dit is het dossier:

Jos de Beus

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Benauwd in het midden ~ W. M. van Koppen red.

Het kan verkeren. In mijn halfslachtige streven om bij te houden wat F.R. Ankersmit overal aan opiniestukken publiceert, stuitte ik ditmaal op het tijdschrift van het wetenschappelijke bureau van het CDA.

Voor wie deze afkorting niet meteen iets zegt. Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is, met de voorgangers daarvan, de politieke partij die in Nederland al de macht heeft sinds Noach de Ark uitscheepte. Zulks is niet heel gezond voor een land, net wat u zegt. Slechts in de jaren 1994 — 2002 werden de Christendemocraten in de oppositie gedwongen. En blijkbaar was die ervaring zo traumatisch, dat de partij zich tegenwoordig ten koste van alles aan de macht vastklampt. Zelfs al moet daar voor geregeerd worden met een bende aan baantjesjagers, machtswellustelingen, en loslopende gekken, zoals wijlen de Lijst Pim Fortuyn ooit bevatte. Of anders wel met populist Wilders, in 2011, en de lui die zijn bekrompen wereldbeeld delen.

Dit tijdschrift is daarmee te lezen een verzameling rapporten aan een machthebber die zich realiseert dat zijn macht misschien niet meer vanzelf spreekt. Er is namelijk iets met de middenklasse aan de hand. Die lijkt op drift te zijn, en bij elke verkiezing op weer andere partijen te stemmen. Terwijl in die middenklasse nu juist vanouds de CDA-stemmers te vinden zijn. Ook al stemmen die daarmee misschien wel tegen hun eigen belangen in.

Alle democratieën, en Nederland al helemaal, worden namelijk door de middenklassen gedragen. Die betalen alle belasting — de armen zijn te arm, de rijken huren fiscalisten in om niet te hoeven — en krijgen daar in verhouding ook nog het minst voor terug. Omdat zij het minst van de sociale voorzieningen gebruik maken, bijvoorbeeld.

Dus buitelen de analyses, prognoses, en voorspellingen over elkaar heen in dit tijdschrift. Loopt de middenklasse echt weg? Wat is er aan de hand? Hoe is die groep te paaien? Is er nog wel sprake van éen groep? Moet het CDA nog meer gaan hameren op het gezin als hoeksteen van de samenleving?

Tussen al deze opinies en opinietjes kwam Ankersmit uitleggen wat het verschil is tussen democratieën die leven naar het Rijnlandse model, en de naties die in de Anglosaksische traditie staan. Dat is het verschil tussen overleg, egaliteit en lange termijn-denken, en machtswellust, overdreven krachtsvertoon en het ongezonde streven naar winsten op korte termijn, aldus de theoretisch historicus.

Tsja.

Was hij toch wat weinig kritisch over de uitverkoop van publieke diensten aan marktpartijen — zo’n typisch Anglosaksisch fenomeen — waar het CDA zo zelden vies van bleek. Of de kritiek moet wel erg tussen de regels door gegeven zijn, wat Ankersmit tot een beter politicus zou maken dan mij eerder was opgevallen. Maar toch, als een partij altijd de macht heeft gehad, is ook alles wat mis is in een land aan die mensen te wijten.

Benauwd in het midden
Christen Democratische verkenningen
Zomer 2008

308 pagina’s
Boom Tijdschriften, 2008

Republiek van vrije burgers ~ HJ Schoo

Zwanezang en bloemlezing ineen. De vorig jaar zo veelbesproken titel Republiek van vrije burgers was niet het boek dat ik verwacht had. Het stond niet helemaal op zich. Ik had er al grote delen uit gelezen de afgelopen tijd.

Schoo’s uitgebreide inleiding van het boek Verwarde natie? Staat hier gewoon in.

Schoo’s bijdrage aan de bundel Haagse tegenstrijdigheden? Staat hier gewoon in.

Goed, dan was er nog een bundel uit 2004. Een bitter mensbeeld. Die ik niet kende, waardoor de bloemlezing daaruit wel nieuw was. Net als de Volkskrant-columns die niet eerder gebundeld werden. Grootste verrassing aan dit boek waren evenwel de stukken uit manuscript, bedoeld voor een boek dat nooit meer verschenen zou, vanwege het vroegtijdige overlijden van Schoo.

Boeiend vond ik bijvoorbeeld om te lezen over hoe Schoo’s stond tot Pim Fortuyn. Omdat hij diegene was die hem een podium had geboden, als politiek columnist in Elsevier, en vanaf het moment dat Fortuyn aan zijn opmars begon, door velen blijkbaar gezien werd als de verwekker van het monster.

Merkwaardig primitief toch, die zo vaak voorkomende neiging om te denken dat iedereen die voor een bepaald medium werkt met dezelfde tong spreekt.

Fortuyn vond ik eigenlijk niet kunnen schrijven. Dus was onder meer interessant om te zien hoe veel werk Schoo nog elke keer had, aan die columns. En dat er weleens stukken geweigerd werden, meestal vanwege de zoveelste herhaling van zetten. Wat door Fortuyn dan weer publiekelijk censuur werd genoemd; want zo was hij ook wel weer.

Schoo’s kernideeën over wat er mis is aan Nederland had ik al uit de andere boeken leren kennen. In die zin bood deze bloemlezing me weinig nieuws. Of hoogstens dat ik zijn zorg nog niet eerder las over het onderwijs in Nederland. Omdat het onderwijsstelsel meer dan voorheen op een onaangename nogal manier sociale posities bestendigd.

HJ Schoo was van oorsprong schoolmeester, en bleef ook immer belerend, zo bleek me uit het levensportret dat Mark Chavannes van hem gaf. Chavannes noemt Schoo ook bewonderend zeer erudiet.

Niets ten nadele verder van Chavannes, maar ik vrees dat deze kwalificatie meer zegt over hoe Schoo in de dagelijkse omgang was, dan over hoe deze man schreef. Geen woord had ik tot voor kort van Hendrik Jan Schoo gelezen, behalve misschien zijn bijdrage aan de bundel Hoe nu verder?, en toch was er vrijwel niets in diens oeuvre dat me bijzonder verraste.

En misschien is dat wel tekenender dan iets anders. In Nederland publiceren niet diegenen die werkelijk iets weten over actuele zaken, daarom moet een waanwijs stelletje journalisten telkens die leemte maar vullen. Iets waar zij zich met al te veel graagte voor lenen. Journalisten kunnen alleen doorgaans niet analyseren; daarvoor is hun kennis te oppervlakkig, en hun training in nadenken te gering.

Toegegeven, politici in Nederland kunnen evenmin analyseren. Alleen hebben zij nog het excuus dat selectief geheugenverlies een bijna noodzakelijke beroepsziekte is om in hun partijfracties te kunnen overleven. Maar journalisten die jaren achtereen over politiek blijven schrijven, worden daarbij nog eens blind voor de werkelijkheid. Schoo liet zich dat niet overkomen, en dit pleit voor hem.

Ik wens alleen liever nog iets meer afstand in mijn lectuur.

HJ Schoo, Republiek van vrije burgers
Het onbehagen in de democratie

Bezorgd door Jos de Beus, Mark Chavannes, Arendo Joustra, Remco Meijer, Willem Venema, en Herman Vuijsje
324 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2008