Wehkamp Voorjaar / Zomer ’90

Al in de dagen voor er internet was in Nederland werd me jaarlijks twee maal een complete website op papier toegestuurd. Dat kostte helemaal niets. Ik hoefde alleen maar te dulden dat de uitgever mij met mevrouw aansprak.

De bedoeling van de firma Wehkamp was dan dat ik minstens éen van de afgebeelde artikelen uit deze catalogus bestelde. Dat heette postorder. En dit verschilde niet van de tegenwoordige e-commerce, in de zin dat de bestellingen ook toen altijd bezorgd werden als ik zeker niet thuis was.

Maar de Wehkampgids vervulde in vroegere dagen nog veel meer rollen dan enkel die van catalogus. Zo herinner ik me dat het papier uitermate geschikt was om tot een pijl gedraaid te worden, die dan door een stuk elektriciteitsbuis einden weg te blazen was. Leuk was dat. Meestal tot er iemand in zijn oog geraakt werd, en het prompt niet meer mocht.

En ook, het is amper voor te stellen nu zelfs de TV-reclame na elf uur ’s avonds tegen de porno aanschurkt, maar toen kwam met de Wehkampgids in menig huishouden het enige bloot binnen. Zo onschuldig waren we, dat zelfs de afdeling badkamerartikelen in de gids onze belangstelling had, omdat in een van de afgebeelde douchecabines altijd wel ergens de naakte achterkant van een mevrouw was te zien.

Verder stond in iedere gids een verwarrend plaatje van een andere mevrouw die een banaanachtig voorwerp tegen haar wang aan drukte. Massagestaaf heette dat ding in de omschrijving. Maar omdat we de ogen van die mevrouw niet mochten zien, wisten we wel ongeveer dat dit niet helemaal klopte.

In deze catalogus voor het voorjaar en de zomer van 1990 heet zo’n ding overigens al gewoon een vibrator, en is er al keuze uit verschillende modellen. Technische specificaties ontbreken verder; een aanwijzing dat er bij de verkoop waarschijnlijk niet op een mannelijk koperspubliek werd gemikt.

Amper vijftien jaar geleden is het, en op zich blijft wat toen te koop aangeboden werd in vorm en functie nog wel herkenbaar. Maar wat lijkt alles lillijk. De in deze gids afgebeelde mode is natuurlijk geheel uit de mode. Ook hebben de vrouwelijke modellen raar haar, en vreemdkleurige make-up. En erger nog zijn de mannelijke modellen; dat lijken me knaapjes met amper baardgroei die nogal ouwelijk ogende machoposes aannemen.

Aandoenlijk.

Maar catalogi als deze doen me vooral beseffen hoe blij ik ben eigenlijk niet zo veel nodig te hebben. Er is zo veel troep op de wereld te koop. Neem dit boek: het heeft 772 pagina’s vol producten, en niets dat ik er van blief. In die zin is een oude Wehkampgids nuttiger dan een bibliotheek vol traktaten tegen het hedonisme.

Tot mijn grote geluk zag ik wel dat de ‘teletrapper’ nog in deze gids te koop werd aangeboden. Dat was waarschijnlijk het eerste fitnesstoestel voor mensen die te lui waren om van de bank te komen. De TV-reclame van het moment toont aan dat daarmee toen al trend gezet werd; iedereen die weet meer te moeten bewegen, doet dat het liefste niet. Dus komen er apparaten op de markt die dat bewegen zogenaamd van ons overnemen.

Zo werkt het, dus.

Wehkamp Voorjaar / Zomer ’90
772 pagina’s
Uitgeverij Wehkamp, 1990

Algemene Catalogus

Een prijslijst zit er helaas niet bij. Dat had deze catalogus nog net even wat waardevoller gemaakt, als ik hem bewaar. Niets mooier dan om over twintig jaar eens te kijken wat een groothandel in elektronica voor producten kon leveren, en wat die ooit kostten.

Catalogi als deze, verdwijnen. Websites zijn goedkoper in gebruik.

Zeker op een gebied waarin de ontwikkelingen zo snel kunnen gaan.

Zo viel me op hoezeer computers inmiddels een vanzelfsprekend onderdeel zijn bij het meten en regelen. Een oscilloscoop heeft niet eens een eigen scherm meer, maar is een randapparaat geworden en komt met een USB-aansluiting.

Maar PC’s of laptops kunnen niet eens gekocht worden bij deze leverancier. Veroudert het assortiment in zo’n dikke papieren catalogus als deze ook minder snel. Dat is slim, zo moet ik de Velleman-groep nageven.

De nerd in mij kan verlekkerd bladeren door pagina’s met condensatoren, of fotoweerstanden. Gewoon, omdat het prettig is te weten dat dit allemaal nog bestaat. Niet omdat ik daar iets mee wil, of dat het spul mijn begeerte op zou roepen.

Want, dat valt wel op. In een catalogus als deze staan typisch de spullen om iets mee te doen. Onderdelen zijn het, die een droom kunnen verwezenlijken. Nooit het stof van dromen zelf.

Algemene Catalogus
Versie 10.0 Nederlands

788 pagina’s
Velleman-groep © 2006

Spoorboekje ’94 — ’95 ~ NV Nederlandse Spoorwegen

Het Spoorboekje wordt tegenwoordig niet meer uitgebracht op papier. Terwijl deze uitgave toch decennialang elk jaar de ‘meest verkochte paperback’ was; volgens de uitgever. [Wel ontbrak het boek altijd in de bestsellerlijsten — daar waar de meeste treinreizigers de dienstregeling tot de fictie rekenden, omdat de reistijden zo zelden klopten.]

Er bestaan inmiddels andere manieren om een treinreis te plannen. Digitale methoden. En de meeste mensen vinden het handiger om een computer alle uitzoekwerk te laten doen dan om zelf tabellen in een boekje te ontcijferen. Dus daalde de verkoop van de dienstregeling sterk.

Eerder al was er een einde gekomen aan de gewoonte van schoolmeesters om met het Spoorboekje de intelligentie van hun klas te testen. CITO heeft al geruime tijd de schoolonderzoeken gemonopoliseerd. Maar ooit volstond het een onderwijzer eigenlijk wel om te weten of een kind zelfstandig een treinreis kon plannen. Die vaardigheid alleen al maakte het rijp voor de middelbare school.

Mensen genoeg die er nooit in geslaagd zijn.

Ik was blij dat er nog een oud exemplaar van het Spoorboekje rondslingerde in mijn huis, omdat dit boekje in éen opzicht superieur is aan alle oplossingen die tegenwoordig in gebruik zijn.

Digitale reisplanners, zoals 9292.nl of de planner van NS, geven de lengte van de reis namelijk slechts weer in tijd. Niet in afstand.

Maar de Nederlandse Spoorwegen zijn deze maanden niet heel aardig voor me geweest. Vrijwel geen enkele reis vanuit de Randstad verliep zonder ernstige vertraging. Eén keer zelfs heb ik over Groningen terug moeten reizen om überhaupt nog thuis te kunnen komen die dag.

Dat mijn retour zich daarmee ruim anderhalf uur langer dan gewenst voortsleepte, was me zo wel duidelijk. Toch bleef een vraag hoeveel ik hierdoor had moeten omrijden.

En ziet, in het aloude Spoorboekje staan de afstanden tussen de stations er nog gewoon in. Aan het begin van elke dienstregelingtabel worden daar tenminste de kilometersstanden gegeven.

Want al staan de dienstregelingstabellen tegenwoordig online, als PDF-jes, ook daar is die kleine service nagelaten om de kilometerstanden te tonen.

Dus weet ik nu, met de auto is het zeker 155 kilometer van mijn huis naar het Centraal Station te Amsterdam. Eerst met de bus naar Lelystad rijden, en dan met de trein gaan, zal ongeveer even ver zijn.

Een reis met de trein vanaf Heerenveen is voor mij 195 kilometer — omdat ik eerst nog op dat station komen moet. En die ene keer dat het helemaal via Groningen moest, leverde een reis op van 257 kilometer.

En langer kan al bijna niet, in Nederland, voor een retourreis op dezelfde dag.

Overigens ben ik benieuwd of er mensen zijn die spoorboekjes sparen. Want hoewel de oplage altijd immens was, werden ze na een jaar ook heel makkelijk weggegooid omwille van die jaartallen op het kaft. Het is niets dan toeval waardoor mijn exemplaar bewaard is gebleven.

In praktijk gingen ze doorgaans wel langer mee dan dat ene jaar; als NS al wijzigingen doorvoerde ging het meestal om minuten. Structurelere veranderingen waren pas nodig als stations dichtgingen of nieuw werden geopend.

Maar er blijken ook mensen te zijn die oude Wehkamp-catalogi verzamelen, zo bleek me uit vele bedelmails na publicatie van mijn boeklogje. Warenhuiscatalogi hebben alleen aanzienlijk meer te bieden dan oude spoorboekjes. Daarin staat wel in beeld gestold wat de modes en de wanen waren van een tijd.

Het Spoorboekje ’94 — ’95 bood erg weinig dat direct terugverwees naar die tijd midden jaren negentig. Of het moest de bescheiden melding zijn dat alle intercities éen telefoon aan boord hadden toentertijd, in de eerste-klas-coupé achter de machinistenruimte. Gebruik was alleen mogelijk na betaling met een telefoonkaart.

Enkele jaren later al zat ik met GSM en ingebouwd modem op mijn laptop e-mails te versturen vanuit de trein. Misschien wel het laatste moment in de recente geschiedenis dat ik een klein decennium voorliep op de massa.

Spoorboekje ’94 — ’95
geldig van 29 mei ’94 – 27 mei ’95
Prijs inclusief btw ƒ 9,75
870 pagina’s
NV Nederlandse Spoorwegen, 1994

Rose Catalogus 2014 ~ Rose Versand GmbH

Herinner me er bij gelegenheid aan dat ik nog een logje aan het telefoonboek moet wijden. Ergens dit jaar, zolang boeklog nog via de normale dienstregeling loopt. Niet dat ik ooit een heel telefoonboek gelezen heb. Bovendien krijg ik de nieuwste edities al niet eens meer, na me ooit te hebben uitgeschreven. Maar het gebruik van dat soort uitgaven sterft uit. Dus moet daar iets over worden vastgelegd.

Bovendien ben ik heel benieuwd wat ik over het telefoonboek te boekloggen zou hebben. Want zulks blijkt altijd pas na het schrijven.Het is niet alsof ik doorgaans al een duidelijk idee heb wat hier komt te staan voordat het er staat.

Deze week plofte de catalogus op de mat van het Duitse fietswarenhuis Rose Versand GmbH. Daar had ik niet om gevraagd. Alleen gaven enkele bestellingen bij de webwinkel van het bedrijf blijkbaar genoeg reden om mij op een verzendlijst te zetten.

Die catalogus is overigens Nederlandstalig. En 525 pagina’s dik. De eerste 200 gaan evenwel over kleding en helmen. Zonnebrillen ook. En schoenen. Wat ik opvallend vond. Bovendien is nogal wat van dat spul opgesierd met grote logo’s. Wat ik onnoemelijk lelijk vind. En me ook beseffen laat geen directe doelgroep te zijn van de leverancier.

Maar het is al snel lonender om in Duitsland fietsspullen te kopen — zeker als het om onderdelen gaat. De markt is er veel groter, de winkels zijn er beter gesorteerd, en de verzendkosten gauw eens hetzelfde of lager als bij winkelen in Nederland. Bestellingen uit Duitsland zijn bovendien niet zelden sneller binnen.

In Nederland is er domweg geen dominante speler actief op de markt voor fietsen, onderdelen, en accessoires. Elke fietsenmaker op de hoek heeft hier weliswaar zijn eigen webwinkeltje. Alleen brengen die vooral wat iedereen al biedt. En weliswaar zijn er ook enkele groothandels in fietsspullen actief online, alleen hebben die zeldzaam ouderwets ogende websites; die bijvoorbeeld nooit vertellen of een onderdeel op voorraad is.

Rose heeft een eigen huismerk voor onderdelen en accesoires. En doordat het bedrijf ook zelf fietsen maakt kan het onderdelen in bulk aankopen, en deze vervolgens tegen lagere prijzen aanbieden dan waar een Nederlandse fietsenmaker ze voor inkopen kan.

Toch is het vreemd om de collectie van een webwinkel nu eens op papier te zien — met de wetenschap bovendien dat het aanbod in de webshop groter zal zijn.

Bovendien ontbeert de Rose Catalogus 2014 Nederlands een duidelijk register, zodat ik enkel door te bladeren vond wat ooit nog bruikbaar zou kunnen zijn.

Alleen viel me op dat de catalogus toch een onverwacht nut had. Want al zijn de plaatjes van de aangeboden producten niet heel groot. Omdat er meerdere goed vergelijkbare spullen op éen pagina staan afgedrukt, en tegelijk daarbij worden beschreven, is direct een onderlinge vergelijking mogelijk. Anders dan online kan. Want daar zijn de beschrijvingen pas zichtbaar als een product wordt aangeclickt — waarna de eigen pagina van dat product zich opent. In isolement.

De catalogus bevat bovendien mededelingen van een algemeen nut die me op de website van Rose nooit zijn opgevallen.

Badinerend schreef ik ooit over een oude postordercatalogus dat de firma Wehkamp me vroeger twee keer per jaar de hele website uitgeprint toestuurde. Mede om aan te geven dat de wereld veranderd was. Omdat al het oude behoorlijk vreemd kan lijken gezien door ogen die gewend zijn geraakt aan het nieuwe.

Alleen is het dus anders. Papieren catalogi hebben wel degelijk nog steeds een eigen functie.

Rose Catalogus 2014 Nederlands
525 pagina’s
Rose Versand GmbH, 2014

Juiste woord ~ Dr. L. Brouwers

Mijn boekenkasten puilen uit van dikke en vaak dure boeken die ik doorgaans vol verwachting heb aangeschaft. Naslagwerken. Atlassen. Leerboeken. En hele reeksen aan woordenboeken. Uitgaven die hun kosten eigenlijk nooit hebben goed gemaakt. Boeken die nu al even als verliesposten beschouwd moeten worden.

Ik ben van plan om voorlopig, aan het einde van elke maand, steeds éen zo’n boek uit mijn verzameling te pakken, om na te gaan waarom het nooit iets werd tussen ons. Dat kunnen daarbij nooit verslagen worden over mijn teleurstelling alleen, ik moet daarvoor ook aftasten wat mijn ambities ooit waren, en waarom zo’n boek daar dan toch niet bij paste.

En bij de thesaurus Het juiste woord van de Vlaamse jezuïet Lodewijk Brouwers [1901 — 1997] vermoed ik enerzijds dat het boek te laat in mijn leven kwam, om er ooit nog aan te kunnen wennen; ook al is dit exemplaar al ruim vijfentwintig jaar in mijn bezit. Anderzijds gaat het in het schrijfwerk dat van mij geëist wordt vrijwel nooit om precies het goede woord.

Ik schrijf geen poëzie. En al evenmin produceer ik bewust grappen, waarin de juiste timing alles is; wat dan zo vaak samenhangt met precisie in de taal. Wat ik aan tekst produceer bestaat vrijwel alleen uit eeuwige eerste versies, die netjes iets aan informatie hebben over te brengen, en verder niet.

Wordt het me op een gegeven moment te moeilijk om de juiste woorden te vinden voor het vervolg, dan houd ik inmiddels simpelweg met schrijven op van die ene tekst; tot een volgende keer; als het onderbewuste zich met een oplossing meldt. Mijn zinnen worden er niet beter van door er op te gaan zitten zwoegen.

Het eerste vergelijkende woordenboek dat ik kocht ooit, was Roget’s Thesaurus. Hoogstwaarschijnlijk vooral omdat het veel pagina’s bevatte, niettemin bijna niets kostte, bij De Slegte of waar de aankoop ook plaatshad, en omdat mijn Engels toen om nog heel wat aan verbetering vroeg. Beter kan mijn talenkennis nog steeds, alleen zit er tegenwoordig een stuk minder rek op mijn mogelijkheden tot meer. Een volgende stap zou bijvoorbeeld al emigratie vergen en een permanente onderdompeling in de taal.

Ik vermoed Het juiste woord indertijd vanuit een vergelijkbare ambitie te hebben aangeschaft. Ik wilde beter leren schrijven. Ook kan daarbij enige maatschappelijke druk hebben gespeeld. Het boek had sinds de vijfde druk uit 1973 een legendarische status gekregen, omdat het sindsdien tijden niet meer leverbaar was. De zesde druk, waartoe veel herzien werd, liet tot 1988 op zich wachten; en werd toen met gejubel ingehaald.

Omdat anderen het boek zo prezen, moest het dus wel een nuttige uitgave zijn.

In mijn exemplaar staat dat het de elfde druk is. Tegenwoordig geldt alleen een andere drukgeschiedenis. Dan is dit ineens een zesde druk, zesde oplage. Wellicht bestaat er een verschil tussen Belgische drukken, en Nederlandse. Hier was Standaard niet de enige uitgaver, ook Het Spectrum had dit boek in het fonds.

Nieuw, en bejubeld, en die zesde druk was in elk geval dat het alfabetische gedeelte achterin groter was dan ooit, nee zelfs meer pagina’s innam dan de eigenlijke woordlijsten.

Het juiste woord valt namelijk in twee gedeelten uiteen. Het eerste deel bestaat uit woordverzamelingen rondom een trefwoord, waarbij Brouwers steeds een zelfde volgorde aanhield in die opsomming. Hij begon zo abstract mogelijk, en eindigde met spreekwoorden die in verband te brengen waren met het trefwoord.

Een synoniem proberen te vinden, vereiste dus doorgaans twee stappen. Eerst moest die alfabetische lijst achterin geraadpleegd worden, om te zien bij welk trefwoord voorin je diende te kijken. En daarop had je al die woorden onder dat trefwoord door te nemen, in de hoop zo, al associërend, op het idee te komen voor het beste alternatief.

Ik vermoed daarom ook dat die eeuwige tweetrapsraket er vanaf het begin al te veel aan was; dat het raadplegen van dit naslagwerk daarom altijd een inspanning zou blijven; en nooit een spontane handeling kon worden.

Kwam daar later, veel later, bovendien nog bij dat synoniemen.net een stuk sneller is.

Gereedschap moet werken, ander wordt het nooit gebruikt. En Het juiste woord werkte nooit soepel, voor mij. Mag dit nog zo’n uniek boek zijn geweest in de geschiedenis van de Nederlandse taal, doordat iemand er voor het eerst de hele taalschat systematisch in ontleed had. Deze rijkdom zien, en erkennen, komt voor mij inmiddels alleen niet meer met verplichtingen.

Dr. L. Brouwers, Het juiste woord
Standaard betekeniswoordenboek der Nederlandse taal

Bewerkt door Dr. F. Claes
Ingeleid door Prof. Dr. A. Weijnen
1429 pagina’s
Standaard Uitgeverij 1991, oorspronkelijk 1931

Photoshop 6 Bible for Windows ~ Deke McClelland

Er is het lange tijdperk voor YouTube en een tijdperk dat begon toen talloze hulpvaardige lieden video’s online begonnen te zetten van hoe je dat nu deed, een bepaald probleem oplossen.

Ofwel, ik zou op het moment niet zo snel meer een leerboek kopen om een softwareprogramma beter te leren gebruiken. Dat is te veel een mijl op zeven geworden. Doen leert het best. En als je daarbij vastloopt, is een YouTubeje of wat met tips doorgaans voldoende om verder te kunnen.

In 2001 was dat nog anders. Toen ook werd geen minder boek aangeschaft dan de Photoshop 6 for Windows Bible — een boek der boeken. Ik had indertijd net een goede digitale camera gekocht. Er was toen net een eerste weblog, waarop iets met plaatjes moest. En, ik had een volledige legale versie van Adobe’s Photoshop in bezit, dat indertijd al een decennium de standaard was in de digitale beeldbewerking.

Ervaring met het gebruik van deze software was er ook al enige jaren, routine had ik alleen nog niet.

Dat ik deze Photoshop Bible enkele malen heb doorgebladerd, staat wel vast. Ook de bijgevoegde CD-Rom is afgespeeld. Maar of ik ooit éen van de voorbeelden uit het boek heb nagevolgd, van bladzijde tot bladzijde, wordt al een vraag. De communicatie verloopt naar mijn idee nu ook wel erg traag als de auteur telkens weer een screenshot moet invoegen om te tonen wat er nodig is voor de volgende stap. Hoofdstukken dijen daarmee eindeloos uit, zonder nu per se veel informatie te bieden.

Photoshop 6 heb ik overigens nog steeds in gebruik. Zoals dat op mijn computers wel meer ‘verouderde’ versies staan van software. Deze woorden zijn bijvoorbeeld vastgelegd in de tekstverwerker Word 2000. Want de nieuwste versie van Microsoft Office heb ik weliswaar ook wel ergens staan, alleen is dat programma zo verschrikkelijk traag vergeleken met de twintig jaar oude voorganger dat het gebruik altijd ergernis oproept. Het enige dat ik daar mee doe is documenten openmaken die anderen mij opsturen, om ze daarop weg te kunnen schrijven naar een bruikbaarder formaat.

Is er al evenmin lust om alle macro’s om te zetten die ik in de loop der jaren voor Word 2000 heb geschreven.

Photoshop versie 6 kan een heel aantal dingen nog minder goed dan de huidige versie, CC 2019; ofwel versie 20. Het ‘vrijstaand maken’ van iets in een foto, door de omgeving te verwijderen, gaat tegenwoordig veel simpeler; ‘maskers’ aanmaken is eenvoudiger geworden. De software biedt aanzienlijk handiger methoden om de fouten te corrigeren van de lens van het fototoestel; helemaal bij foto’s van architectuur. En er bestaan tegenwoordig hele bibliotheken vol aan hulpmiddelen meer voor. Zijn er inmiddels zelfs 3D-mogelijkheden.

Tegelijk kon Photoshop 6 ook al zo veel zo goed dat ik lang alle functies niet benut heb.

Tegenwoordig blijft het gebruik overigens vrijwel beperkt tot het aanmaken van de afbeeldingen van de boekomslagen bij elk logje hier. Daar is vanzelfsprekend een macro voor, waardoor elk omslag automatisch een schaduwtje meekrijgt — een willekeurig besluit uit de eerste maanden van 2005 dat me nu weleens spijt. Hoewel daardoor nu wel altijd meteen te zien is of iemand de afbeelding van het boekomslag van deze site gestolen heeft.

Inmiddels maak je zo’n ‘drop shadow’ gewoon aan als stijlkenmerk, in het CSS-style sheet; waardoor je de afbeelding niet meer hoeft te manipuleren; dat gebeurt dan nog enkel met de weergave daarvan in de browser van de bezoeker. Indertijd was dat allemaal niet.

Dus luidt mijn conclusie over deze Photoshop Bible toch iets anders dan vooraf verwacht. Ik kocht het boek namelijk op het schijnbaar enig goede moment — omdat ik net in die tijd allerlei routines zou vormen in het gebruik van software waar ik aan vast ben blijven houden. Domweg omdat de software-versies uit die periode nog steeds in gebruik zijn. De manieren van werken die toen ontstonden, zijn nog altijd efficiënter dan me met latere software lukte.

Dat ik vervolgens niet meer met beeld ben gaan doen, of daarmee beeldbewerking, en in het verwerken van tekst ben blijven hangen, is een ander verhaal. De goede wil was er in elk geval even. Alleen werden de mogelijkheden die ontstonden vervolgens niet gezien, laat staan benut.

De aanschafkosten heb ik dan weliswaar nooit terugverdiend, een totale miskoop was dit boek toch ook weer niet — ook al omdat het aan meerdere mensen uitgeleend is geweest.

Deke McClelland, Photoshop® 6 for Windows® Bible
956 pagina’s
IDG Books International, 2001

Woordenlijst Nederlandse taal ~ Het Groene boekje

Twee exemplaren bezit ik van de Woordenlijst Nederlandse taal van de Taalunie, doorgaans het Groene boekje genaamd. Deze lijst biedt het onderwijs en de ambtenarij de verplichte spelling van een kleine honderdduizend woorden. Mijn oudste exemplaar is een druk uit 1990, en dat werd toen puur aangeschaft als naslagwerk, om de juiste schrijfwijze van een woord in op te kunnen zoeken. Was ook weleens het woordgeslacht van belang bij zelfstandige naamwoorden.


De recentste versie in mijn bezit, die met het donkerder kaft, is de druk uit 1995. En gelukkig ben ik daar nooit mee geweest; dat boek is met de grootste mogelijke tegenzin aangeschaft. Er was ondertussen alleen wel een spellingshervorming doorgevoerd, iets met het al dan niet schrijven van een tussen-n in samengestelde woorden — de paardebloemspelling — die later nog weer omgegooid is, omdat de daartoe bedachte spellingregels nog niet helemaal logisch waren.

Die druk uit 1995 werd daarmee binnen korte tijd een nutteloos bezit. En de samenstellers van deze mislukking hebben mijn eeuwige wantrouwen geoogst.

Me geld terug!

Lezen is grotendeels een zaak van het herkennen van woordbeelden. Verander structureel iets aan het woordbeeld, dan kan dat het vlotte lezen belemmeren. Alleen daarom al ben ik een principieel tegenstander van spellingshervormingen; hoe miniem de wijzigingen ook mogen zijn.

Nu was ik niet de enige met bezwaren tegen de tussen-n van de zielenpootspelling. Vanuit het Genootschap Onze Taal kwam er daarop ook redelijk snel een alternatief voor het Groene boekje, dat later het Witte boekje is gaan heten.

En als twee autoriteiten claimen de waarheid in pacht te hebben over de spelling van een Nederlands woord, en hun woordlijsten toch niet helemaal overeenkomen, dan weet je dat niemand meer gelijk heeft; laat staan dat iemand gelijk zou kunnen claimen.

Ik zal daarom nooit meer een Groen boekje kopen, of een Wit boekje. Wel is er bij het mini-onderzoekje over dit onderwerp plots nieuwsgierigheid gegroeid naar het Gele boekje, dat in Vlaanderen zou bestaan, en de woorden geeft uit de streektalen die daar toch zijn toegestaan bij het schrijven van Nederlands. Een woord als ‘javel’ mag dan ineens, en ‘goesting’ juist niet.

Sinds de jaren negentig zijn bovendien de elektronische woordenlijsten opgekomen — de spellingchecker van mijn tekstverwerker ging eindelijk goed werken, en zowel de Woordenlijst Nederlandse taal als de lijst van het Genootschap Onze Taal zijn tegenwoordig gewoon gratis online te raadplegen.

In 1995 was de aanschaf van het Groene boekje op CD-Rom nog twee keer zo duur dan die op papier. Mijn boekuitgave kostte ƒ 36,45. Met een actiebon was een softwareversie, enkel werkend onder Windows, voor ƒ 67,50 te krijgen, in plaats van de gebruikelijke ƒ 75,00. De oplichters. Weliswaar rust er de hoge BTW op zo’n CD-Rom, anders dan op de papieren uitgave, het aanmaken daarvan kostte vrijwel niets.

Verder weegt bij dit onderwerp mijn eigen bevrijding mee als taalgebruiker.

Spelling ben ik als een vorm van beleefdheid gaan zien. Het woordbeeld dat je de lezer voorzet, als schrijver, moet ze vertrouwd zijn. Dat dient het leesgemak, zoals gezegd, en daarmee laat je tegelijk zien enig onderwijs gevolgd te hebben.

Er zijn alleen nogal wat woorden die ik in de officiële spelling van een stuitende lelijkheid vind. Seks zal ik hier daarom altijd schrijven als sex.

En met de bezittelijke apostrof, waar W.F. Hermans ooit nog om verketterd is, heb ik bijvoorbeeld geen enkele moeite; al schijnt dat helemaal verkeerd te zijn.

Zowel het Groene boekje als het Witte boekje komen tegenwoordig met behoorlijk uitgebreide leidraden over hoe je goed spelt. Ik heb die niet gelezen en ga dit ook niet doen. Als klein baasje lever ik nu al ruim vijfentwintig jaar teksten aan heel verschillende opdrachtgevers aan, die er allemaal nog weer eigen stijlregels op na houden ook, er nog van afgezien of ze het Groene boekje gehoorzamen dan wel het Witte. Tot grote problemen heeft mijn minimale anarchie daarbij nooit geleid.

Als er moeilijkheden kwamen, waren die doorgaans van een opvallend particuliere aard. Dan had íemand bij zo’n opdrachtgever ineens een opvallend allergie voor bepaalde werkwoorden — die mochten dan niet gebruikt worden. Of dan werd me verboden om zinnen te beginnen met ‘maar’, of ‘en’, of ‘of’.

Door al dit tezamen ben ik spellingzaken allereerst als machtskwesties gaan zien. En bij machtskwesties ligt mijn sympathie vreemd genoeg nooit bij degenen die hun macht blind willen doorzetten; en zo hun aanwezigheid laten voelen.

Met goed schrijven heeft de spelling van de woorden toch ook werkelijk helemaal niets van doen.

Herziene woordenlijst van de Nederlandse taal
920 pagina’s
© SDU uitgeverij en het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, 1990
 
Woordenlijst Nederlandse taal
Samengesteld door het Instituut voor Nederlandse
Lexicologie in opdracht van de Nederlandse Taalunie
met een leidraad door Jan Renkema
1055 pagina’s
Areopagus, 1995

Fietsatlas Nederland ~ schaal 1:75.000

Navigeren is een ouderwetse vaardigheid geworden. Hele volksstammen laten inmiddels eerst een apparaat de route uittekenen die ze volgen moeten als ze ergens naar toe willen reizen, in plaats van op het eigen verstand te vertrouwen.

Feilloos zijn deze routeplanners en GPS-ontvangers alleen lang niet altijd. En toch gelooft menig chauffeur zo’n apparaat altijd nog eerder dan het eigen benul. En dan rijdt zich weer eens een bestelwagen vast in het lage tunneltje vlakbij mijn huis.

Ik leerde me door de wereld bewegen in een tijd dat er niets anders was dan landkaarten, en voor nood het kompas. Waarmee niet gezegd zij dat mijn oriëntatievermogen feilloos is. Op grijze dagen, als de zon onzichtbaar blijft, helemaal met mist, lukt het ook mij niet altijd om in vreemd gebied de goede richting aan te houden.

Heb ik alleen tegenwoordig ook een telefoon bij me, voor de luttele keer dat ik ‘verdwaal’ op de fiets. En die kan me in zulke gevallen heel simpel laten zien waar ik ben.

Meestal is dat dan ergens op een weg parallel aan de weg die wel de goede keuze zou zijn geweest.

En soms ook ben ik wel nog op het goede pad, en valt de afstand gewoon iets tegen.

Op mijn telefoon staat ook de fietskaart van vrijwel heel Nederland, waarop ik tot in detail kan inzoomen. Alleen is dat om éen reden net geen helemaal perfecte oplossing. Het beeldscherm van de telefoon is relatief klein. Te klein om een goed overzicht te krijgen voor langere verplaatsingen; zoals om in te kunnen schatten waar de ene plaats zich precies bevindt ten opzichte van de andere.

Enkel om het betere overzicht heb ik toch de laatste Lidl Fietsatlas Nederland gekocht — de supermarkt brengt doorgaans elk jaar in april een nieuwe editie uit voor weinig.

Goed aan deze uitgave is verder vooral het formaat: de atlas kan al mee in een relatief kleine fietstas.

Ideaal is deze fietsatlas alleen niet. Zo vind ik het kaartbeeld nogal rommelig. Veel lijntjes zijn me net wat te dik. Alsof de kaarten bedoeld zijn voor een publiek op leeftijd, dat misschien niet altijd een leesbril bij zich heeft.

Anderzijds heb ik vanouds een voorkeur voor topografische kaarten, van een nog iets fijnere schaal, in gedekte kleuren; waarop elk huis staat aangegeven.

Elk land, en iedere kaartenmaker, heeft zijn manier om de werkelijkheid te versimpelen. Eenmaal gewend aan éen, vraagt de manier van werken van een ander altijd weer om een andere manier van kijken. Ik ben heel Europa doorgefietst met kaarten van Michelin — en sindsdien blijkt het altijd weer een gemis te zijn dat andere uitgevers zo anders omgaan met hoogteprofielen, of dat die het nalaten om de echt mooie routes te accentueren met een groen lijntje.

Tegelijk gaat het daar niet om. Al is de tijd wel voorbij, helemaal met een atlas waarin enkel Nederlandse straten zijn opgenomen, dat landkaarten me tot grootse dromen aanzetten, over verre verten.

Lidl Fietsatlas Nederland
359 pagina’s
Lidl en Falkplan bv, 2019