Culture of Complaint ~ Robert Hughes

Ik lees momenteel de verzamelde kunstkritieken van Robert Hughes. Of eigenlijk is dat al weken zo. Want het zijn er veel, en ze bieden het meest als er niet te veel ineens genoten worden. Wilde ik daarom toch even wat meer Hughes proeven, dus las ik dit boek tussendoor.

Dat was misschien een vergissing.

Culture of Complaint bevat de latere bewerking van een aantal lezingen die Hughes gaf in de New York Public Library. Die openbare lessen gingen over politieke correctheid, multiculturalisme, de holle leegheid van academische discussies, en de politisering van kunst.

Ik had goede herinneringen aan dit boek, of althans de Nederlandse vertaling ervan. Want, zoals een korte recensie op de achterflap luidde:

“Hij is kwaad op iedereen.”

Maar het punt is dat Hughes’ boosheid, of zijn zo Australische hekel aan valse pretenties, en zijn vermogen een fraaie zin te schrijven, hem ditmaal niet redden.

De tijd is weinig genadig geweest voor dit boek. Veel van Hughes’ argumenten zijn de afgelopen jaren bijvoorbeeld door anderen gebruikt in politieke campagnes. Zij het dan aanmerkelijk scheller en ongenuanceerder; zo niet alleen met de bedoeling om anderen compleet zwart te maken.

Dus zei Hughes’ betoog me weinig, omdat alles als bekend was.

En daarom waren het de zinnetjes die hem redden moesten.

Maar in die kunstrecensies staan er betere. Nu goed. Dat hij zich door het strikte verbod van zijn katholieke kostschool op masturbatie ging afvragen of een God die zich zo druk maakte over Robert Hughes’ zaadjes wel de moeite van het aanbidden waard was — gezien alle ellende verderop in de wereld — blijft een klassiek en hilarisch verhaal.

Robert Hughes, Culture of Complaint
The Fraying of America

210 pagina’s
The New York Public Library
Oxford University Press, 1993

Nothing If Not Critical ~ Robert Hughes

Het is een merkwaardig ding, zo’n dik en vol boek over beeldende kunst waarin toch alleen maar tekst staat. Maar eerder sprak ik al eens uit dat illustraties in een werk gauw de woorden overheersen. En als Robert Hughes’ beschrijvingen me intrigeerden, of wanneer ik een kunstenaar niet kende, was er altijd Google Image Search nog, om snel het gewenste beeldinformatie op te roepen.

In veel opzichten is Nothing If Not Critical een voorbeeldig boek. Een groot deel van de kunstkritieken daarin schreef Hughes namelijk voor het weekblad Time. Dit betekende onder meer dat hij niet al te veel voorkennis bij zijn lezers mocht veronderstellen.

Daarbij kwam dat een kunstkritiek — net als een boekbespreking — heel wat vaste elementen bevat, en Hughes nogal eens kunstenaars bij het Amerikaanse publiek moest introduceren. Slaagde hij er ondanks deze handicaps toch telkens in levendige en informatieve artikelen te schrijven, waarin ook droog heel wat eigenheid doorklonk.

Naast het werk voor Time publiceerde Robert Hughes langere essays voor The New York Review of Books, en The New Republic.

Goed aan een aantal van die stukken is dat hij oog kreeg voor de economische kant van kunst. Dat kon ook moeilijk anders, alleen al omdat de musea steeds verder gingen:

At forty-five, I am among the last generation that conducted its basic art training in empty museums, without ever thinking about the cost of their contents. [400]

De bubble begon voor Hughes toen in 1961 de Met $ 2,3 miljoen uitgaf voor Rembrandt’s schilderij ‘Aristoteles peinzend bij een borstbeeld van Homerus’. Het museum spande er een fluwelen touw voor, om het te onderscheiden van de andere Rembrandts, en het tijdschrift Time beelde het schilderij op de voorpagina af in een gouden kader, in plaats van binnen de gebruikelijke rode rand.

En toen bleek dat er veel publiek te porren was om musea te bezoeken, als die ‘absolute meesterwerken’ brachten, in megatentoonstellingen.

Waaraan dan weer toe te voegen, denk ik dan, is dat kunst zo’n markt voor speculanten werd, dat musea tegenwoordig de topstukken niet eens meer kunnen betalen.

Dus is het goed dat deze bundel twee kanten heeft. De oprechte bewondering van Hughes blijkt voor sommige kunst, en een aantal kunstenaars. En er staan kritische beschouwingen in over gehypet werk, en andere uitwassen.

Het boek bevat geen jargon bovendien. Wat een enorme uitzondering mag heten, in dit doorgaans zo onleesbare genre.

Robert Hughes, Nothing If Not Critical
Selected Essays on Art and Artists

429 pagina’s
Penguin Books 1992, oorspronkelijk 1990

Shock of the New ~ Robert Hughes

Boeken over kunst hebben wat mij betreft éen probleem. Zodra er afbeeldingen in staan, worden de woorden ernaast vrijwel overbodig. In elk geval gaat mijn aandacht dan niet meer meteen uit naar de tekst.

Bij The Shock of the New speelde nog iets anders. Deze uitgave is het boek bij een TV-serie uit 1980. En die hele serie heb ik onlangs bekeken; met dank aan de degenen die zulke klassiekers geheel illegaal online plaatsen. Daardoor moest de tekst niet alleen concurreren met de zo dominant aanwezige beelden ernaast, maar ook met mijn herinnering aan het bewegende beeld, en de voice-over.

Daarbij kwam dat het verhaal me eigenlijk daarvoor al bekend was. Spreek ik nog niet eens over de ontwikkelingen in de kunst. Robert Hughes laat zijn kunstgeschiedenis bijvoorbeeld begonnen met algemene geschiedenis, en hoe de wereld aan het eind van de negentiende eeuw veranderde door alle nieuwe technische vindingen. Het is heel moeilijk om mij daar nog iets nieuws over te vertellen.

Verder kwam dit boek me merkwaardig ouderwets voor.

Zo vindt Hughes het logisch dat kunstenaars abstracter gingen werken, terwijl ik niet per se in een noodzakelijke ontwikkeling geloof. Abstractie kwam in — dat valt natuurlijk niet te ontkennen — maar een causaal verband met alle technische vindingen in de wereld buiten de kunst hoeft er wat mij betreft niet direct te zijn. Tuurlijk, er was een stroming zoals het Futurisme, waarvan de beoefenaren de nieuwe werkelijkheid in hun kunst vastlegden. Maar het Futurisme leefde nergens, behalve in Italië, en in Rusland een beetje. Naast alle abstractie gebeurde er ook genoeg van een wat traditioneler aard in de kunst, en daarbuiten, waar Hughes dan weer geen enkele aandacht voor heeft.

Wat veranderden de mogelijkheden tot reproductie wel niet. Bijvoorbeeld. Maar kunstboeken gaan nu net nooit over toegepaste kunst, of de manieren waarop kunst verspreid wordt. Of over zoiets elementairs als wie er toch allemaal kunst kopen; en of daar misschien verandering in optreedt. Ook de kunstwereld volgt de markt, en geen markt werkt op aanbod alleen.

En zo ben ik hink-stap-sprong wat door dit boek gegaan. Het ging me steeds meer tegenstaan. Zo claimt Hughes in het voorwoord dan wel slechts een eenvoudig journalist te zijn, en geen expert. En toch vond ik hem bij tijden op een verkeerde manier autoritair.

Hielp zijn geregeld zo prettig sardonische humor verder niet.

Robert Hughes, The Shock of the New
Art and the Century of Change

424 pagina’s
British Broadcasting Corporation, 1980

Things I Didn’t Know ~ Robert Hughes

Robert Hughes beschrijft de voor mij interessantste periodes in zijn leven niet in deze autobiografie. Het boek eindigt als hij zijn leerjaren in de journalistiek heeft volbracht, en naar de VS trekt om voor Time over beeldende kunst te gaan schrijven. Eind jaren zestig.

Toen moesten al die TV-series over kunst nog komen die hij maken zou.

Toen waren evenmin de boeken er al die ik eerder van hem las.

Toegegeven, Things I Didn’t Know heeft een ouverture die er zijn mag. Al staat die geheel los van de rest van het boek. Het is of Hughes al bezig was met schrijven, en daarom besloot het ernstige auto-ongeluk dat hij had in 1999 mee te nemen in het verhaal.

Door de impact weet hij niet precies wat er misging. Behalve dan dat zijn auto een tegemoetkomende auto half frontaal raakte.

Hughes gebruikt dit beginhoofdstuk wel om aan te geven waarom hij Australië ontgroeid is. Voor de media daar stond namelijk vanaf het moment onomstotelijk vast dat hij dat ongeluk veroorzaakt had. Ook al werd de tegemoetkomende auto bestuurd door een crimineel, zaten er twee andere veroordeelde criminelen in als passagiers, en hadden deze vermoedelijk drugs gebruikt.

Een zuiver voorbeeld van Tall poppy syndrome. De hoogte van het maaiveld moet nu eenmaal geërbiedigd worden, volgens de kleinmensen onder ons.

Ook de hoofdstukken over zijn zo diep katholieke jeugd, die daarop volgen, zijn steeds gekleurd door opmerkingen over hoe weinig er eigenlijk was in Australië. Geen beeldende kunst van betekenis, bijvoorbeeld. Waardoor hij weliswaar makkelijk kunstredacteur kon worden, maar alleen al geen goede recensent kon zijn omdat hij nooit iets in het echt gezien had.

Dus lag het voor de hand dat Hughes vertrok. Naar Londen. Natuurlijk. Maar ook daar was hij nog niet op zijn plek. De uitnodiging om voor de Amerikaanse Time te komen schrijven, was als een reddingsboei die verder ronddobberen voorkwam. Alleen houdt vervolgens dit boek op, zoals gezegd, en moet ik verder blijkbaar op mijn kennis over Hughes’ verdere oeuvre vertrouwen om te begrijpen dat dit slot zo wel een heel gelukkig einde was.

Enfin. Robert Hughes heeft bij tijden veel woorden nodig in deze memoires. Soms werkt dat perfect – in het hoofdstuk over zijn vader, die een veteraan uit de Eerste Wereldoorlog was, bijvoorbeeld – soms compenseerde zijn humor en levendige taalgebruik mij toch te weinig.

Robert Hughes, Things I Didn’t Know
A Memoir

395 pagina’s
Vintage Books 2007, oorspronkelijk 2006