Doe het niet, Alex! ~ Hans van den Bergh

Ooit kreeg ik college over de beeldtaal van de propagandafilm Triumf des Willens. Die begint met de blik op een aanvliegend vliegtuig, waarmee Adolf Hitler naar de partijdag in Neurenberg kwam. En dat beeld benadrukte dan volgens de uitleg hoe God voor even naar aarde afdaalde.

Sindsdien koester ik een allergie voor symboolwiggelaars en andere -uitleggers. Alleen ben ik door zulke lessen wel degelijk anders gaan kijken. Want nogal wat media blijken dezelfde beeldtaal te hanteren als een Leni Riefenstahl deed. Blijkbaar bestaat er slechts een beperkt tal patronen om iets in beeld te brengen; en ligt daarmee nogal wat vast.

Toen maandag Barack Obama in Nederland aankwam, begon dat bezoek met een rechtstreekse uitzending waarin gewacht werd op het landen van een vliegtuig. En ook de rest van zijn visite werd gebracht alsof het God zelve even had behaagd om langs te komen.

En ik ben nogal allergisch voor journalistiek die bedreven wordt vanuit de geknielde positie, en daarmee als propaganda overkomt; allergischer nog dan voor symboolverklaarders. Zulk een serviel gedrag ergert me in hoge mate.

Niemand heeft automatisch gelijk voor mij. En niets mag boven kritiek zijn verheven.

Dus, terwijl ik tamelijk onverschillig tegenover het Nederlandse Koningshuis sta, is royalisme wel in staat om hevige emoties in mij op te roepen. Want weinig vind ik ergerniswekkender dan de talloze dwepers met het huis Oranje-Nassau; met hun op niets gebaseerde eerbied.

Daarmee worden uitgaven als Doe het niet, Alex! aardig — want deze ontmaskeren alle gebral rond het Nederlandse koningshuis heel leuk. Zelfs al heeft Van den Bergh’s boek niet kunnen voorkomen dat Willem-Alexander inmiddels al bijna een jaar koning is.

Toch blijft ook de kritiek staan die ik al formuleerde bij een vorig republikeins boek van Hans van den Bergh. Zijn betoog wordt er niet sterker van als hij dit persoonlijk maakt, en erop wijst wat Beatrix voor een naar mens is; en hoe zij haar hoge positie misbruikt heeft. Want stel dat zij als koningin alleen goed had gedaan, en de slachtoffers van die natuurramp op de Antillen bijvoorbeeld wel spontaan miljoenen had toegezegd van haar eigen geld. Dan nog is haar status en positie onzinnig.

Maar als ik Van den Bergh’s persoonlijke kritiek iets ruimer zie, en interpreteer als een aanval op de structurele serviliteit die het koningshuis omringt, dan had hij natuurlijk het grootste gelijk van de wereld.

In Doe het niet, Alex! eindigt elk hoofdstuk met deze oproep uit de titel. Tot dan richtte Van den Berg zich telkens op een algemener publiek, dat onder meer voorgelicht wordt hoe kort Nederland nog pas een koningshuis heeft. Wat er zoal niet deugde aan eerdere vorsten. En hoeveel speelruimte deze krijgen, en namen, ondanks alle beperkingen die het Staatsrecht wel degelijk kent.

Meest verrassende oproep stond voor mij evenwel in het hoofdstuk over het geld van de Oranjes. Daarin rekende Van den Bergh voor dat deze familie miljarden moet bezitten. Waarop zijn aanbeveling luidde: joh, begin toch gewoon een leuk leven met dat kapitaal, in plaats een zo vaak voorgeprogrammeerd bestaan te moeten leiden.

En dan zou ik deze gelegenheid nog kunnen gebruiken om iets te schrijven over de gênante foto zo recent, waarop de onervaren koning Willem-Alexander joviaal een pilsebier drinkt met Vladimir Poetin; de Russische leider die kort daarop een crisis liet ontstaan over plotselinge claims op De Krim. Maar ziet, dat kan dan niet. Omdat ik me daarmee schuldig zou maken van dezelfde methode om kritiek te hebben op het koningschap als Van den Bergh gebruikte. En aan die aanpak deugt iets niet.

Hans van den Bergh, Doe het niet, Alex!
Alle redenen om voorgoed af te zien van het koningschap

190 pagina’s
Meulenhoff, 2011

Klein republikeins handboek ~ Hans van den Bergh

Dit boekje stamt uit 2002 — het jaar dat de Nederlandse monarchie weer aan een opmars in populariteit begon. De kroonprins was eindelijk aan de vrouw geraakt. En die band werd bezegeld met een breed in de publiciteit gebrachte bruiloft. Het sprookje zou daarna alleen nog maar mooier worden, omdat er al vlot kindertjes kwamen, die de voortgang van de dynastie kunnen waarborgen. Ook in de eenentwintigste eeuw.

Jammer toch alleen dat de monarchie historisch gezien niet bij Nederland hoort, om de zo burgerlijke cultuur hier. Dat die koning het land werd opgedrongen door de buitenlandse mogendheden, nadat Napoleon verdwenen was.

Goed, technisch gezien kreeg Nederland enkel een vorst, en riep Willem I zichzelf een jaar later eigenmachtig tot koning uit. En dit staat hem natuurlijk niet te prijzen.

Maar mij zat dat koningshuis nooit zo in de weg. Als ik de problemen moet opsommen van de Nederlandse regering, dan zijn dat er eerst een hele hoop andere. Bureaucratische regelzucht, bestuurlijk autisme, en regenteske koehandel in achterkamertjes — Thomas von der Dunk heeft de trits zo ooit wel aardig opgesomd. Ik zou daar wel nog de verregaande kortzichtigheid aan toe willen voegen, als toespitsing van dat bestuurlijk autisme. Geen politicus hier die ooit iets wil doen dat van een heldere langetermijnvisie getuigt, omdat anders de opvolgers van een eventueel andere partij daar mooi weer mee kunnen gaan spelen.

Tegelijk vind ik er niets voor spreken dat allereerst de kinderen van het staatshoofd voor dat ambt in aanmerking komen. Erfopvolging is iets Middeleeuws.

Dus was ik wel benieuwd welke honderd argumenten er tegen het koningschap in Nederland zijn aan te voeren. En dan is over dit boekje op te merken dat het lijkt of de auteurs moesten schrapen, om op die honderd te komen.

Op de staatsrechterlijke argumenten die worden aangevoerd, heb ik niets aan te merken. Die zijn helder. Net als internationale vergelijkingen nuttig zijn om de monarchie in Nederland te relativeren. Erfkoningen zijn heel zeldzaam geworden, en republieken tegenwoordig de norm.

Maar dan wordt de argumentatie troebel, doordat de auteurs hun bezwaren tegen het koningsschap ineens vooral gaan projecteren op de familie die op het moment in Nederland het ambt bezit. Dan worden zinnige argumenten — zoals dat het raar is dat zo’n rijke familie geen belasting betaalt — ineens afgewisseld met achterklap en insinuaties. Beargumenteerd zien worden dat Beatrix een naar mens is, met een ergerlijke neiging om haar opinies af te dwingen, doet mij namelijk niets. Hoe merkwaardig het feit ook is dat Nederland alleen een dure ambassade in Jordanië ging bouwen, omdat haar band met de koning daar zo leuk is.

Aanvallen ad hominem vind ik niet zo heel interessant, als het om een principekwestie gaat als deze. Het deugt niet dat er een koning[in] is. Punt. En dit argument wordt niet sterker door te zeggen: het deugt niet dat er een koning[in] is, kijk de schijnheilige tut toch eens.

Omgekeerd geldt namelijk ook dat zelfs wanneer de familie Van Oranje-Nassau het koningsschap onberispelijk zou dragen, en het volk tot sieraad was, het nog altijd niet klopt dat alleen hun kinderen het hoogste ambt mogen dragen.

De ene waarheid kan de andere waarheid uitdoven, merkwaardig genoeg. Zelfs al werden beide met hetzelfde doel verzameld. Ratio en verontwaardiging zijn geen stabiele mix. Tegelijk begrijp ik ook wel dat een boek waarin alleen verstandelijk beredeneerd wordt dat het koningshuis beter kan worden afgeschaft slechts lezers trekken zal die van abstract redeneren houden. Maar waar houdt de aanvaardbare retoriek op, en wordt die demagogie?

meer Vinken op boeklog

Hans van den Bergh, m.m.v. Pierre Vinken, Klein republikeins handboek
Honderd misverstanden over de monarchie

150 pagina’s
Boom, 2002

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Uren met Karel van het Reve ~ Robert van Amerongen e.a.

Mijn geduld met vriendenboeken was nooit zo heel groot. Misschien komt dit omdat ik ooit een hoogleraar had die een aan hem opgedragen liber amicorum tot verplichte leerstof maakte. Maar Uren met Karel van het Reve lijkt me een opvallend gunstige uitzondering in het genre. Al was het maar omdat de man in deze bundel niet alleen maar heilig wordt verklaard.

Nu ja, Rudy Kousbroek doet wel degelijk nog een poging in die richting, door allerlei interessante motieven te ontwaren in Van het Reve’s vroege detective Nacht op de kale berg. Hij had me daarmee haast verleid het toch nog eens te proberen met dat boek. Maar nee, ik kan er werkelijk niets mee.

Interessant aan deze bundel vond ik onder meer de herinneringen aan Van het Reve als leermeester. Niet omdat deze ook een ideaalbeeld geven, maar meer om de impliciete ideeën achter Van het Reve’s methodiek. Hij probeerde zijn studenten niet alleen wat over de Russische letterkunde bij te brengen, hij probeerde ze ook tot denkende mensen op te voeden.

Eén van zijn oud-studenten verbaast er zich wat over dat hij achteraf moest horen dat Van het Reve het college geven eigenlijk een crime had gevonden. Vooral de werkcolleges waren erg. Hij had de studenten daar in een paar minuten kunnen vertellen, waar ze nu een uur over deden om zelf te ontdekken.

Tegelijk wijzen alle beschrijvingen over de colleges ook naar een karaktertrek die tegenstanders hem vaak verweten. Van het Reve maakte weleens een gemakzuchtige indruk, zo hem geen luiheid verweten kan worden.

Boeiend vind ik in dit verband ook de weerlegging die Hans van den Bergh in deze bundel geeft van ‘Het raadsel der onleesbaarheid’. Dat was de titel van de Huizinga-lezing waarmee Van het Reve de valse pretenties van de literatuurwetenschap zo vrolijk onderuit haalde.

Punt voor punt weet Van den Bergh wel iets af te dingen op de kritiek die Van het Reve had; onder meer door hem gemakzucht te verwijten. Toch mist hij daarbij de kern van het betoog, namelijk dat literatuurwetenschappers nogal eens dubieuze methodes toepassen, en daar pretentieus over doen. En ook schijnt Van den Bergh ontgaan te zijn dat zo’n Huizinga-lezing niet voor vakbroeders bedoeld is, maar een algemeen publiek trekt.

Dus stond Van het Reve voor de taak de toehoorders niet te vervelen, terwijl tegelijk op hem de enorme last rustte om te bewijzen dat helemaal niet deugde wat toch zo veel status had. Daarom kreeg die lezing een enorm aplomb. Net zoals Van het Reve’s eeuwige kritiek op de evolutietheorie eerder een soort onwil uit principe toonde, dan interesse in de details.

Ik denk dat deze bundel daarmee voor mij nog eens verduidelijkte waarom ik Karel van het Reve zo graag heb gelezen. Hij dwingt me om na te denken, zonder daarbij alle details al in te vullen. Die nuttig gemaakte argwaan is prettig; zelfs al gaat die dan soms aantoonbaar gepaard met gemakzucht.

Uren met Karel van het Reve
Liber amicorum

176 pagina’s
Uitgeverij G.A. van Oorschot, 1991