dit is het dossier:

Stan van Houcke

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

‘Dat blijft geheim’ ~ Stan van Houcke

Bij een verzameling van losse stukken is altijd de vraag of de delen elkaar versterken tot een geheel. Dat geldt helemaal als de inhoud over een langere tijd tot stand kwam. En ‘Dat blijft geheim’ uit 2006 besluit wel met een dan bijna twintig jaar oud interview.

Daar kwam bij dat het boek kansloos verramsjt is. Wat in het geheel niets hoort te zeggen, maar wel aangeeft dat niemand er op zat te wachten. Verwachtingen had ik door dit alles vooraf aan het lezen niet. Stan van Houcke had me vaak genoeg iets geboden om nog weer een boek van hem te proberen, maar heeft ook weleens wat geschreven dat me helemaal niet lag.

En misschien is dit wel de ideale instelling om aan een boek te beginnen; met het idee dat het prettig zou zijn als het meevalt. Wordt de vreugde des te groter als het gebodene heel goed is.

‘Dat blijft geheim’ bevat reportages over enkele streken en steden in Nederland. Oost-Groningen komt langs. De Friese klei. Het landschap langs de IJssel. Het Rotterdam van na het bombardement, onder meer. Stan van Houcke ging er telkens met de bandrecorder naar toe voor de VPRO-radio. Dit vermoed ik althans. Het enige wat ik op deze uitgave heb aan te merken, is het totaal ontbreken van een verantwoording. En het zal ook door die radio-achtergrond zijn dat Van Houcke steeds de stemmen van anderen inzet om zijn verhaal te doen. Dat andere geluid komt telkens van kunstenaars; dichters vooral, wat minder vaak schilders.

Dus is er telkens die frisse blik van Stan van Houcke, die veel voor het eerst ziet, en zo de wijde verten van Oost-Groningen rustig vergelijkt met die in West-Mongolië. En dan staat daarnaast telkens het geluid van een ander voor wie het landschap, of de stad, verweven is met de eigen geschiedenis, en dus het denken.

Die anderen, of dat nu beroemdheden zijn als Rutger Kopland, of onbekendere landgenoten, krijgen daarbij ook vaak opvallend de ruimte. De opgenomen citaten zijn soms pagina’s lang. Een gedicht staat er vrijwel zeker altijd in zijn geheel in.

Het zijn uiteindelijk de reportages samen die dit boek zo goed maken. Omdat er aan de ene kant vaak iets ongrijpbaars in de reportages zit dat ze universeel Nederlands maakt, terwijl ze tegelijk zo vaak gaan over lokale gewoonten.

Van Houcke schrijft in het slothoofdstuk dat de verzameling:

‘indirect een zoektocht [is] geweest naar zin en betekenis in een slecht of verkeerd begrepen tijd’.

En vervolgens krijgt schrijver Frans Kellendonk dan het woord, in éen van diens laatste interviews. ‘De gave des geloofs is mij nooit geworden’.

Nu staat er nog zo’n indrukwekkend stuk in, dat eerder een kunstenaar portretteert dan een stad of landschap. De reportage ‘Sterven met een heldere geest’ toont Arie Omar Visser, voor een groot deel in eigen woorden. Dit was een belezen heroïne-verslaafde, die moslim werd en afkickte. Een man die strakke verzen schreef, en nadacht.

De stofkeuze van de dichters van de laatste honderd jaar vind ik erg beperkt. Bij bijna allen gaat het alleen maar over treurigheid. Het enige dat ze doen is klagen. Dat doe ik natuurlijk zelf ook wel af en toe, maar mijn poëzie is toch afgeweken naar een heel ander veld, buiten het gebied dat doorgaans tot de dichtkunst wordt gerekend. Het is zo gemeen, zo oneerlijk. Je stelt jezelf op als dichter, je wilt beroeps zijn, je wilt ook nog onderhouden worden door je lezers en hun achterban. Als het een beetje goed is, dan zorgt de achterban dat er een sponsor komt, hetzij het rijk of via een sinecure, en als dichter heb je dus het lef om te stellen: ik ben dat waard. En het enige wat hij of zij dan doet is een vuilnisvat uitstorten over de lezer in de hoop of ik zou bijna willen zeggen in de zekerheid dat het herkend wordt. Dat vind ik valsemunterij. [132-133]

Dus is deze reportagebundel voor mij vooral een boek dat gaat over kijken, en zien — anders dan Van Houcke misschien bedoeld heeft. Maar lezen is dan ook een actieve handeling, waarbij de lezer zijn eigen keuzes maakt. Net als bij dat kijken. Of dat zien.

Stan van Houcke, ‘Dat blijft geheim’
Reizen door Nederland

272 pagina’s
Atlas, 2006

Overal ziet men zichzelf ~ Stan van Houcke

Paul Theroux is nooit in Mongolië geweest, in zijn reisboeken. Stan van Houcke bezocht dat land wel, als verslaggever voor de VPRO-radio. En hij schreef er impressies over op in dit boek. Bovendien is dat een bundel met reisreportages, die op verschillende momenten plaatsvonden; waar Theroux telkens éen lange reis beschrijft

Helemaal éen op éen is Overal ziet men zichzelf niet te vergelijken, met boeken als The Pillars of Hercules of Ghost Train to the Eastern Star; waarin veel van de zelfde landen voorkomen. En toch wil ik deze vergelijking wel trekken. Omdat er iets aan de reportages is van Stan van Houcke dat het werk van Paul Theroux inhoudelijk in de schaduw stelt. En hopelijk lukt me hardop denkend om te formuleren wat precies.

Beide mannen komen onderweg telkens met interessante mensen aan de praat. Maar de observaties die dit oplevert nemen nooit veel ruimte in — ze bevestigen ook vaak wat de schrijver al aan sfeer heeft gegeven. Is het ergens onprettig, dan geeft zo’n gesprekspartner daar de pas echt tekenende onaangename details bij.

Het grootste verschil tussen beide auteurs is waarschijnlijk dat Theroux weliswaar de moeilijkheden niet ontloopt, maar toch ook niet per se opzoekt. Terwijl Van Houcke de ouderwets journalistieke neiging niet kan onderdrukken naar de brand toe te lopen, om daar zelf te kijken. Zo is hij aan de Iraakse grens, als dat land wordt binnengevallen door het Turkse leger.

Van Houcke komt nooit ergens zomaar — daar is hij de man ook niet naar, gezien ook de titel. Toch speelt het toeval een rol. Maar niet hij, of zijn verblijf ergens, vormen de hoofdmoot van de reportage — wat hij aantreft, is dat wel.

En in de maat die dit boek biedt, werkte dat goed. Ik probeerde bijvoorbeeld eerder zijn werk De eeuwige oorlog, over het Palestijns-Joodse conflict, maar dat bleek me veel te dik; omdat er toch vrij veel voorspelbaar is aan de verhalen daar. Een reportage over Israel van 21 pagina’s, zoals in dit boek, kan ik wel goed aan. Mag daar nog rustig een verhaal van 24 pagina’s over de problemen in Libanon bij.

Heeft Paul Theroux tenslotte wel éen ding voor. Het raamwerk van die ene reis in dat boek maakt dat de reportages in het ene land schijnbaar vloeiend overgaan in het verslag over de volgende bestemming. Zijn boeken hebben een ritme, met climaxen, en rusten.

Een bundel met los werk als deze, waarbij het ene moment de armoede in Armenië beschreven wordt, en het volgende ogenblik de stagnatie in Portugal, blijft iets fragmentarisch houden. Scherven zijn het, waarvan de randen soms snijden; maar scherven ook waarvan het jammer is dat die tezamen niet iets completers opleveren.

Stan van Houcke, Overal ziet men zichzelf
269 pagina’s
Atlas, 1999