Altijd vandaag ~ Esther Jansma

Altijd vandaag is een verzameld werk tot nu toe van de dichteres Esther Jansma. Er zijn zeven bundels integraal in opgenomen, volgens de verantwoording. Opvallend is wel dat Picknick op de wenteltrap daar ook toe behoort. De oorspronkelijke uitgave daarvan heette toch echt een roman te zijn. Maar temidden van zes dichtbundels verandert dat boek met prozafragmenten dus ineens van karakter.

Ik ben overigens blij Picknick op de wenteltrap eerder gelezen te hebben. Gebeurtenissen uit dat boek komen ook terug in de vroegste gedichten uit Stem onder mijn bed, of Bloem, steen. Door te weten dat haar ouders scheidden toen zij nog klein was, en dat haar vader jong stierf, heb ik nu een ingang tot sommige poëzie gekregen.

Eerdere pogingen haar dichtwerk te lezen, stuitten af. De verwoorde emoties waren te particulier om bij mij iets te raken.

Neemt niet weg dat vooral de vroege poëzie van Jansma me nog altijd niet vreselijk veel zegt. De daarin opgeroepen wereld is klein, blijft dicht bij de dichter, en er staan gaan frasen of zinnen die iets overbekends op geheel nieuwe wijze verwoorden voor mij.

In latere bundels, als Hier is de tijd, Dakruiters, en Alles is nieuw, ruilt Jansma haar particuliere universum in voor een wereld die ik beter ken. Ineens duikt de geschiedenis op als onderwerp in haar gedichten. Dat is niet vreemd voor wie weet dat ze archeologe is, met als specialisatie het dateren van oud hout.

Dan ook doet ze meer met de vorm, en lengte van haar gedichten.

Dit boeide me meer, maar toch ook weer zonder het idee te hebben iets te lezen dat voor mij bedoeld kon zijn. Het was in elk geval opvallend dat ik maar enkele gedichten labelde om nogmaals te lezen. Daaronder was dan wel ‘Archeologie’, dat een lofdicht op Ötzi zou kunnen zijn, en een spotvers tegen de leegte van het narrativisme in de geschiedschrijving.

Archeologie

Als we ons dan toch moeten kleden
tegen kou bijvoorbeeld of in naam van iets
in resten van dit of dat verleden
verhalen en geheugensteuntjes die niets

vertellen dan dat we er al waren
in de tijd die bestond voor dit heden —
als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren
door onszelf voortdurend uit te vinden in het nu

dan liefst eenvoudig, aan de hand van kleding.
Je zit aan tafel. Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving

of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
‘Waar is de tijd? Hier is de tijd.’

uit: Hier is de tijd

Esther Jansma, Altijd vandaag
416 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 2006

Mag ik Orpheus zijn? ~ Esther Jansma

Dat Esther Jansma een grote bewondering heeft voor Eduardo Galeano wist ik. Bovendien legt ze in dit boek uit wat haar zo bevalt aan zijn taal.

Maar nog meer valt op hoezeer de vorm die Galeano kiest, door liever scherven te geven van een fragment dan alles uit te leggen, opnieuw door Jansma is overgenomen. Zelfs al publiceert ze ditmaal essays – en hebben deze teksten nog weer een eerder leven gehad als lezing.

Esther Jansma was onder meer gastschrijver, op de Rijksuniversiteit Groningen, en bewerkte haar openbare lessen daar voor dit boek.

In Mag ik Orpheus zijn? gaat het over schrijven, en de macht van het woord.

Al behandelt het titelessay nog een ander gegeven; dat er anderen zijn die een schrijver het recht kunnen ontzeggen te doen wat hij of zij doet. Esther Jansma is een vrouw, en beroepslezers vinden dat ze daarom geen ander perspectief mag kiezen. Net als dat gegevens uit Jansma’s persoonlijke leven, zoals de dood van een zoontje, vervolgens altijd weer gebruikt worden om haar poëzie te interpreteren.

Ook in het essay ‘Dagboek of kunstwerk’ legt ze alleen uit dat de vorm van haar poëzie weliswaar persoonlijk lijkt — het zijn meestal monologen — maar dat er daarbij telkens wel iemand aan het woord komt die zij niet is.

Toch is het zo bezien raar dat het eerste van de vier essays in deze bundel — ‘J is voor Janus, v is voor vis’ — alfabetisch op trefwoord behandelt wat haar beïnvloed heeft. Omdat het daarbij toch niet alleen om zaken als vorm gaat.

Esther Jansma, Mag ik Orpheus zijn
Essays
90 pagina’s
De Arbeiderspers, 2011

Picknick op de wenteltrap ~ Esther Jansma

Deze roman lijkt me in vorm en aanpak geïnspireerd door een van mijn lievelingsboeken. Galeano’s Boek der omhelzingen. En prettig genoeg heeft Esther Jansma vervolgens iets geheel eigens gedaan met het idee om een verhaal te vertellen in een mozaïek aan fragmenten.

Zo hebben de fragmenten maar éen onderwerp. Dit is een klein meisje, dat net iets begint te begrijpen van de wereld om haar heen. Toch blijft daar veel onbegrijpelijks in bestaan. En dat kan eng zijn.

In de loop van dit boek ontwikkelt dat meisje verschillende stemmen. De eerste daarvan neemt waar. Door te fantaseren over regendruppels, wordt een zelf geboren.

Je kijkt hoe de regen op straat valt. Met iedere druppel spat een zeilbootje van water omhoog. Een heleboel zeilbootjes die niet langer dan een tel bestaan, Ze denken dat ze op weg zijn, denk je. Opeens bestaan ze en geloven dat ze er altijd al waren, en dan is het over, dan denken ze niets meer.

Je kijkt naar de bootjes en denkt: ik denk ík’! Mijn ik denkt met mijn hoofd!

Je denkt: ik ben dit hoofd!

[11]

Later voegen twee stemmen bij ‘het hoofd’, de nieuwsgierige ‘Romanticus’, en de wat bangelijke ‘oud’. En tezamen vertellen ze verschillende verhalen. Over opgroeien. Over de wereld. Over zussen. En over een verschrikkelijk groot en onbegrijpelijk drama. Eerst gaat de vader weg uit huis, en later ligt hij dan ook nog in een ziekenhuis, waar hij dood gaat.

‘Jullie praten te vaak over de vader’ zegt de moeder. ‘De kleinste herinnering moet worden opgehaald. Het begint ’s morgens bij het ontbijt en het eindigt als jullie gaan slapen. Alsof jullie zoeken naar iets om te voelen. Er is een woord voor zulk gedrag. Dat woord is “sentimenteel”.’

[98]

Elders heb ik ooit onderzocht welke herinneringen er nog waren aan de tijd voor ik leerde lezen en schrijven. Omdat mij leek dat die herinneringen nog niet te zeer vervuild waren door taal. Tegelijk was me ook duidelijk dat ik ze zou gaan vervuilen door ze op te schrijven. Vertellen doet dat met een gebeurtenis; die moet dan ineens aan vertelconventies voldoen.

Mede daarom vind ik het erg slim dat Jansma ervoor gekozen heeft om alles in fragmenten te beschrijven. Bovendien is haar taal zo goed — al mocht dat misschien ook verwacht worden van een dichteres.

Toch mis ik ook iets in het boek, tussen alle pracht, en dit is het conformisme van het kleine kind; dat er zo graag bij wil horen, en daarom eeuwig vergelijkt. Heeft de schrijfster haar hoofdpersoon misschien toch wat te volwassen gemaakt, in haar alleengang om groter te worden.

En nemen kleine kinderen geuren en smaken niet veel intenser waar dan volwassenen? Waarom ontbreekt zo’n aspect dan weer?

Esther Jansma, Picknick op de wenteltrap
Roman

125 pagina’s
De Arbeiderspers, 1997