Het klinkt blasé, maar ik ben te laat in mijn leven met boeklog beginnen. Ik heb de grote ontdekkingen al gedaan. Mijn smaak ligt grotendeels vast. Mijn oordelen zijn gevormd. Verrassingen blijven daarmee uit. Nog elk jaar komen er weliswaar boeken op mijn pad die begeesteren. Maar boeken waar ik per se in verder lezen moet omdat slapen wel een heel mager alternatief is? Nee.
Toch was dit ooit anders. Er bestond een tijd dat elk boek nog iets nieuws kon brengen. De periode zo van mijn veertiende tot mijn twintigste. Toen ik werkelijk alles las, en zich desondanks toch iets van een eigen idee over literatuur begon te ontwikkelen.
John Updike was daar belangrijk bij. En hoewel er uit die tijd geen aantekeningen meer zijn, is nog te reconstrueren wanneer hij in mijn leven kwam. De zomer van ’83, ruim vijfentwintig jaar geleden. Ik had een bibliotheekboek met verhalen mee op vakantie. Een Engelstalige bloemlezing van korte verhalen. En daar stond een verhaal van Updike in dat me werkelijk met stomheid sloeg.
‘The Happiest I’ve Been.’
Ik kan dit reconstrueren omdat ik die titel, en die van het boek waarin het verhaal verzameld zou kunnen zijn, zorgvuldig opschreef. Ik wilde meer hebben van dat. En dit lukte. Eenmaal in Nederland had ik vrij snel een beduimeld tweedehands exemplaar van The Same Door te pakken. Maar waarom moest dat boek er per se komen?
Voordien was ik vooral geïnteresseerd in verhalen met een plot; niets mooiers dan vertellingen met een twist op het einde. Van literatuur eiste ik tot dat moment weinig anders dan van thrillers, of de science fiction die ik toen ook nog veel las. En Updike bood dat toch allemaal niet. Hij was niet eens heel erg humoristisch; wat hem ook nog voor me had kunnen innemen. ‘The Happiest I’ve Been’ lijkt ook weinig meer dan een verhaal over een jongen die afscheid neemt van het dorp waar hij is groot geworden, en de leeftijdsgenoten waar hij mee is opgegroeid; om dan pas te beseffen dat hij toch ergens bij heeft gehoord.
Maar bij Updike zag ik voor het eerst echt wat taal vermag. Of misschien is ‘zien’ helemaal het goede werkwoord niet.
In éen van de vele spontane in memoriams die ik online las vanavond, merkte iemand op: Updike was misschien wel de enige schrijver die hem weleens deed stoppen met lezen, uit een soort overweldigende verrukking over een formulering. Die emotie herkende ik direct.
‘The Happiest I’ve Been’ was bovendien écht. Nee, sterker nog, dat verhaal was echter dan echt. Bij dit verhaal hoorde heel sterk de emotie: ‘zo is het’.
En Updike heeft meer verhalen schreven die veel bij me losmaakten. Ik heb daarom heel veel van zijn oeuvre; zelfs al is de verzameling lang niet compleet, want er zijn ook wel heel veel boeken van hem uitgegeven. Maar ik kom toch een heel eind. Wat ook niet gek is, in vijfentwintig jaar.
Neemt niet weg dat ik Updike al lang niet meer kritiekloos bewonder. De romans waar hij overal ter wereld het meest beroemd mee is geworden, over de autoverkoper Rabbit Angstrom, hebben me bijvoorbeeld nooit kunnen boeien. Zijn thematiek was en bleef die van een protestantse man, die opgroeide in de jaren dertig, en volwassen werd in de suburbs. Daar kleven nogal wat beperkingen aan.
Bovendien, dezelfde lyriek in zijn taal die me eens zo overrompelde, kan hem ook heel vermoeiend maken om te lezen.
Toevallig las ik enkele dagen terug bij de criticus James Wood een citaat hierover, dat ik instemmend heb overgetypt:
[…] he is, at his best, a fine pupil of Nabokov; and at his worst, his prose is a harmless, puffy lyricism, a seigneurial gratuity, as if language were just a meaningless bill to a very rich man, and Updike adding a lazy ten percent tip to each sentence.
The Broken Estate, 228.
Tegelijk is duidelijk dat ik hem altijd zal blijven lezen. Of het nu bundels met korte verhalen zijn, waarvan ik op boeklog al enkele behandelde, of zijn verzamelde essays waar ik zo meteen nog wat over zeg.
Daarom alleen al kwam zijn de melding van zijn dood als een schok.
Updike op boeklog
Updike op eamelje.net