Flat Earth News ~ Nick Davies

Boeklogjes worden nooit inhoudelijk nog eens aangepast achteraf. Hoogstens haal ik er nog weleens een spel- of typfout uit, of plaats ik een link. Maar dat is het wel.

Toch heb ik éen keer in de verleiding gestaan om een boeklogje geheel om te gooien. Mijn korte besprekinkje van Het zijn net mensen geeft namelijk misschien wat te goed mijn eigen ideeën over het boek weer. Ik waardeerde zeker hoe Joris Luyendijk’s zijn persoonlijke indrukken formuleerde over waarin de media tekortschiet. Punt is alleen dat hij me daar weinig nieuws mee vertelde.

Maar toen werd juist dat besprekinkje een tijdlang het meest bezochte boeklogje — ongetwijfeld omdat de auteur ineens een prestigieus TV-programma ging presenteren. En daarom heb ik in de verleiding gestaan die bezoekers toch wat beter te gaan voorlichten over de media.

Nu ik het zo formuleer, klinkt het ineens dom en lui dat ik dit toen heb nagelaten. Alleen heb ik het verhaal al zo vaak gedaan.

Nick Davies’ Flat Earth News riep dezelfde respons bij mij op als Joris Luyendijk’s Het zijn net mensen. Wat hij beschrijft, is inhoudelijk weliswaar nieuw, en soms heel interessant, maar beschrijft geen trends in de media waar ik van op kijk. Bovendien heb ik daar, ook in geschifte, al verdergaande conclusies uit getrokken als Davies doet in het boek.

Zo klaagt deze Guardian-journalist dat de meeste kranten ertoe over zijn gegaan te zeer te vertrouwen op wat de Press Association (PA) aanlevert aan nieuws. PA is zonder meer te vergelijken met een persbureau als ANP, omdat beide een semi-monopolie bezitten. Daardoor wegen de nadelen van deze nieuwsvoorzieningen nogal zwaar. Zo hebben ze wel erg weinig oog voor regionale en lokale ontwikkelingen, en zijn ze relatief gesproken sterk onderbemand.

Maar dit probleem had ik al verder doorgedacht dan Davies doet. Als kranten allemaal vooral dezelfde PA-berichten brengen, onderscheiden ze zich nauwelijks meer van elkaar. Dat komt inmiddels door mechanismen als Google News onbarmhartig aan het licht. En kranten die niets extra’s brengen, concurreren daardoor ineens met de gratis nieuwsmedia, die ook niets meer dan dezelfde PA-berichten brengen. Kan zo’n betaalde krant op den duur niet meer uit. Dit maakt het inhoudelijk gezien misschien amper een probleem dat zo’n titel verdwijnt. Toch is dit alleen cultureel al een verarming, omdat er publicatiemogelijkheden en infrastructuren verdwijnen.

Voor mij is het al ruim tien jaar de grote onbeantwoorde vraag over de media: waarom zijn uitgevers ineens allemaal zo dor winstmaximalisatie gaan nastreven? Nu staan die bedrijven daar niet alleen in. Maar toch. Mediabedrijven konden altijd comfortabele winstmarges maken. Niets van dat gesappel als uit de supermarktbranche, waar 3% marge op jaarbasis al succesvol heet.

Flat Earth News begint met te beschrijven hoe het werk van de Britse journalisten is veranderd, doordat redacties steeds meer worden afgeknepen. De deur komen de journalisten niet meer uit, verslaggeving is bureauwerk geworden. Meestal ontbreekt de tijd om verhalen goed te checken, omdat ze dagelijks zo veel meer productie moeten leveren dan dertig, veertig jaar geleden.

Dus, zo is Davies’ impliciete conclusie, treedt daardoor ook als mechanisme op dat journalisten niet meer op hun eigen waarneming kunnen vertrouwen. Evenmin kunnen ze eigen contacten aanspreken, want een persoonlijk netwerk hebben ze doorgaans nauwelijks kunnen ontwikkelen vanachter hun bureau. Daardoor kijken redacties vooral naar elkaar. Iets is mogelijk nieuws als anderen het brengen, iets is absoluut nieuws als PA erover bericht.

Dit maakt de massamedia nogal gevoelig voor spin. Als een ontwikkeling door iets of iemand gehypet wordt, zijn er nauwelijks beschermingsmechanismen om zulke desinformatie te smoren. Als iedereen zulk nieuws belangrijk vindt, dan wordt dat nieuws belangrijk.

Davies gaat vrij diep in op de medeplichtigheid van de Britse media aan de leugen dat Irak een buitengemeen gevaarlijk land was; zo gevaarlijk dat een invasie gerechtvaardigd mocht heten. Dat is begrijpelijk, maar vond ik niet zo heel interessant meer. In 2008. De onderliggende principes blootleggen, is in deze zaak informatiever dan alle oude details uitserveren.

Boeiender vond ik een paar typisch Britse zaken. Zo is de concurrentie tussen dagbladen er veel feller dan hier, omdat die het van de losse verkoop moeten hebben. Daardoor ook kon een fenomeen als The Daily Mail ontstaan; een krant met een zeldzaam schofterige eigen agenda. Nieuws over niet-blanke Britten wordt principieel niet gebracht, behalve als het de ergste vooroordelen bevestigd, en de wet is maar een lastig opstakel als het erom gaat informatie over iemand te verzamelen.

In Flat Earth News is een uiterst informatief hoofdstukje gewijd aan de ‘zwarte kunsten’ die de Britse journalisten bezigen om gegevens in te winnen; ook bij instanties die deze eigenlijk niet mogen afstaan.

Maar uiteindelijk vond ik het éen-na-laatste hoofdstuk het interessantst. Dit komt omdat het een goed tegenargument oplevert op wat mij altijd ergerde aan de kritiek vanuit het vak op Luyendijk’s Het zijn net mensen.

Journalisten hebben er enorme moeite mee commentaar op hun werk te krijgen. Dit, terwijl ze zelf zogenaamd wel altijd kritisch hun werk doen. En wat door Nederlandse journalisten in reactie telkens tegen Joris Luyendijk wordt ingebracht, is dat hij de persoonlijke problemen in zijn correspondentschap niet had mogen veralgemeniseren. Er zijn wel degelijk journalisten die, ondanks alle problemen, beter over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten berichten dan Luyendijk deed, zo klinkt het dan.

Dit achtte ik eerder altijd wat onnozel. Door die kritiek op Luyendijk persoonlijk te richten, worden structurele problemen voor de journalistiek mij te zeer ontkend.

Maar dan laat Davies zien wat er gebeurt als een redelijk onervaren correspondent — zoals Luyendijk — plots werk krijgt in een omgeving waar hij niemand kent, en feitelijk geen netwerk heeft. Zoals Luyendijk.

In Flat Earth News gaat het dan om de parlementaire verslaggeving van The Observer. Die krant verloor door onhandig personeelsbeleid twee ervaren krachten, en kreeg daar éen jongmaatje voor terug, dat op een ander terrein gespecialiseerd was. Deze onervaren politiek journalist werd door cynische parlementariërs allerhande gebakken lucht voorgetoverd, die desondanks toch steeds de krant haalde.

Eén man, of vrouw, kan dus wel degelijk verschil maken, als het om de kwaliteit gaat van de journalistiek.

En toch toont bovenstaand voorbeeld voor mij ook het nut aan van een net wat meer abstracte benadering dan Davies biedt. Het is zinvoller om naar trends te kijken in hoe de media zich ontwikkelen, dan om alles vanuit voorbeelden te gaan bewijzen. Omdat de uitzonderingen op een algemeen falen altijd wel te vinden zijn — maar uiteindelijk niet zo veel zeggen.

Nick Davies, Flat Earth News
An Award-winning Reporter Exposes
Falsehood, Distortion and Propaganda
in the Global Media

408 pagina’s
Chatto & Windus, 2008

Het zijn net mensen ~ Joris Luyendijk

Ik heb journalistiek gestudeerd, naast mijn doctoraal geschiedenis. En erger nog, ik heb beschouwingen over de media gepubliceerd. In opdracht. Dus als Joris Luyendijk nogal kritisch schrijft over wat journalisten doorbrieven over het Midden-Oosten komt dat nauwelijks als een verrassing.

Grote persbureaus zetten de agenda en bepalen wat nieuws wordt. Correspondenten ter plaatse weten daardoor vaak minder van wat er speelt dan hun redacties in het moederland, en moeten van dat weinige toch maar iets authentieks zien te maken. Wat we horen of zien van de man of vrouw op lokatie zijn toneelstukjes.

Als ik kritiek moet hebben op Luyendijk’s boek, dan toch dat hij er niet op ingaat hoe het komt dat de koers van de persbureaus is zoals die is.

Wel weet hij heel goed aan te tonen wie de zegslieden zijn in die dictaturen daar; hoe lonend het is voor de gemiddelde wetenschapper in Caïro om door de New York Times geciteerd te worden. Want, dat levert uitnodigingen op voor fora in het buitenland, wat aanmerkelijk beter betaalt dan de betrekking in eigen land.

Maar ik las Het zijn net mensen niet om de mediakritiek. Mij ging het erom meer inzicht te krijgen in het Midden-Oosten; om de vraag bijvoorbeeld of iemand die zijn best doet om objectief over Israël te berichten, daarbij altijd van anti-semitisme beschuldigd wordt.

Ja, dus.

Ik vond het boek in die authentieke details ook het sterkst. Maar goed, ik houd van schrijvers die het lukt aan te geven wat er waarschijnlijk niet klopt in ons wereldbeeld.

Zo’n hoofdstuk als waar hij zoekt naar wat het betekent om in bezet gebied te wonen, schrijnt nogal. En is juist daardoor zo illustratief.

* zie ook een latere toelichting, met video, hier

Joris Luyendijk, Het zijn net mensen
Beelden uit het Midden-Oosten

220 pagina’s
Uitgeverij Podium © 2006


Je hebt het niet van mij, maar… ~ Joris Luyendijk

Lobbyisten besteden maar een klein deel van hun tijd op het Binnenhof, om parlementariërs te masseren. Dit ontdekte Joris Luyendijk tot zijn grote verbazing tijdens gesprekken met deze beroepsgroep. Het is veel effectiever om in Brussel te lobbyen, of op een eerder moment ambtenaren te voeren. Als beleidskeuzes nog in Den Haag beïnvloed moeten worden, is dit eigenlijk al te laat.

Dus begrijpt Luyendijk ineens niet meer zo goed dat de media alleen maar aandacht hebben voor wat er rond het Binnenhof gebeurt. Of waarom bijna alle verhalen in de kranten en op televisie over de poppetjes daar gaan.

Ik begrijp al die zo verkeerd gerichte media-aandacht evenmin. En de dossiers Democratie? en Media in crisis op boeklog getuigen ervan dat ik hier altijd al antwoorden zocht op de vraag naar de redenen voor die journalistieke gemakzucht.

Joris Luyendijk had een andere motivatie. Hij mocht het functioneren van de Haagse perssociëteit Nieuwspoort voor een maand observeren, in opdracht van deze organisatie. En omdat hij ooit tot antropoloog was opgeleid, werd het mogelijk politiek Den Haag te bestuderen alsof het een vreemde stam was, met hele eigen rituelen.

In Nieuwspoort komt namelijk iedereen. En tegelijk komt er niets uit Nieuwspoort. Dat is namelijk verboden. Het geheim. De sociëteit is ook ingebouwd in het gebouw van de Tweede Kamer, al zit de hoofdingang apart aan de zijkant.

Wat aan de rituelen van de stam opvalt, is hoe weinig open of transparant het politieke bedrijf in Nederland bedreven wordt. Een ledenlijst van Nieuwspoort krijgt Luyendijk niet. Welke journalisten en lobbyisten een pas hebben voor het Tweede Kamer-gebouw is geheim. Terwijl zulke lobbyisten in en uit kunnen lopen bij Tweede-Kamerleden; bij wie de deuren van hun kantoren niet eens op slot kunnen.

Bewindslieden hier schrijven ook vrijwel nooit memoires, zo stelt Luyendijk. [Boeklog heeft overigens een dossiertje]. En journalisten melden al evenmin alles wat ze weten. Anders krijgen ze een volgende keer niets meer toegeworpen aan nieuws. Doen ze eens een keer iets niet goed, in de ogen van politici, dan volgt er ook rustig een eenzijdige boycott.

De enige journalist in Den Haag die er positief uitspringt bij Luyendijk is Peter Middendorp. Maar die lijkt inmiddels vooral geaccepteerd te zijn als dorpsidioot. Middendorp geeft op zijn beurt aan vooral medelijden te hebben met iedereen werkzaam daar.

Terloops wordt ook even gesignaleerd dat de oppositiepartijen nauwelijks de kennis hebben, of de middelen, om adequaat tegenspel te bieden tegen regeringsvoorstellen. Een geciteerd Kamerlid vertrouwt erop dat de Nederlandse ambtenaar iedereen goed van dienst zal zijn.

Ondertussen worden Kamervragen meestal gebaseerd op krantenberichies, en andere hypes. Waarover de media dan opnieuw kunnen berichten, in een vicieuze cirkel aan nutteloos rumoer, denk ik dan.

Luyendijk verwoordt dan geen andere conclusie als C. John Summerville al in 1999 trok, en daarbij ook veel beter uitwerkte. Politiek nieuws werkt als een soap, met morgen weer een nieuwe aflevering, en daarom met hoogstens een cliffhanger vandaag.

Joris Luyendijk liep in september 2010 rond in Den Haag. Toen er volgens de media vreselijk veel speelde, omdat de kabinetsformatie het nieuws domineerde. Hij leerde daar vooral uit hoe belangrijk het voor de daar gelegerde journalisten was om gezien te blijven worden, zelfs al wilde geen van de politici iets meedelen aan het einde van een dag onderhandelen. Maar het blijft nodig de familieband daar goed te houden; in die incestueuze kliek.

Mede daarom probeert hij de komende maanden, samen met de krant NRC-next, eens politieke journalistiek te bedrijven op een dieper niveau. Om dan te kijken hoe een wet echt tot stand komt. En dat lijkt me nuttig, en goed, en ook een hoop werk.

Ik hoop wel dat hij daarbij ook eens bronnen met naam opvoert, in plaats van slechts anonieme zegslieden aan te halen, zoals in dit pamflet.

Nu is het beste aan dit boekje dat Luyendijk enigszins bekendheid heeft, door de TV, en zijn kritiek daarom hopelijk ook eens mensen bereikt voor wie het wel nieuws is wat hij vertelt.

Joris Luyendijk, Je hebt het niet van mij, maar…
Een maand aan het Binnenhof
111 pagina’s
Podium, 2010

Kunnen we praten ~ Joris Luyendijk

Dit experiment had ik eerder gemist. Wat dan nu als voordeel had dat het na lezing van deze oproep mogelijk werd om te horen — de antwoorden zijn enkel via podcasts te vinden — wat éen en ander uiteindelijk precies had opgeleverd.

Voor de Tweede-Kamerverkiezingen van maart 2017 besefte Joris Luyendijk ineens twee dingen. Zo was hij wel erg cynisch geworden over politici. Zijn veldwerk voor The Guardian in het bankenhart van London hadden hem bijvoorbeeld geleerd dat de bankencrisis in 2008 toch echt bijna tot de implosie van de financiële wereld had geleid. Zij die het konden weten, hadden gevreesd dat alle vertrouwen in het geldstelsel ineens helemaal weg zou zijn.

En geld is immers niets anders dan vertrouwen.

Maar is er ooit iemand gestraft voor wat er toen gebeurde? Publiek gestraft, met een lang verblijf in de gevangenis? Nee, in plaats daarvan hebben politici vrijwel alle banken die toen in de problemen kwamen met belastinggeld gered.

Lijkt de sector nog steeds niets van toen geleerd te hebben ook.

Werd daarop Trump tot president gekozen in de VS, en stemden de Britten voor een Brexit, waarop al Luyendijk’s zekerheden nog weer verder werden ondermijnd.

Alleen drong tot Luyendijk door dat hij hier niemand kende die op de PVV van Geert Wilders stemde, of op de rode Jehova’s van SP. In gesprekken, of in de massamedia en sociale media die hij consumeerde, werd hem vooral zijn eigen mening teruggekaatst. Hij besefte in een zeepbel te leven.

Dus werd met hulp van de omroep WNL, het Algemeen Dagblad, en De Correspondent online een discussieplatform geopend, met de dringende uitnodiging aan PVV-stemmers en andere andersdenkenden om eens van gedachten te komen wisselen.

En daarom ook verscheen deze publicatie, Kunnen we praten, die een beknopte autobiografie biedt van Joris Luyendijk, toegespitst op de momenten dat tot hem doordrong dat wat hij normaal vond voor anderen helemaal niet normaal hoefde te zijn. Zo was er tijdens zijn studie in Egypte de schok dat voor sommigen mannen en vrouwen helemaal niet gelijkwaardig zijn. Kwam daar later de ontdekking bij dat de nieuwsmedia hele wereldbeelden kunstmatig in stand houden. En werd dat nog aangevuld met de ontdekking deze eeuw dat de financiële wereld op een levensgevaarlijke manier parasiteert op de ‘echte wereld’ daar buiten.

De publieke oproep van Luyendijk en de drie participerende media schijnt succesvol te zijn geweest. Bovendien bleek het heel wel mogelijk om normaal van gedachten te wisselen, met andersdenkenden, mits daarvoor de ruimte werd genomen en de tijd.

Luyendijk had alleen onderschat dat er niet éen type PVV-stemmer bestaat. Er waren voor zijn gesprekspartners heel verschillende redenen om Geert Wilders te stemmen; nee sommigen stemden zelfs PVV ondanks Wilders.

En twee jaar later al mag dan de constatering luiden dat er inmiddels een andere narcistische heiland voor veel van zulke kiezers in Nederland is verrezen, en er stevig slijt kwam op de aantrekkingskracht van Wilders’ PVV.

Joris Luyendijk, Kunnen we praten
96 pagina’s
Atlas Contact, 2017