Nothing If Not Critical ~ Robert Hughes

► door: A.IJ. van den Berg

Het is een merkwaardig ding, zo’n dik en vol boek over beeldende kunst waarin toch alleen maar tekst staat. Maar eerder sprak ik al eens uit dat illustraties in een werk gauw de woorden overheersen. En als Robert Hughes’ beschrijvingen me intrigeerden, of wanneer ik een kunstenaar niet kende, was er altijd Google Image Search nog, om snel het gewenste beeldinformatie op te roepen.

In veel opzichten is Nothing If Not Critical een voorbeeldig boek. Een groot deel van de kunstkritieken daarin schreef Hughes namelijk voor het weekblad Time. Dit betekende onder meer dat hij niet al te veel voorkennis bij zijn lezers mocht veronderstellen.

Daarbij kwam dat een kunstkritiek — net als een boekbespreking — heel wat vaste elementen bevat, en Hughes nogal eens kunstenaars bij het Amerikaanse publiek moest introduceren. Slaagde hij er ondanks deze handicaps toch telkens in levendige en informatieve artikelen te schrijven, waarin ook droog heel wat eigenheid doorklonk.

Naast het werk voor Time publiceerde Robert Hughes langere essays voor The New York Review of Books, en The New Republic.

Goed aan een aantal van die stukken is dat hij oog kreeg voor de economische kant van kunst. Dat kon ook moeilijk anders, alleen al omdat de musea steeds verder gingen:

At forty-five, I am among the last generation that conducted its basic art training in empty museums, without ever thinking about the cost of their contents. [400]

De bubble begon voor Hughes toen in 1961 de Met $ 2,3 miljoen uitgaf voor Rembrandt’s schilderij ‘Aristoteles peinzend bij een borstbeeld van Homerus’. Het museum spande er een fluwelen touw voor, om het te onderscheiden van de andere Rembrandts, en het tijdschrift Time beelde het schilderij op de voorpagina af in een gouden kader, in plaats van binnen de gebruikelijke rode rand.

En toen bleek dat er veel publiek te porren was om musea te bezoeken, als die ‘absolute meesterwerken’ brachten, in megatentoonstellingen.

Waaraan dan weer toe te voegen, denk ik dan, is dat kunst zo’n markt voor speculanten werd, dat musea tegenwoordig de topstukken niet eens meer kunnen betalen.

Dus is het goed dat deze bundel twee kanten heeft. De oprechte bewondering van Hughes blijkt voor sommige kunst, en een aantal kunstenaars. En er staan kritische beschouwingen in over gehypet werk, en andere uitwassen.

Het boek bevat geen jargon bovendien. Wat een enorme uitzondering mag heten, in dit doorgaans zo onleesbare genre.

Robert Hughes, Nothing If Not Critical
Selected Essays on Art and Artists

429 pagina’s
Penguin Books 1992, oorspronkelijk 1990

[x]