En de liefste dingen nog verder ~ Paul de Wispelaere

Onlangs bereikte me de vraag of ik nog weleens een echt boek las. Zo’n boek dat helemaal van kaft tot kaft reikt. Niet een bundel essays of verhalen; geen verzameling ditjes-en-datjes of vreemde wetenswaardigheden, maar iets geheel uit éen stuk.

Ik geef onmiddellijk toe, romans lijken nauwelijks voor te komen in mijn dieet. En al helemaal de romans die pretenderen meer te brengen dan genre-fictie. Het lijkt daarom alsof ik wat ben uitgekeken op de litteratuur.

Maar wat de bezoeker van dit boeklog nooit ziet, zijn de boeken die ik verveeld na een half uur ter zijde leg. Toevallig zijn daar wel heel wat romans onder.

De moeilijkheden van het genre worden namelijk nogal onderschat. Veel schrijvers zouden beter tot hun recht komen als ze zich op non-fictie zouden richten. Nogmaals een al overbekend verhaal vertellen, biedt zo weinig.

Neemt niet weg dat ik zo nu en dan wel een roman lees die me weer toont waartoe literaire fictie wel in staat is. Dit boek reikt op momenten zo ver, al is het strikt genomen geen boek dat van kaft tot kaft doorgaat, maar eentje opgebouwd uit fragmenten.

Bovendien stopt De Wispelaere nogal wat autobiografie zijn fictie. De hoofdpersoon uit dit boek gelijkt precies de man uit Het verkoolde alfabet, maar dat waren memoires toen, en dit is een roman.

En de hoofdpersoon van dit boek weet heel spoedig dood te gaan. Ik geef toe dat dit gegeven zo overtuigend werd uitgewerkt dat ik gespeurd heb of De Wispelaere niet inmiddels is overleden.

Maar wat is er dan prettig aan een boek waarin een oude man terugkijkt op zijn leven? Misschien wel het besef dat alles verandert, maar ook veel tijdens het leven hetzelfde blijft.

De troost die de aanwezigheid van vrouwen brengt…

Paul de Wispelaere, En de liefste dingen nog verder
231 pagina’s
Pandora pockets © 1998

Onder voorbehoud ~ Paul de Wispelaere

Paul de Wispelaere was mij vooral bekend als auteur van sterk autobiografisch geïnspireerde fictie. Dit was een eerste kennismaking met zijn meer wetenschappelijke werk, en die viel me niet altijd mee. De auteur denkt nogal slordig soms.

Het boek bevat onder meer stukken over Boon, Nescio, Enzensberger, en Arguedas. Daar zal ik het niet over hebben. Mij intrigeerde meer wat ook de blurb als belangrijkste thema aanduidt. De Wispelaere maakte nogal een nummer van de relatie tussen werkelijkheid en fictie, in deze bundel essays.

Dit is voor mij reden om hier maar op twee artikelen in te gaan. ‘Over leugen en waarheid in het autobiografische schrijven’, en ‘Over geschiedschrijving en fictionalisering’.

In dat eerste essay legt De Wispelaere uit dat er goede redenen bestaan om te veronderstellen dat auteurs altijd autobiografisch schrijven. Zelfs verzonnen verhaaltjes onthullen veel over bedenker daarvan.

Maar dan is er nog dat speciale genre van de autobiografie die ook autobiografie heet. En ook daarover leven volgens De Wispelaere grote misverstanden. Het verkoolde alfabet, zijn deel uit de prestigieuze reeks privé-domein, was namelijk in de eerste plaats een boek, met alle vormeisen die een goed boek volgens hem stelde. De autobiografische onthullingen erin stonden daarmee in dienst van de tekst, en niet andersom. Dus hoefde de auteur, bij gelegenheid, ook niet alles wat hij beschrijft ‘echt’ te hebben meegemaakt.

Zo zou ik, in principe en tot op zekere hoogte, van elke passage de samenstelling na kunnen gaan van de met elkaar verweven, verzonnen, halfverzonnen, uit andere bronnen afkomstige, vermoede, vaag herinnerde en levensechte bestanddelen van wat, binnen de autobiografische ruimte van het boek, als een waarheidsgetrouw zelfportret is opgevat. [102]

De Wispelaere balanceert hiermee, wat mij betreft, op een wat slap koord. Zijn excuus is op de keper beschouwd niet meer dan het literaire equivalent van wat de kroegzwetser doet om diens verhalen wat grappiger, of memorabeler te maken. Ik weet natuurlijk wel dat het zo werkt, maar de schrijver moet het me ook weer niet gaan inpeperen — Al zit ik evenmin te wachten op een levensechte autobiografie van een schrijver, omdat die vooral zal bestaan uit reeksen aan identieke dagen waarin deze roerloos achter zijn bureau zit te denken.

Paul de Wispelaere kukelt van zijn slappe koord af als hij zijn strikt artistieke visie doortrekt naar de geschiedschrijving. En hij in het essay ‘Over geschiedschrijving en fictionalisering’ moeite gaat doen om aan te tonen dat werkelijk alle schrijven autobiografisch is, zelfs de boeken over de geschiedenis.

Medestanders voor dit idee vindt hij vervolgens bij de historici Simon Schama en F.R. Ankersmit. En dat is een nogal onhandig gekozen duo. Laurel & mr. Hyde. Kaïn & Wiske. Als student heb ik bijvoorbeeld nog op tentamen bij Ankersmit moeten uitleggen waarom Schama een oninteressante historicus is.

Schama heeft bij sommige vakbroeders een veel minder hoge status dan onder het brede publiek, omdat hem verweten wordt geen nieuwe vragen aan het verleden te stellen. Zijn kracht ligt in de presentatie, en popularisering, van het inmiddels overbekende. Vanzelfsprekend zal hij daarom elke bewezen literaire truc denkbaar gebruiken in de presentatie van zijn materiaal. Maar De Wispelaere heeft de werkwijze van Schama dus te zeer gelijkgesteld aan die van de gemiddelde historicus, en daar veel te vergaande conclusies aan verbonden.

Dat Ankersmit ook in zijn essay terugkomt, heeft als dan weer reden dat deze historicus een tijd in Haydon White was, en diens boodschap breed verkondigde. Die theoreticus ging ooit zelfs zo ver om de geschiedenis gelijk te stellen aan een tekst. Een tekst die te bestuderen was met in de literatuurtheorie ontwikkelde methoden.

Nog immer hoop ik dat het verleden ooit nog eens op subtiele wijze wraak neemt op de bedenker van deze ergerlijke kul. Niets ernstigs hoor. Maar er mag best eens een steen van een middeleeuwse kerk vallen als hij langsloopt, of een antiek vloerdeel mag het krakend begeven. Als die tekst uit het verleden maar een schram en een blijvend litteken oplevert.

Dus dat zowel Schama en Ankersmit volgens De Wispelaere hetzelfde lijken te verkondigen, is eerder toeval dan iets anders. En dat deze auteur vervolgens hun beider ideeën representeert als dé visie die er onder historici leeft, is nogal pijnlijk. Om het vriendelijk te houden. Waarmee trouwens niet gezegd is dat historici niet de beperkingen van hun methoden zouden zien — daar is zelfs een eeuwigdurende discussie over.

Paul de Wispelaere, Onder voorbehoud
Essays

207 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2003

Verkoolde alfabet ~ Paul de Wispelaere

Ook vandaag nog vinden velen dat er net boeken zijn uitgekomen die ik echt zou horen te lezen. Maar ik negeer zulke welgemeende adviezen altijd. Mijn leesmenu laat zich niet meer door anderen invullen.

Dit was ooit anders. Wonderlijk genoeg herinnerde Het verkoolde alfabet van Paul de Wispelaere me aan die periode. Omdat deze auteur in dit dagboek met precies dezelfde boeken bezig was als ik indertijd; en waarschijnlijk nog zo veel mensen meer.

Frisch ging dood, dus moest Max Frisch worden herlezen — en dan vanzelfsprekend vooral wat hij geschreven had over aftakeling en de dood.

Galeano’s Boek der omhelzingen maakte grote indruk indertijd. Terwijl zijn werk tegenwoordig niet eens meer naar het Nederlandse vertaald wordt; hoewel dat in aanpak noch stijl anders is dan waarom dat Boek der omhelzingen zo bejubeld werd indertijd.

En ook De Wispelaere’s eigen dagboek werd even een ‘must-read’. In geen tijd haalde dit deeltje privé-domein zeven drukken. Terwijl ik naderhand toch moest constateren dat dit dagboek niet wezenlijk afweek van wat de auteur daarvoor en daarna gepubliceerd heeft onder de noemer roman.

Al die boeken gaan ook over een schrijver die op het platteland woont, en alles om zich heen ziet verworden met de loop der tijd.

En al die boeken zijn erotisch geladen, op een manier die tegenwoordig wat ouderwets aandoet. Alleen hoort De Wispelaere [1928] nu net bij de generatie die de vrijheid nog veroveren moest dat over alles geschreven diende te kunnen worden.

Indertijd maakte dit boek indruk, zeker. Dus mag ik niet klagen het gelezen te hebben toen iedereen het las.

Tegenwoordig valt wat minder goed te zien wat er precies zo bijzonder is aan Het verkoolde alfabet. Ook al omdat die romans er zijn.

Ik vermoed zelfs dat er gewoon een buiten-literaire factor heeft bijgedragen aan het succes. De Wispelaere was 62 jaar op het moment dat het dagboek begint, in de herfst van 1990. Zijn vrouw Ilse is dan een schoon jong meidje van 26. Terwijl de beste man er altijd uitzag als een tuinkabouter die onwennig zijn muts heeft afgezet en zich toch eens geschoren heeft, voor hij netjes op de foto kwam.

Beschreef deze auteur ook nog eens hoe het was om te leven met dat jonge ding.

Net als dat hij afscheid neemt van vorige gelieven, en over hen de verhalen vertelt die zijn huidige vrouw graag eens wilde horen.

Zoals altijd bij dagboeken van auteurs was ik dan weer vooral gespitst op wat De Wispelaere opmerkte over schrijven, en lezen.

Het verkoolde alfabet bleek me altijd wel nog goed leesbaar te zijn. Er zit een prettig ritme in het boek, onder meer door de afwisseling van korte met langere fragmenten. Dit dagboek was alleen aanzienlijk minder uniek dan ik het me herinnerde. De Wispelaere is bij tijden ook gewoon een oude zeur, als hij de terreur beschrijft van de bladblazer, of de verrommeling van Vlaanderen, of het slechte taalgebruik van politici. Enkel omdat ik van schrijvers eis dat deze nog iets extra’s doen met zulke constateringen. Want klagen kan iedereen al.

Was er toch, bij tijden, een flonkering of een formulering, die me noopte om aantekening te maken. Want dit boek biedt vooral taal.

scheiding

Ik weet het wel, in een samenleving waarin tot en met dementen ‘creatief’ worden beziggehouden, is het voor de schrijver onmogelijk geworden nog woorden van deze strekking in de mond te nemen. Vroeger kon dat, maar nu niet meer. Eigenlijk zijn er steeds minder woorden die je in de mond kunt nemen, het alfabet is verkoold en smaakt naar as. Welke schrijver van enige betekenis durft zichzelf nog ‘kunstenaar’ te noemen?

Paul de Wispelaere, Het verkoolde alfabet
Dagboek 1990 — 1991

299 pagina’s
De Arbeiderspers, 1992
privé-domein nr. 179