de schrijver een eminent leesbaar boek, waar het om de behandelde onderwerpen ook drammerig had kunnen zijn.

De belangrijkste lijn in het dagboek is evenwel Hoekstra’s idee om tijdens de Week van de filosofie in een ton te gaan wonen, als was hij even Diogenes zelve. Ik vond dit vooral zo’n aardig boekje om de beschrijvingen van wat dit plan als gevolgen had. Of het nu gaat om de massale en internationale media-aandacht op zijn plannen, of om de directe reacties van het Leeuwarder publiek op die ton — beide zijn niet alleen amusant, beide zijn ook, om dat ouderwetse woord maar eens te gebruiken, leerzaam.

Eric Hoekstra, Libje goed
Op nei de tonne

174 pagina’s
Utjouwerij Bornmeer, 2007
isbn 978-90-5615-173-7

Sonnetten ~ William Shakespeare

Vertalingen zijn sneller ouderwets dan originelen, dat was éen reden om dit boek eens te lezen. Is Douwe Kalma’s (1896-1953) Friese vertaling van Shakespeares werk überhaupt nog te begrijpen? Want, bracht hij zijn tijdgenoten de oerteksten dichterbij?

Of vertaalde Kalma vooral deze klassieke gedichten om te kunnen zeggen hoe rijk het Fries wel niet is dat het zijn eigen versies van Shakespeare’s werken kent?

Ik vrees het laatste. Zelfs in deze vorm, in de moderne Friese spelling gezet door Eric Hoekstra, staan de vertaalde sonnetten verder van mij af dan de Engelstalige originelen. Hoewel die eeuwen ouder zijn.

Zoals Hoekstra in zijn inleiding aangeeft: Kalma vertaalt soms wat preuts. Maar dat is het niet. Ik heb meer het idee dat er bij de vertaling een galm en plechtstatigheid insluipt die de originelen niet hebben.

Waarschijnlijk komt dat omdat ik in mijn hoofd Shakespeare’s Engels vereenvoudig tot iets dat ik begrijpen kan. Maar toch. Als ik vertalingen van bijvoorbeeld Bert Voeten vergelijk met die van Kalma, dan helpt het Nederlands me om het Engels beter te begrijpen. Die Friese versies doen dat niet.

** Zie ook de website van ELF, waar de sonnetvertalingen weldra ook elektronisch beschikbaar komen.

William Shakespeare, De Sonnetten
yn de oersetting fan Douwe Kalma
208 pagina’s
Bornmeer & Stichting ELF © 2005