Onder voorbehoud ~ Paul de Wispelaere

► door: A.IJ. van den Berg

Paul de Wispelaere was mij vooral bekend als auteur van sterk autobiografisch geïnspireerde fictie. Dit was een eerste kennismaking met zijn meer wetenschappelijke werk, en die viel me niet altijd mee. De auteur denkt nogal slordig soms.

Het boek bevat onder meer stukken over Boon, Nescio, Enzensberger, en Arguedas. Daar zal ik het niet over hebben. Mij intrigeerde meer wat ook de blurb als belangrijkste thema aanduidt. De Wispelaere maakte nogal een nummer van de relatie tussen werkelijkheid en fictie, in deze bundel essays.

Dit is voor mij reden om hier maar op twee artikelen in te gaan. ‘Over leugen en waarheid in het autobiografische schrijven’, en ‘Over geschiedschrijving en fictionalisering’.

In dat eerste essay legt De Wispelaere uit dat er goede redenen bestaan om te veronderstellen dat auteurs altijd autobiografisch schrijven. Zelfs verzonnen verhaaltjes onthullen veel over bedenker daarvan.

Maar dan is er nog dat speciale genre van de autobiografie die ook autobiografie heet. En ook daarover leven volgens De Wispelaere grote misverstanden. Het verkoolde alfabet, zijn deel uit de prestigieuze reeks privé-domein, was namelijk in de eerste plaats een boek, met alle vormeisen die een goed boek volgens hem stelde. De autobiografische onthullingen erin stonden daarmee in dienst van de tekst, en niet andersom. Dus hoefde de auteur, bij gelegenheid, ook niet alles wat hij beschrijft ‘echt’ te hebben meegemaakt.

Zo zou ik, in principe en tot op zekere hoogte, van elke passage de samenstelling na kunnen gaan van de met elkaar verweven, verzonnen, halfverzonnen, uit andere bronnen afkomstige, vermoede, vaag herinnerde en levensechte bestanddelen van wat, binnen de autobiografische ruimte van het boek, als een waarheidsgetrouw zelfportret is opgevat. [102]

De Wispelaere balanceert hiermee, wat mij betreft, op een wat slap koord. Zijn excuus is op de keper beschouwd niet meer dan het literaire equivalent van wat de kroegzwetser doet om diens verhalen wat grappiger, of memorabeler te maken. Ik weet natuurlijk wel dat het zo werkt, maar de schrijver moet het me ook weer niet gaan inpeperen — Al zit ik evenmin te wachten op een levensechte autobiografie van een schrijver, omdat die vooral zal bestaan uit reeksen aan identieke dagen waarin deze roerloos achter zijn bureau zit te denken.

Paul de Wispelaere kukelt van zijn slappe koord af als hij zijn strikt artistieke visie doortrekt naar de geschiedschrijving. En hij in het essay ‘Over geschiedschrijving en fictionalisering’ moeite gaat doen om aan te tonen dat werkelijk alle schrijven autobiografisch is, zelfs de boeken over de geschiedenis.

Medestanders voor dit idee vindt hij vervolgens bij de historici Simon Schama en F.R. Ankersmit. En dat is een nogal onhandig gekozen duo. Laurel & mr. Hyde. Kaïn & Wiske. Als student heb ik bijvoorbeeld nog op tentamen bij Ankersmit moeten uitleggen waarom Schama een oninteressante historicus is.

Schama heeft bij sommige vakbroeders een veel minder hoge status dan onder het brede publiek, omdat hem verweten wordt geen nieuwe vragen aan het verleden te stellen. Zijn kracht ligt in de presentatie, en popularisering, van het inmiddels overbekende. Vanzelfsprekend zal hij daarom elke bewezen literaire truc denkbaar gebruiken in de presentatie van zijn materiaal. Maar De Wispelaere heeft de werkwijze van Schama dus te zeer gelijkgesteld aan die van de gemiddelde historicus, en daar veel te vergaande conclusies aan verbonden.

Dat Ankersmit ook in zijn essay terugkomt, heeft als dan weer reden dat deze historicus een tijd in Haydon White was, en diens boodschap breed verkondigde. Die theoreticus ging ooit zelfs zo ver om de geschiedenis gelijk te stellen aan een tekst. Een tekst die te bestuderen was met in de literatuurtheorie ontwikkelde methoden.

Nog immer hoop ik dat het verleden ooit nog eens op subtiele wijze wraak neemt op de bedenker van deze ergerlijke kul. Niets ernstigs hoor. Maar er mag best eens een steen van een middeleeuwse kerk vallen als hij langsloopt, of een antiek vloerdeel mag het krakend begeven. Als die tekst uit het verleden maar een schram en een blijvend litteken oplevert.

Dus dat zowel Schama en Ankersmit volgens De Wispelaere hetzelfde lijken te verkondigen, is eerder toeval dan iets anders. En dat deze auteur vervolgens hun beider ideeën representeert als dé visie die er onder historici leeft, is nogal pijnlijk. Om het vriendelijk te houden. Waarmee trouwens niet gezegd is dat historici niet de beperkingen van hun methoden zouden zien — daar is zelfs een eeuwigdurende discussie over.

Paul de Wispelaere, Onder voorbehoud
Essays

207 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2003

[x]