Nederlandse droom ~ Paul van Liempt

Opvallend aan het onderwijs in Nederland is dat het zo beschadigd wordt door het ministerie dat zich er over hoort te bekommeren. Zo kreunt de sector al een tijd onder een ver doorgedreven schaalvergroting, doorgedrukt onder invloed van dom calculerende bewindslieden als Jo Ritzen. Alsof welke scholier ook voor zijn ontwikkeling maar een tel gediend is met anonieme leerfabrieken.

Maar kritiek op het onderwijs wordt door politici altijd afgedaan met twee dooddoeners. Of als ik onvriendelijker wil zijn: twee leugens.

1] Nederlandse scholieren doen het goed in internationale vergelijkingen.
Nu zijn deze internationale testen voor een deel opgesteld of geïnspireerd door Nederlandse instituten, waardoor die bij uitstek aansluiten op de onderwijssituatie ter lande. Bovendien doen scholieren hier lang niet altijd mee aan alle testen; iets dat telkens tactisch verzwegen wordt door het ministerie.

2] Er gaat meer geld dan ooit naar het onderwijs.
Strikt genomen is dat geen leugen. Tot de vraag gesteld wordt wie dat geld dan ontvangen, en blijkt dat de uitgaven per leerling al decennia juist stelselmatig dalen, omdat ergens een nieuwe kaste aan managers en procesbeheerders alle extra investeringen wegvreet.

Eén van de onnozelste bezuinigingen van de laatste decennia in het onderwijs, om al die nieuwe managers te kunnen blijven betalen, was het afschaffen van de stapelroute. In Nederland ontvangt iedereen tot zijn twaalfde onderwijs van een vergelijkbaar niveau, maar dan worden de leerlingen gesplitst, in naam naar het niveau dat ze aankunnen. Dat beslissende moment komt voor velen te vroeg in hun leven. Maar mooi was dat de — tussentijdse — overstap naar een ander schooltype vrij soepel kon verlopen. Laatbloeiers liepen daardoor niet eens zo veel vertraging op vergeleken met wie wel direct goed had gekozen.

Alleen werd de ‘lange weg’ op een gegeven moment te duur geacht, en onmogelijk gemaakt.

Dit boek is een lange aanklacht tegen deze beslissing, in de vorm van een reeks portretten van Nederlandse prominenten die via soms lange omwegen toch de top in hun vak bereikten. Onder hen wetenschappers, hoge managers, en ministers. Van Liempt heeft daarbij ook mensen geïnterviewd die via het avondonderwijs een tweede kans benutten om hogerop te komen. Jammer genoeg ontbreken geslaagde mensen die dat onderwijs maar een last vonden. Daardoor wordt school heiliger gemaakt dan misschien goed is.

Aan al die gesprekken valt éen constante op: dat een enkele leraar alle verschil kan maken. Zowel in positieve zin, als ook in negatief opzicht.

En wat dit laatste betreft, is dit boek somber in zijn herhaalde signalering dat het onderwijs met een grote grijze plaag kampt, van uitgebluste leraren die ongeïnspireerd les blijven geven tot het pensioen als bevrijding komt.

Het is te duur om deze mensen te ontslaan.

Wee de ouders die hun kinderen aan deze types moeten overhandigen.

Het Nederlandse onderwijs is in dit opzicht ook al in de jaren tachtig verneukt — Van Liempt heeft het daar niet over, maar ik erger me genoeg om dit toch even te melden — toen de vakbonden de positie van hun contribuerende leden per se wilden beschermen ten opzichte van alle nieuwkomers, en alle nieuwe docenten ineens aanzienlijk minder goed betaald werden. Dus werd lesgeven oninteressant als beroep, behalve voor de groep die dit al deed. Die grijze prop. Dat inmiddels goeddeels dorre hout. De pest.

Paul van Liempt, De Nederlandse droom
Van mavo tot professoraat
hoe stapelaars de top beklommen

226 pagina’s
De Arbeiderspers, 2008