Aus einem Rapial und andere Aphorismen ~ Robert Musil

Verzamelde werken. Elke beetje schrijver mag na zijn of haar dood hopen op de uitgave van een reeks met verzamelde werken.

Maar een vraag is toch wat ik als lezer aan zulke boeken heb.

Het verzamelde werk van iemand is vaak de makkelijkste manier om in contact te komen met een wat vergeten tekst uit het oeuvre. Ook kan zo’n reeks boeken een prettig overzicht bieden, met allerlei onverwacht nieuwe doorkijkjes. Want, wist ik wel dat Robert Musil [1880 – 1942] aforismen had geschreven?

Misschien dat ik dit ooit geweten heb. Maar als ik dit deel van diens verzamelde werk niet had willen raadplegen om de essays, en dagboekfragmenten, waren die aforismen nog lang onopgemerkt gebleven.

Bracht de vondst vervolgens vreugde?

Nu ja, de samensteller van dit boek twijfelde eraan of al Musil’s korte mededelingen ook werkelijk aforismen waren. Of de verzameling niet vooral bestond uit aanzetten en schetsen tot een uitspraak met een pointe.

En weliswaar tekende ik enkele aforismen aan, puntigheid en citeerbaarheid leek me inderdaad niet meteen Musil’s eerste doel — al is de kwaliteit van de geformuleerde inzichten vaak hoog. Dit lijkt me vooral een verzameling uitspraken om vaker te bestuderen. Bij gelegenheid. Net als Musil een auteur blijft om eens in de zoveel tijd te herlezen.

Die Jugend überschätzt das Neueste, weil sie sich mit ihn gleichzeitig fühlt. Darum ist es ein zweifaches Unglück, wenn das Neueste zu ihrer Zeit schlecht ist.

scheiding

Lesen. Daß man es einmal beschreiben müßte.
Wichtig am Romanlesen ist doch: in einer anderen Welt leben. Welt für alle, Welt für wenige sind Unterkategorien.

scheiding
Robert Musil, Aus einem Rapial und andere Aphorismen
pagina’s 555-588
© ?-1942
in:
Robert Musil, Tagebücher, Aphorismen, Essays und Reden
964 pagina’s
Rohwolt Verlag, 1955

Lezen, man! ~ Anthony Mertens

Anthony Mertens kreeg in 2003 een herseninfarct, waarvan hij nog altijd bezig is te herstellen. Normaal schuw ik dit soort biografische gegevens hier, maar deze bundel verscheen in 2006. En ik vroeg me daardoor af of de uitgave therapeutisch bedoeld was, als steun in de rug, of eerder het postume werk van een nog levende is; als om het lezend publiek in te wrijven wat het voortaan misschien wel missen moet.

Mertens was universiteitsdocent Nederlandse letterkunde en criticus, en later redacteur bij uitgeverij Querido. Maar belangrijker voor mij dan deze beroepen, is dat hij een lezer was. Een echte. Die de leeskoorts kent, en weet wat boeken hebben te bieden.

Het eerste deel van de essays in deze bundel gaat over dit soort processen, en welke schrijvers hem daarbij hebben gevormd.

Het tweede en derde deel bestaat uit kritieken. Hierin waren de stukken waarin hij meerdere boeken van een schrijver met elkaar vergeleek me liever dan de recensie van éen enkel boek.

Toch fascineerden mij het meest van al Mertens’ herhaalde gedachten over Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil. Omdat hij soms een wel heel ander boek lijkt te hebben gelezen dan ik.

Het is nog lang geen tijd om Musil’s meesterwerk te herlezen voor mij, zoals eerder al eens gemeld. Dat kan hoogstens éen keer in de vijftien à twintig jaar. Als het boek met een heel andere eruditie dan voorheen kan worden bekeken. Dus zal ik boeklog nog een tijd moeten volhouden, wil die titel hier ooit uitgebreid aan bod komen.

Mertens geeft trouwens duidelijk aan dat het een boek is om te herlezen. Natuurlijk. Net als dat hij in zijn verdere feitelijke beschrijvingen vele ware dingen zegt. Zoals dat Musil’s proza geconcentreerd is, en het boek lezen even alle aandacht neemt.

Hij noemt het boek zelfs een lakmoesproef, om de ware lezers te onderscheiden van de boekenconsumenten.

Alleen staat er dan bijvoorbeeld:

Musils magnum opus zou men kunnen lezen als een poging de voortgeschreden kennis uit verschillende gebieden van de wetenschap in het medium van de roman te verwerken en te overdenken. [359]

Waarbij ik dan meteen denk: is dat nu wel zo? Was Musil niet juist veel satirischer bezig? Was het hem niet ook om te doen om te tonen hoe weinig al die nieuwe kennis er toe doet, bij praktische problemen? Nog afgezien van zijn kritiek op al wat de mensen in Kakanië wel omarmden?

Enfin, essays waardoor ik ga twijfelen aan mijn ideeën over mijn lievelingsboeken, zijn me lief. Lezen kan prachtig zijn als een auteur een geweldige alleenspraak houdt. Lezen is ook heel mooi als het verdieping aanbrengt in het eigen begrip, en daardoor juist tegenwerpingen oproept.

Anthony Mertens, Lezen, man!
Essays en kritieken
Met een inleiding van Kees Fens

398 pagina’s
De Bezige Bij, 2006

Life Sentences ~ Joseph Epstein

De bundel Life Sentences bracht me voor het eerst in aanraking met een essay van Joseph Epstein waar ik het aanvankelijk niet mee eens kon zijn. En dat was raar.

Zelfs al is Epstein erg in Henry James, beveelt hij dat werk ook altijd aan, en heb ik het al te gewrochte proza van die auteur nooit met enig plezier kunnen lezen. Sommig Amerikaans blijft een ondoorgrondelijk vreemde taal.

Doorgaans is het vrij makkelijk om helemaal met Joseph Epstein’s oordelen mee te gaan. Zijn betogen zijn helder. Zijn oordelen hebben een heel menselijke maat. Zelfs al vertelt ook Epstein weleens wat elk beschaafd mens al weet. Natuurlijk is Montaigne een held, die het verdient om gelezen te worden; zoals in een essay in deze bundel staat. Maar heeft iemand ooit anders beweert; behalve dan misschien een jaloerse tijdgenoot van hem?

De meeste essays in deze bundel gaan trouwens over schrijvers van wie de betekenis al vast ligt. Bovendien zijn de stukken veeleer biografisch dan kritisch. Al is Epstein er heel goed in om tijdens zo’n levensbeschrijving ook aan te geven wat in iemands werk nu nog de moeite waard kan zijn, en welke boeken inmiddels ergens in de tijd zijn achtergebleven.

En zelfs als grote delen van het oeuvre weinig meer te bieden hebben, klinkt altijd nog iets van respect, of in elk geval verbazing, door over het leven van de schrijver.

Het essay ‘The Man Who Wrote Too Much’ viel me daarom eerst op door de eenzijdigheid in zijn kritiek, en omdat Epstein de schrijver Robert Musil daarin wel heel erg terugdringt tot dat ene boek, Der Mann ohne Eigenschaften.

Net zo is het overigens onzin om Musil heilig te verklaren om een boek dat nooit af kwam. Ik zie te goed de gebreken van Der Mann… om dat ooit een lievelingsboek te kunnen noemen. Alleen bevalt me de satire wel, uit het eerste van de drie delen.

Musil zadelde zichzelf alleen op met eisen waaraan niemand zou hebben kunnen voldoen. Combineer feiten, liefst zo wetenschappelijk mogelijk, maar eens met mystiek.

Pas bij tweede lezing werd me duidelijk dat Epstein’s essay niet zo zeer een kritiek was, maar juist een verhaal over de tragiek van een mislukking. Twintig jaar van een leven werd verspild, aan een boek wat zo veel moest dat het alleen nog maar mislukken kon. En goed, dan blijk ik nog twijfels hebben bij sommige argumenten — Canetti aanhalen als ‘judge of character’ van Musil, ontkent te makkelijk hoe rancuneus Canetti kon zijn.

Maar hiermee toonde ik mijzelf toch weer eens hoe zeer vooroordelen de receptie kleuren. Ik wilde niet dat Musil zo makkelijk in de hoek werd gezet, dus werd het hele betoog, waarin de kritiek maar een onderdeel was, verdacht.

Herlezen blijft nu eenmaal het beste lezen.

Joseph Epstein, Life Sentences
Literary Essays

347 pagina’s
W.W. Norton & Company, 1997

* de essays in dit boek gaan over de schrijvers:
(gelinkte namen hebben een dossiertje op boeklog)

 


Postume werk van een levende ~ Robert Musil

In de haatmail die ik ontvang over deze website wordt me meestal verweten op te scheppen. Ongeloof is er dat dit een leesdagboek zou zijn, en niet iets dat ik alleen maar doe om u de ogen uit te steken.

Welnu, als het me er werkelijk om te doen zou zijn een verpletterende indruk te maken, zou ik niet zo veel stukjes hup met spelfouten en al online zetten. Ook had ik er dan niet voor gekozen om persoonlijke impressies te geven, maar wel een professioneler invalshoek genomen.

Bovendien zou ik dan andere boeken lezen. De canon. Of klassiekers in elk geval.

Boeklog is voor mij alleen leuk om te doen omdat het vastlegt wat ik lees. Dat het inmiddels zo veel lezers trekt, is strelend. Maar dit was geen moment het idee bij de opzet vorig jaar.

Al deze overwegingen zijn ook een omtrekkende beweging om uit te leggen dat ik hier nooit de klassieker Der Mann ohne Eigenschaften zal bespreken. Dat boek las ik al, lang geleden. Twee keer zelfs, in het Duits en in het Nederlands. Deze mededeling zal mijn haters vast alleen maar in hun overtuigingen sterken. Maar dat boek heb ik uit, het kan me de eerste tien jaar niets meer leren.

Dus las ik dit boek.

Deze bundel verscheen in de lange jaren dat Musil met zijn Mann ohne Eigenschaften bezig was, om zijn publiek duidelijk te maken dat hij nog leefde. Het is een verzameling van korte cursiefjes die vaak al ergens in de krant hadden gestaan, en wat verhalen. Mengelwerk dus, van een nogal wisselende kwaliteit.

Nu lag het niet aan de verschillen in de kwaliteit, maar aan de ongelijkheid van toon dat het me slecht lukte toegang tot dit boek te krijgen. Musil’s fictie vergt misschien wel een totale onderdompeling, en daarvoor waren deze stukken te kort. Pas bij de ‘Verhalen die geen verhalen zijn’ achterin was er even begrip voor zijn eeuwige bevreemding.

Musil was een werktuigbouwer die iets anders ging doen. Net als ik. En misschien leg ik daar wat te veel nadruk op, maar intuïtief verklaart het me wel iets over hoe de man dacht. Ingenieurs onder elkaar. Half woord genoeg.

Robert Musil, Het postume werk van een levende
170 pagina’s
Meulenhoff © 1987
Vertaling van: Nachlass zu Lebzeiten © 1978


Ueber die Dummheit ~ Robert Musil

Belangrijkste reden om deze toespraak nog eens te bekijken, is Matthijs van Boxsel. Vaak als diens Encyclopedie van de domheid ter sprake komt, volgt er die verwijzing naar deze tekst van Robert Musil. Daarmee begon diens belangstelling indertijd voor een onderwerp dat tot levenstaak lijkt te zijn uitgegroeid.

Van Boxsel verkondigt inmiddels het standpunt dat er zonder domheid geen nieuwe inzichten mogelijk zijn. Wat we menen zeker te weten, staat heel makkelijk de toegang tot nieuwe kennis in de weg. Relativering blijft nodig. Omdat geldt:

Geen mens is intelligent genoeg om zijn eigen domheid te begrijpen.

En het was dom van mij, om deze gedachtenexercitie van Musil via Van Boxsel te benaderen. Wat Musil aan ideeën zaaide over het onderwerp, is inmiddels door zijn navolger gepreciseerd, verbeterd, en uitgebreid. Kennis over wat Van Boxsel geschreven heeft, maakte me blind voor wat uniek was aan Musil’s benadering.

Enfin. Deze lezing uit 1937 las wel prettig, dankzij de satirische ondertoon, en ondanks alle bij zo’n voordracht horende retoriek.

Waar ik wel op gespitst bleef, was of Musil’s achtergrond als ingenieur zich nog in de tekst openbaarde. Omdat ik zelf ooit bijna ingenieur was, is me bijvoorbeeld iets bekend over hoe deze mensen de vele onzekerheden hanteren die samenhangen met het bouwen en ontwerpen van zaken.

De Wet van behoud van ellende is bijvoorbeeld ooit als eerste door een ingenieur opgesteld. Elke technische oplossing creëert elders weer een nieuw probleem. En zo blijft men bezig. Wat trouwens niet altijd dom hoeft te zijn; ook ingenieurs willen werk houden.

Maar Musil introduceerde zich allereerst als dichter bij zijn publiek. En als iemand die ook regelmatig fouten maakte. Hij had het verder niet alleen over domheid, hij stelde daar toch ook slimheid tegenover. Hoewel de vraag wat wijsheid is maar in een andere lezing beantwoord zou moeten worden.

Voornaamste conclusie van dit stuk? Dat de belangrijkste boodschap die Van Boxsel heeft — domheid blijft nodig, als antigif tegen de verstarring door al te stellige zekerheden — veel minder extreem ook al bij Musil aanwezig is. Bovendien ziet deze de verstarring ook al optreden als mensen niets doen, uit angst om fouten te maken, en dus dom te doen.

Gelegentlich sind wir alle dumm; wir müssen gelegentlich auch blind oder halbblind handeln, oder die Welt stünde still; und wollte einer aus den Gefahren der Dummheit die Regel ableiten: “Enthalte dich in allem des Urteils und des Entschlusses, wovon du nicht genug verstehst!”, wir erstarrten! Aber diese Lage, von der heute recht viel Aufhebens gemacht wird, ist ähnlich einer, die uns auf dem Gebiet des Verstandes längst vertraut ist. Denn weil unser Wissen und Können unvollendet ist, müssen wir in allen Wissenschaften im Grunde voreilig urteilen, aber wir bemühen uns und haben es erlernt, diesen Fehler in bekannten Grenzen zu halten und bei Gelegenheit zu verbessern, wodurch doch wieder Richtigkeit in unser Tun kommt. Nichts spricht eigentlich dagegen, dieses exakte und stolzdemütige Urteilen und Tun auch auf andere Gebiete zu übertragen; und ich glaube, der Vorsatz: Handle, so gut du kannst und so schlecht du mußt, und bleibe dir dabei der Fehlergrenzen deines Handelns bewußt! wäre schon der halbe Weg zu einer aussichtsvollen Lebensgestaltung. [61-62]

Of Musil’s oproep om niet te verstarren nog in die tijd van de redevoering gezien moet worden, is overigens wel een vraag die hangen blijft na lezing. Evenals het daaropvolgende idee dat Van Boxsel’s Encyclopedie weleens kan zijn voortgekomen uit een te enge interpretatie van een verholen protestrede tegen de dreigende Anschluß.

Robert Musil, Über die Dummheit
Vortrag auf Einladung des österreichischen Werkbundes
Gehalten in Wien am 11. März 1937 und
wiederholt am 17. März 1937

63 pagina’s
Alexander Verlag Berlin 2001, oorspronkelijk 1937