Eerst de waarheid, dan de schoonheid ~ André Klukhuhn & Toef Jaeger sam.

Geen moeizamer leesteksten dan lezingen. Het oor heeft nu eenmaal meer taal nodig voor een goed begrip dan het oog. Clichés die al luisterend niet eens herkend worden, omdat ze enkel glijmiddel zijn in het betoog, zien er op papier in druk al gauw ontluisterend onnozel uit.

Als een lezingenreeks dus ooit nog tot boekuitgave leidt, dan zou dat moeten als in Eerst de waarheid, dan de schoonheid gebeurd is. Deze bundel verscheen eerst in 2004, terwijl de opgenomen teksten gebaseerd zijn op voordrachten die al in 2000 werden uitgesproken.

Toen organiseerde Studium Generale Utrecht samen met de Stichting Literaire Activiteiten daar een reeks lezingen over de vraag: Wat is belangrijker, schoonheid of waarheid?

En waar ontmoeten die twee elkaar?

Opvallend is dan dat de filosoof Jaap van Heerden amper vijf bladzijden nodig heeft voor zijn betoog over ‘Verbeeldingskracht in literatuur en wetenschap’. Waar Herman Franke er bijna dertig gebruikt, om te schrijven over de relaties tussen criminologie en literatuur.

Opvallend veel Nederlandse criminologen van de vorige generaties waren namelijk ook literatoren. Arnold Aletrino, J.B. Charles, Andreas Burnier, Manuel Kneepkens, Peter Hoefnagels. En later ontbrak die vanzelfsprekendheid. Maar kwam dit dan omdat in hun tijd het eigen vak te kalm was, terwijl de misdaad daarna sterk is toegenomen?

Een groot nadeel van bundels als deze is wel dat ze eigenlijk alleen nut hebben om met nieuwe schrijvers of denkers kennis te maken. Want, hun teksten worden altijd sterker binnen de context van hun eigen boeken.

Vincent Icke deed nog zo veel meer met zijn fascinatie voor Christiaan Huygens. En zelfs samensteller André Klukhuhn heeft elders inhoudelijker geschreven over wat hij als verschillen ziet tussen ‘de twee culturen’. Van Heerden’s betoog staat beter in zijn eigen boek.

Dus gold persoonlijk simpelweg dat een boek dat ik uitkoos omdat er zo veel auteurs aan mee hadden gewerkt die ik waardeer juist daardoor wat tegenviel. Omdat ik hun werk al kende, was er te weinig nieuw. De bundel deed me wat denken aan zo’n overzicht dat in december wordt uitgezonden op TV, van alle rampen die in een jaar gebeurden, of wie er allemaal een sportwedstrijd won. De beleving mist dan altijd die er eerder wel was.

André Klukhuhn & Toef Jaeger sam.
Eerst de waarheid, dan de schoonheid
Beschouwingen over wetenschap en kunst

174 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2004

Geschiedenis van het denken ~ André Klukhuhn

Klukhuhn’s Geschiedenis van het denken biedt wat de titel zegt. Het boek is een compacte wetenschapsgeschiedenis, gezien vanuit een traditioneel Westers perspectief. Zulke boeken lijken er wel meer te zijn. En tegelijk is een boek als dit zeldzaam.

En dan niet eens omdat geen enkele wetenschap in een vacuüm ontstaat, en André Klukhuhn daarom meer cultuur biedt dan gebruikelijk. Of omdat wetenschapsgeschiedenis en wetenschapsfilosofie niet echt te scheiden zijn.

De auteur toont zich namelijk op verschillende manieren nogal aanwezig in de tekst. En dit is dan, niet altijd even subtiel, vooral merkbaar aan zijn vooroordelen. Klukhuhn komt uit de scheikunde. Dus wortelt zijn denken in de exacte wetenschappen; waar er zekere eisen worden gesteld aan de bewijsbaarheid van theorieën; zoals dat resultaten elders reproduceerbaar moeten zijn.

Ik las dan ook zelden een boek waarin zo veel twintigste-eeuwse filosofen terloops, maar dodelijk, worden neergezet als sukkels die redeneren met te grote lacunes in hun inzicht, zo het niet complete charlatans zijn. Misschien dat ze de mensheid vele woorden hadden mee te delen, erg veel hadden ze daarmee alleen niet te zeggen.

Heidegger heeft met de filosofie gedaan wat ‘uitdragers doen met oude kleren: ze keren en ze verkopen voor nieuw tegen een zo hoog mogelijke prijs’. [403]

Bijzonder is ook hoe Klukhuhn de geschiedenis al tijdens het vertellen becommentarieert. Daarbij toont hij zich doorgaans opvallend belezen, doordat het commentaar vaak uit de literatuur wegkomt. Al gaat na een tijdje wel opvallen dat zijn voorkeur snel uitgaat naar uitspraken van Musil, of Houellebecq.

De geschiedenis van het denken leest dan ook als een levenswerk; het magnum opus dat kwam na een leven van lezen en denken.

Tegelijk, en dat zal alleen mijn probleem zijn, leek het of heel mijn lezende leven een voorbereiding was geweest op dit boek. Het was of ik een samenvatting las van alles wat me al bekend was; maar dan gekleurd. De wetenschapsgeschiedenis was dan ook ooit mijn studieonderwerp. Daarover is me nauwelijks iets nieuws te vertellen.

Dus zal me de presentatie bijvoorbeeld meer opvallen dan lezers die wel telkens nieuwe feiten krijgen aangereikt.

Echt interessant werd dit boek voor mij pas op het laatst. Als Klukhuhn bijvoorbeeld schrijft over de angst in onze cultuur voor technologische en wetenschappelijke vondsten.

Ook biedt het boek een opvallend eenzijdig en polemisch hoofdstuk aan het slot. Als Klukhuhn gaat uitleggen wat academische vrijheid is. En dat de manier waarop de universiteiten tegenwoordig gefinancierd worden fnuikend is voor goed onderzoek.

Door te sturen op uitkomst, en deadlines te stellen voor de momenten waarop vondsten gedaan moeten zijn, kunnen bestuurders er namelijk vrij zeker van weten dat er nooit meer spontaan ontdekkingen zullen worden gedaan. Terwijl het doorgaans die toevallige vondsten zijn, waarvan de mensheid het meest profiteert.

Klukhuhn haalt dan het negentiende-eeuwse voorbeeld aan van de Grandes Ecoles in Frankrijk. Die waren decennialang gedwongen om alleen maar onderzoek te verrichten dat bestuurders nuttig achten. Vervolgens werden de Fransen telkens verpletterend verslagen door de Duitsers; omdat de vrijheden aan de Duitse universiteiten dat land technologisch ineens een enorme voorsprong hadden gegeven.

Historicus William H. McNeill stelde overigens dat de Duitse legers zo goed werden door de aardappel; de soldaten waren door de opkomst van dat gewas voor het eerst goed gevoed.

Weightman prees dan weer de verbeteringen door fabrikant Krups aan het proces om staal te maken; waardoor de Duitse wapens beter werden.

Want, wie de geschiedenis gebruikt om zijn gelijk te halen, vindt altijd wel wat; zonder daarmee per se iets waars te zeggen.

André Klukhuhn, De geschiedenis van het denken
Filosofie, wetenschap, kunst en cultuur
van de oudheid tot nu

652 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker 2005, oorspronkelijk 2003