Holzfällen ~ Thomas Bernhard

► door: A.IJ. van den Berg

Niet alleen kennis heeft een halfwaardetijd, ook voor oordelen kon weleens gelden dat ze een houdbaarheidsdatum hebben.

Punt wordt dan, na deze constatering, om te zien of er wetten bestaan die verklaren wat het oordeel zoal kleurt. Waarmee boeklog er weer een nieuw doel bij heeft. Zowaar. Terwijl de tiende jaargang al bijna begint.

Elders op boeklog heb ik daarom een essay gezet dat ik in 1994 schreef over Thomas Bernhard. Dat gebeurde niet vanwege mijn trots over deze oude tekst. Integendeel. Het betoog is op plaatsen warrig, argumenten werden weleens geleend van anderen, en het essay is gewoon niet heel goed; want een eeuwige eerste versie.

Tegelijk schreef ik die tekst in te weinig tijd, en in éen geut bovendien. En er blijkt bewondering uit voor de auteur Thomas Bernhard — terwijl ik die op boeklog tot nu toe alleen nog beknord heb.

Ooit oordeelde ik dus anders over Bernhard. Was dat voor mij een mateloos interessante auteur.

Daarom is het aardig om naast mijn voorbehoud van nu ook die bewondering van toen te kunnen laten zien.

In dit kader herlas ik daarom ook de roman Holzfällen uit 1984 — waarover ik in 1994 nog van alles wist, zonder dit voor mijn essay toen te kunnen gebruiken. Er is namelijk een ‘who is who’ te schrijven over dit boek, dat indertijd in Oostenrijk voor oproer zorgde.

Holzfällen is de bozige monoloog van een man die een etentje bijwoont in culturele kring, waarbij iedereen nog de komst afwacht van enkele toneelmensen die pas aan het eind van de avond zullen komen.

In die pruttelende man is Thomas Bernhard te herkennen. En eenieder waar hij kwaaiige gedachten over formuleert, is een nauwelijks vermomde bekende Oostenrijker van dat moment — en daarom leidde de boekpublicatie tot een schandaal.

Ooit zeiden al die namen me dus iets.

Holzfällen is ook een variatie op een thema. Deze roman gaat onder meer over literatuur en toneel, en vooral de valse pretenties van de maatschappelijk geslaagde beoefenaren van deze en andere kunsten. Alleen deed Thomas Bernhard iets volkomen vergelijkbaars met de lange monologen over kunst in Alte Meister, en in Der Untergeher.

Maar meer dan in die twee boeken vielen me nu de muzikale principes op achter Bernhard’s schrijven.

Een refrein in Holzfällen na een litanie is telkens:

dachte ik auf dem Ohrensessel […]

Zoals herhaling toch al zo’n duidelijk stijlkenmerk is bij Bernhard.

En de roman eindigt in een zin van 3¼ pagina lengte, waarin de verteller nog eenmaal staccato de hele avond doorloopt, alsof het boek het nadaverende slot van een symfonie moest brengen.

Ik las ook met enig plezier. Voor de verandering. Omdat Thomas Bernhard’s zinnen toevallig deze keer wel een leesroes opriepen.

Toch blijft mijn huidige voorbehoud bij deze auteur onverkort staan. Schelden zonder argumenten te geven, vermoeit op een gegeven moment enkel nog. Verpakking zonder inhoud brengen, bevredigt mij als lezer niet meer.

Maar misschien is het wel vreemd om van een roman meer te blijven verlangen dan vorm. Nu. In het huidige tijdsgewricht. Terwijl romans nog altijd door éen nietig mens geschreven worden.

Thomas Bernhard, Holzfällen
Eine Erregung

321 pagina’s
Suhrkamp 1988, oorspronkelijk 1984

[x]