Babymuseum ~ Marja Roscam Abbing

► door: A.IJ. van den Berg

Rudy Kousbroek wijdde in Restjes zulke prijzende woorden aan de ideeën van Marja Roscam Abbing dat ik daar toch eens zelf van wilde proeven.

Bleek Kousbroek ook nog het voorwoord te hebben geschreven voor deze bundel, met bewerkingen van materiaal dat eerder in NRC Handelsblad stond.

En toen pakte het boek toch wat dun uit. In omvang dan. Want graag had ik meer gelezen, van al dat waarover Marja Roscam Abbing hardop dacht. Een geschiedenis van ideeën over opvoeding is dit bijvoorbeeld niet; terwijl dat aspect me misschien wel het meest interesseerde aan haar woorden.

Elk kind dat nu leeft, mag blij zijn nu te leven. In het rijke westen tenminste.

Voorheen was het allemaal stukken minder. En waar ik dacht, daar zal de enorme kindersterfte vast aan bijgedragen hebben — nakomelingen werden pas interessant als ze die eerste jaren overleefd hadden — geeft Roscam Abbing in slechts twaalf bladzijden nog veel krassere voorbeelden van wat kinderen te verdragen hadden; jammer genoeg zonder te vermelden waar ze al die wijsheden wegheeft.

Meisjes en minder mooie kindjes werden bij de oude Grieken simpelweg doodgemaakt, ook de rijkste gezinnen brachten hoogstens éen dochter groot. Mooie jongens, daar ging het om. Maar de naburige barbaren offerden dan weer gewoon kinderen, of metselden ze in de fundamenten in van een nieuw gebouw, om zo de zegen van de goden af te dingen.

Spuug en luizen, dat zijn kinderen zeker tot in de achttiende eeuw gebleven. Ze werden ondervoed, uitgebuit en verkocht, als ze het prille stadium van het inbakeren tenminste overleefde. Wie tegenwoordig als kraamcadeautje zo’n schattig rijtje pepermunten bakerkindjes krijgt, bedenkt niet dat bakerkinderen vaak met vertraagde hartslag en onnatuurlijk veel slapend, als pakketten aan een soort kapstokhaken werden bewaard. [54]

Die twaalf pagina’s met deze feiten vond ik de interessantste uit het boek.

Veel van de rest neigde meer naar de column over het hedendaagse kind, en problemen als dat het weleens ziek wordt, zich verveelt, en onderwijs moet krijgen. Waarbij Marja Roscam Abbing regelmatig prettig formuleert:

Ik ken niemand die zijn kinderen nog leert bridgen, en dat terwijl bridgen toch een van de weinige steekhoudende argumenten is voor het gezin-met-twee-kinderen. [28]

Maar waarvan me nu, onmiddellijk na lezing, toch al betrekkelijk weinig meer bijstaat.

Marja Roscam Abbing, Het babymuseum
De archaïsche neiging om je
eigen kinderen groot te brengen

76 pagina’s
Prometheus, 1992

[x]opgenomen in het dossier: ,

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden