Niet alles is te koop ~ Michael J. Sandel
Op éen dag kwam ik precies hetzelfde voorbeeld tegen bij twee verschillende auteurs dat goed zou illustreren waarom niet alles aan de markt kan worden over gelaten. Zowel Alan Bennett als de Amerikaanse politicoloog Michael J. Sandel hadden het daarbij over bloed. De kwaliteit van gedoneerd bloed neemt namelijk behoorlijk af zodra die handelswaar wordt.

In het Verenigd Koninkrijk met zijn NHS zijn de bloeddonoren vrijwilligers, die uit hooggestemde overwegingen iets terug willen doen voor alle gratis gezondheidszorg. In ruil daarvoor ontvangen ze dan een hete kop thee.
In de VS krijgen de donoren geld. Waardoor ineens andere overwegingen opgaan bij het geven. Doneren lijkt daar ineens op werk. Relatief slecht betaald werk dan ook nog, waardoor vooral de armsten zich geroepen voelen om bloed geven. En laten de armste Amerikanen nu net niet de meest gezonde leden van die samenleving zijn. Al helemaal niet als ze op straat zwerven.
Dat lijkt een helder voorbeeld om de zegeningen van de marktwerking behoorlijk te relativeren. Er bestaan dus maatschappelijke sectoren waarin de Staat zeggenschap moet houden, en zaken niet alleen aan het bedrijfsleven kan laten. Omdat geen Staat zonder samenleving kan. En geen samenleving enkel bestaat uit calculerende consumenten.
Maar het boek Niet alles is te koop pakte ondanks dit heldere voorbeeld helaas uit als een wat eenzijdig en oppervlakkig pamflet tegen de excessen van marktwerking.
De uitgave ware alleen al aanzienlijk sterker geweest als het voorbeelden had gegeven van waar marktwerking wel soelaas heeft geboden. Daar zijn er namelijk nogal wat van. Vooral door technologische ontwikkelingen, waardoor er nieuwe markten en producten ontstaan, lukt het namelijk steeds om oude monopolies weg te krijgen; waar iedereen dan wel van profiteert. Telefoneren is nogal wat goedkoper geworden in de loop der tijd, om dat sleetse voorbeeld maar weer eens aan te halen. [Politici gebruiken het altijd. Terwijl het niet helemaal klopt. Deze vooruitgang komt namelijk door almaar goedkoper wordende technologie. Niet door normale marktwerking. Die telefoniemarkt is ook nog steeds niet ‘vrij’. KPN kreeg bij de privatisering in Nederland bjijvoorbeeld alle telefoonkabels in de grond mee als bruidschat; waardoor het bedrijf een oneerlijk sterke concurrentiepositie heeft gehouden].
Waarmee tegelijk niet gezegd zij dat oude monopolies het zonder strijd opgeven. Alle gemier om het auteursrecht van de laatste twintig jaar komt doordat nogal wat industrieën hun ooit zo lucratieve bedrijfsmodellen niet willen bijstellen; en kapitaal genoeg hebben om politieke steun te kopen.
Tegen dit boek werkt ook dat Sandel een Amerikaans auteur is, en de VS zich nogal wat extremer toont in zijn eerbied voor de zegeningen van het kapitalisme dan wij in West-Europa gewoon zijn; met onze Rijnlandse variant van dat idee. De schrijver kan zich daardoor vrij weinig veroorloven in zijn tekst; anders had hij zijn oorspronkelijke doelpubliek onmiddellijk van zich vervreemd.
Sandel’s openlijke twijfels aan de markt zijn me daarom te oppervlakkig. Al zie ik best dat hij niet te ver kón gaan, om door zijn oorspronkelijke lezers niet meteen als communist te worden beschouwd, en daarmee automatisch als de baarlijke duivel.
Een boek over de zegeningen van de marktwerking in Nederland zou kortom een heel ander karakter hebben. Dat zou behandelen hoe de overheid hier allerlei taken had, die de Amerikaanse nooit bezeten heeft. Taken die langzamerhand werden afgestoten. Waarbij dat proces weliswaar vermarkting heette, en tegelijk doorgaans helemaal niet was. In werkelijkheid creëerde de Nederlandse politiek allerlei nieuwe monopolies en quasi-monopolies, die helemaal niet onderworpen waren aan de zo gewenste tucht van de markt.
Vergat men hier ook nog om goede controle in te stellen op deze nieuwe ‘bedrijven’, om nog een beetje garantie te hebben dat deze hun maatschappelijke taken redelijk zouden blijven vervullen.
Zagen vervolgens vele oud-politici zich geroepen om hoge functies op zich te nemen in dergelijke ‘ondernemingen’, en daarvoor onbehoorlijk hoge salarissen te eisen. Om nog maar een structurele weeffout te noemen die razend maakt.