Pleidooi tegen volmaaktheid ~ Michael J. Sandel

► door: A.IJ. van den Berg

Mijn boeklogjes over boeken met een zekere filosofische strekking zijn vaak uiterst kritisch. Simpel gezegd komt dit omdat er te makkelijk gelul verkocht wordt als wijsbegeerte. Terwijl voor mij geldt dat juist een filosoof geen onzin moet verkopen — geschoold als hij of zij is in de kunst van het redeneren.

Toch lijkt het of uitgevers andersom redeneren, en filosofen juist de meeste ruimte geven van iedereen om troebel te denken en onleesbaar te schrijven.

En van alle deelgebieden in de filosofie is de ethiek wel het moeilijkste onderdeel voor de beoefenaars. Dit komt wellicht omdat ethici niet slechts stellingen kunnen poneren vanaf de ijle hoogten hunner gedachten, maar omdat zij zich ook echt rekenschap moeten geven van wat er zoal in de werkelijkheid gebeurt.

Alsof dit nog niet moeilijk genoeg is voor hen, kampen de meeste ethici met nog een extra handicap. Zij beperken zich namelijk nooit tot een beschrijving van hoe het zit. De gemiddelde ethicus weet ook heel goed hoe het anders zou moeten.1

Maar zelfs beroepsfilosofen kunnen soms een waar woord schrijven als ze op iets moeten reageren dat in de werkelijkheid speelt. Dus las ik Pleidooi tegen volmaaktheid, van de Amerikaanse politiek filosoof Michael J. Sandel.

En daarbij trad al gauw de gebruikelijke teleurstelling op die zo kleeft aan het lezen van hedendaagse denkers. Die hebben er zo vaak een handje van om problemen te zien als verschijnselen zonder geschiedenis. Wat mij dan ergert.

Pleidooi tegen volmaaktheid deugt ergens nog wel als introductie in het onderwerp genetische modificatie en de mens. Want als wij of onze kinderen kunnen veranderen door technische vondsten dan zal dat gebeuren. Dus zullen er ideale sporters gekweekt gaan worden — waar blijft de gendoping overigens die me twintig jaar geleden beloofd werd? Dus zullen ouders hogere eisen stellen aan de kinderen die geboren mogen worden, als dat hun kinderen zijn.

Punt is alleen dat al deze verschijnselen nu ook al optreden, en deels altijd al hebben bestaan. Vroeger legde men simpelweg een kussen op het hoofd van een ongewenst kindje, tegenwoordig wordt zo’n baby misschien niet eens meer geboren. Het verschil voor de mensheid lijkt me uiteindelijk marginaal. Behalve dan dat de moeder voorheen voor niets alle barenspijn moest doorstaan.

Kinderen waren de hele geschiedenis niets waard, zoals Marja Roscam Abbing schreef. De huidige tijd is een uitzondering op dat patroon. In de Westerse landen dan. China en India verwijten dat daar zo veel minder meisjes hun eerste verjaardag vieren dan jongens, is negeren dat hier hetzelfde gebeurde.

Als in een samenleving vrouwen niets waard zijn, worden vele meisjes gedood na de geboorte, of tegenwoordig geaborteerd. En de ethicus kan mijns inziens niet anders dan constateren dat al dit gebeurt, en vrijwel geen bevolkingsgroep ooit vreemd is geweest; die moet van daaruit redeneren wat dan maakt dat hier nu wel vreemd tegen wordt aangekeken. Signaleren welke mechanismen daarbij momenteel spelen, biedt inzicht.

Ander voorbeeld. Dat mensen middels gentherapie intelligenter kunnen worden gemaakt, doet er weinig aan af dat in alle beschaafde landen het onderwijs geheel industrieel georganiseerd is. School haalt derhalve zelden het beste uit een kind.

Of. In de sport hebben genetische freaks nu al een voordeel, Dat verandert niet als er niet alleen zulke freaks bij toeval geboren worden, en ook een lab ze gaat maken. Voor de gemiddelde mens blijven dan wellicht enkel de spelletjes over om zich te fysiek te kunnen onderscheiden. Maar toevallig is éen zo’n spelletje, genaamd voetbal, nog altijd de best beloonde fysieke activiteit denkbaar.

Ofwel, alle voorbeelden die Sandel aandraagt, zijn telkens terug te redeneren tot eenzelfde probleem. Wat goed is voor het individu hoeft niet goed te zijn voor de samenleving. En andersom. Dus zou de ethische discussie over deze frictie moeten gaan. Alleen blijft deze constatering uit.

Sandel heeft daarentegen vrij uitgesproken ideeën over die verhouding tussen individu en samenleving; al gaan die dan vooral over wat de staat daarin moet of kan betekenen. Hij is bovendien Amerikaan, en kan, om zijn originele lezerspubliek niet meteen van zich te vervreemden, daarom niet al te stellig tegen de anti-abortus-lobby uitvaren.

Voor hem bestaat er een duidelijke grens — die hij beschrijft in de epiloog van het boek. Laboratoria moeten niet te zeer gaan knoeien met embryo’s heet het dan. Regels zijn noodzakelijk bij het onderzoek.

Maar die voor het onderzoek zo gewenste stamcellen kunnen straks ook uit andere lichaamscellen worden gemaakt — door die te deprogrammeren — dus lijkt de hele probleemstelling van dit boek uiteindelijk te zijn opgehangen aan éen heel tijdelijk probleem.

Mij lijkt het nu net onmogelijk goede regels op te stellen zonder besef dat veel van onze voor- en afkeuren ergens in wortelen. En dus dat ook ideeën over gentechnologie niet losstaan van veel grotere kwesties. Of dat er aan het gebruik van technologie door wetenschappers tamelijk veel onterechte angsten kleven — die stevig gevoed worden vanuit religie en de populaire cultuur.

Michael J. Sandel, Pleidooi tegen volmaaktheid
Een ethiek voor gentechnologie

115 pagina’s
Ten Have, 2012
Vertaling van A Case Against Perfection, 2007
  1. Iets dat zij overigens gemeen hebben met zo veel andere onwetenschappelijke zwammers, de economen. []

[x]opgenomen in het dossier:

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden