Blinde ambitie ~ Eduard J. Bomhoff

Het merkwaardigste kabinet dat Nederland ooit gehad heeft, kwam tot stand na de verkiezingen in mei 2002. Even daarvoor was de politieke opmars van Pim Fortuyn bruut gestuit met een moord. Maar zijn overhaast gevormde partij werd toch de éen-na-grootste van het land, en kreeg prompt regeringsmacht in het eerste kabinet Balkenende, bestaande uit CDA, Lijst Pim Fortuyn [LPF], en VVD.

Eduard Bomhoff, tot dan toe werkzaam als econoom, werd namens de LPF minister van Volksgezondheid, en vice-premier. Die aanstelling duurde drie maanden. Toen vroegen Bomhoff en collega LPF-minister Heinsbroek ontslag, blies de VVD dezelfde dag nog het hele kabinet op, en volgden nieuwe verkiezingen in 2003. Die luidden de ondergang in van de LPF als partij.

Blinde ambitie gaat voornamelijk over deze drie maanden van Bomhoff als minister, en de perikelen in de LPF. Daarbij is hij opvallend mild over het zootje baantjesjagers, idioten, en opportunisten dat zich voor de gelegenheid verzameld had als politieke partij. Hij is dit zelfs over de blinde machtswellust van collega Heinsbroek — een patjepeeër die te rijk was geworden in de platenindustrie; en ieder weldenkend mens hoort te weten welk een legale fraude daar nog altijd plaatsvindt.

Dat geruzie, of het gemanoeuvreer van Bomhoff om zijn positie te verklaren, boeide me niet erg. Ik wilde dit boek eens lezen om te zien wat de auteur zeggen zou over de cultuurschok die zijn komst naar Den Haag moet hebben opgeleverd. Wetenschappers denken nu eenmaal fundamenteel anders dan politici.

Nederlandse politici heb ik namelijk toch vooral leren kennen als mensen aan wier denken vrijwel elke analyse vreemd is — behalve als het om bewaking van de eigen positie gaat. In die zin las ik puur om vooroordelen bevestigd te zien. Dat staat me niet te prijzen. Maar die instelling maakt lezen wel leuk. En Bomhoff bevestigde ook vele van mijn ergste ideeën.

Nederland wordt geregeerd door een klasse van regenten, bij wie de politieke kleur er normaal vrij weinig toe doet; behalve als schaamlap om beleid te verkopen. Nu ja, de VVD heeft vrij rampzalige ideeën over de werking van de markt als panacee, en de PvdA zweert op beleidsterreinen als de zorg en onderwijs bij een blind soort planeconomie. Maar bij alle keuzen die gemaakt worden, valt altijd op dat die meer dienen om de posities van de partij in het kabinet vast te stellen, dan dat er inhoudelijke gronden voor zijn. Wie per se wat wil, moet daarmee gedogen dat de mederegeerders iets aan wensen ingewilligd krijgen; hoe kortzichtig dat beleid ook uitpakt. Daarom is de machtigste partij in Nederland het CDA; omdat die nimmer op een principiële keuze betrapt kan worden. [En nee, ik denk niet dat steun aan de illegale oorlog tegen Irak uit enig principe voortkwam].

Gezien de enkele analyse die Bomhoff in dit boek maakt over wantoestanden aan bureaucratie in de zorg, is het jammer dat zijn ministerschap maar drie maanden duurde; en er dus relatief weinig onderwerpen passeerden.

Desondanks heeft dit boek twee opvallende karakteristieken. De eerste is de ietwat zwarte humor die Bomhoff zich permitteert, ook over zichzelf als stijve gelovige.

Ten tweede uit hij zich opvallend vrij over wat hij beleefde tijdens het wekelijkse kabinetsoverleg — waarmee Bomhoff volgens sommigen staatsgeheimen schond. Tegelijk zegt hij nauwelijks meer dan dat niet alleen Nederlandse ministers bijzonder weinig weten, en ook de ambtelijke top van de ministeries alle normale analytische vermogen mist.

Zo wordt minister Donner beschreven als een bluffertje dat heel goed kan acteren staatsman te zijn. Balkenende blijkt vooral een handige voorzitter te zijn van de vergaderingen. En per se dus geen leider. Zo vatte hij een besproken agendapunt altijd samen, zonder daarbij aan te geven waartoe nu besloten was. Balkenende’s ster rees slechts zo hoog doordat hij altijd voorzichtiger is dan anderen.

Ondertussen is ook het vierde kabinet dat zijn naam droeg ruim voor het eind van de regeertermijn gevallen.

Dan was er nog vermelding van het opmerkelijke dreigement van Gerhard Schröder tegenover Balkenende, bij de uitbreiding van de EU: “Als Nederland dwarsligt over de toelating van Polen, kijken we jullie honderd jaar niet meer aan”.

Het zal dan ook om dit boek, naast het LPF-lidmaatschap, zijn dat Bomhoff vervolgens naar het buitenland moest om zijn werkzame leven als econoom te vervolgen. Het regentendom hier kon de rijen weer sluiten; het grootste gevaar leek geweken. Waarop bleek dat ze een adder aan hun borst hadden gekoesterd door een nitwit als mevrouw Verdonk tot minister te maken; op een post zelfs waar zij zich publiek kon profileren. En toen het gevaar van haar populisme eindelijk wegdeemsterde kwam Wilders op…

Eduard J. Bomhoff, Blinde ambitie
Mijn 87 dagen met Zalm, Heinsbroek en Balkenende

176 pagina’s
Balans, 2002

Dood van een gezonde roker ~ Ian Buruma

Toen dit boek uitkwam in Nederland, ontstond er meteen beroering om. Ian Buruma was een paar weken voor research overgekomen uit de VS, en had hier en daar wat mensen gesproken. Nogal wat van deze mensen vonden na publicatie dat ze niet goed geciteerd waren. Buruma had hen woorden in de mond gelegd, of eigenmachtig de verkeerde conclusies getrokken in Dood van een gezonde roker.

Het is om die reuring dat ik een tijd heb gewacht met het lezen van dit boek. Ik moet niet vooraf al weten wat er op mijn lectuur is aan te merken — tenzij ik een bestaand vooroordeel wil bevestigen.

Maar meteen viel me op dat deze tekst niet voor mij bedoeld is. Ook al staat dit boek vol met Nederlandse sprekers, Nederlandse gebeurtenissen, en Nederlandse politiek, Buruma probeert deze namelijk uit te leggen aan een buitenlands publiek. Dat doet hij soms wat kort door de bocht, maar op de kern van zijn mededelingen heb ik niet veel aan te merken. Integendeel, ik vond het wel prettig dat Buruma vrij duidelijk de tekorten aanwees bij nogal wat spraakmakers.

Pim Fortuyn, Theo van Gogh, noch Ayaan Hirsi Ali zijn of waren heiligen. Al billijkt dit geenszins wat hen overkwam. En Geert Mak, Afshin Elian, of noem nog maar wat andere luidruchtige publicisten op, zijn absoluut drammerig.

Nu zal het voor de geïnterviewden zeker vervelend zijn geweest dat Buruma nuances van hun woorden verkeerd heeft weergegeven. Helaas komt dit nogal veel vaker voor. Helemaal als een Nederlandse journalist een interview afneemt; het vraaggesprek is een razend moeilijk maar nogal onderschat genre.

Gezien de ruime ervaring die Buruma’s gesprekspartners met slordige journalisten zullen hebben opgedaan, verbaast me de opwinding over dit boek dan ook nogal. Daardoor heb ik het idee dat er misschien wat anders speelt.

Broodnijd. Bijvoorbeeld.

Gebeurde er eindelijk eens iets opmerkelijks in Nederland, was het een geëmigreerde landgenoot die daar voor het eerst een internationaal succesvol boek over publiceerde. En niet een Nederlander. Terwijl zij er bij waren geweest, en al uitgebreid over al die gebeurtenissen in de eerste jaren van deze eeuw geschreven hadden. In hun columnpjes.

Al die spraakmakende intellectuelen moeten zich door Buruma ineens gerealiseerd hebben hoe hun inspanningen nooit éen duidelijk doel hadden gehad. Dat zij geen boek hebben geschreven dat een geheel nieuw publiek bereikte — maar dat zij hoogstens kruimelwerk hadden gebracht; in al die duizenden zo zelden van enig analytisch vermogen getuigende columnpjes en preekjes voor de eigen parochie.

Ian Buruma, Dood van een gezonde roker
224 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2006
vertaling door Henk Schreuder van Death in Amsterdam, 2006

Droomkabinet ~ Pim Fortuyn

Deze bundel columns stamt uit de laatste jaren van het kabinet Paars II. Van toen er mensen aan de macht waren, waarvan je nu nooit meer iets hoort. Nu ja, schandaaltjes zijn er altijd nog. Zoals nu met mevrouw Jorritsma weer. Dat dit dwaallicht ooit vice-premier kon worden, is het dodelijkste commentaar denkbaar op de kwaliteit van de politiek hier.

Fortuyn’s kritische columns over diezelfde vaderlandse politiek zijn niet zo goed. Ze verliezen hun kracht bij bundeling, doordat er te veel op elkaar lijken.

Maar daarbij speelt meer mee, dan dat dit kritiek is op Fortuyn’s denken, of schrijfkunst.

Ik heb niets aan te merken op de basis van zijn ideeën. Zijn analyse over wat er mis is in het publieke bestuur van Nederland komt met de mijne overeen; zoals meerdere besprekingen op boeklog illustreren. Ik heb zelfs opnieuw van Fortuyn geleerd, omdat zijn praktijkervaring met de verkalkte structuren nog zo veel groter was.

Pijnlijker vast ook.

Alleen, dan is er dat inzicht. En dat wijkt dan af van wat vrijwel iedereen denkt; of van wat de media ons alle dagen opnieuw inwrijven dat belangrijk is. Dit alleen al zadelt je als schrijver, of als zeepkistredenaar, op met de dure plicht met bewijzen te komen dat het openbaar bestuur hier aan incompetentie ten onder gaat. Dat het dus anders moet.

Daarbij is bijna noodzakelijk om in te calculeren dat degene die overtuigd moet worden, koppig aan de eigen inzichten zal vasthouden. Reken op forse weerstand.

De column is dan geen gelukkig medium voor die moeilijke boodschap; omdat de korte baan per definitie om krachtige uithalen vraagt. Nuance verdwijnt dan als eerste.

Televisie is dan evenmin geschikt voor die onbekende en afwijkende visie, omdat tekst op TV zo’n ondergeschikte rol speelt. Dat Fortuyn zo televisiegeniek was, is volgens mij ook zijn ondergang geweest. Zodra het debat in de media alleen nog om iemands soundbites draait, verdwijnt de mogelijkheid om objectief naar de kern van zijn ideeën te kijken.

Nu gaat dit boek geen moment over Fortuyn’s plannen zelf de politiek in te willen. Maar ik neem toch aan dat de inhoud representatief is voor zijn denkbeelden. En naar inhoud alleen wordt het onbegrijpelijk dat hij zoveel weerstand opriep onder gevestigde politici.

Nederland is kleinzielig landje.

Pim Fortuyn, Droomkabinet
Hoe Nederland geregeerd moet worden

221 pagina’s
Uitgeverij Van Gennep © 2001


Framing ~ Hans de Bruijn

Dit boek van de hoogleraar Bestuurskunde Hans de Bruijn zette mij tot nadenken aan. Maar, op een andere manier dan hij hoopte te bereiken waarschijnlijk.

Want, wanneer heeft het nu werkelijk eens een keer iets uitgemaakt dat een politicus in Nederland een publiek debat won door slim taalgebruik?

Gevechten genoeg in de Kamer, daar gaat het niet om — alleen worden de echte beslissingen daar nu net nooit genomen. Hoogstens wordt voorgenomen beleid er iets bijgesteld.

Als in de Nederlandse politiek ooit eigen besluiten vallen, gebeurt dit vooral tijdens de kabinetsformatie, waar dan niemand over weten mag; omdat de deelnemende partijen nogal wat verkiezingsbeloften moeten breken. Beslist wordt er dus slechts in de achterkamertjes.

Al wat in het publiek plaatsvindt, is op zijn slechts heel matig marionettentheater, en zelfs op zijn heftigst nog altijd niet meer dan wat pikkenmeterij.

Dat de media vervolgens enorm veel aandacht geven aan zulke strijd, of, sterker nog, alle debat hier zien als wedstrijdjes, vind ik dan ook een ernstige weeffout in onze samenleving. Als Hans de Bruijn dan voor zijn boek slechts inzoomt op quotes uit zulke publieke woordenwisselingen bevestigt hij allereerst een schijnwerkelijkheid. Wat is Bestuurskunde voor wetenschap?

Ofwel, dit boek is gemakzuchtig. ‘Frames’ genoeg die momenteel ingezet worden door politiek of media, zonder dat daar iemand ooit commentaar op levert.

Toegegeven, fractieleider Roemer [SP] verloor de laatste verkiezingen misschien wel doordat hij tijdens een TV-debat premier Rutte [VVD] van leugens betichte over de hoogte van het eigen risico van de ziektekostenbelasting. Alleen loog Rutte inderdaad. Glashard. Tijdens dat debat. Maar vervolgens werd opvallend genoeg juist Roemer in de media aangevallen op zijn zichtbare verbazing over de leugen, en zijn aarzeling daarna.

Waarbij deze journalisten zich in plaats van onpartijdige verslaggevers ineens ontpopten als verdedigers van het establishment — tegen iemand die naar hun zin waarschijnlijk te hoog stond in de peilingen.

Over het waarom precies van deze collectieve media-reactie zou ik ook graag eens een geïnformeerd boek lezen. Waarom werd Roemer eerst groot geschreven — zodat zelfs hij in zijn potentiële macht geloofde en uitspraken ging doen over een premierschap — en daarna collectief klein gemaakt?

Zoals De Bruijn het gebruik van ‘framing’ in het politieke taalgebruik behandelde interesseerde me dat te weinig. Alleen al omdat hij weigerde dit taalgebruik terug te koppelen aan de realiteit die speelde.

Ik ga er vanuit dat politici slechts de waarheid spreken als hen dit het beste uitkomt, dat de meeste van hun uitspraken profileringsdrang tonen, en onderdeel van een machtsspel zijn.

Pim Fortuyn’s ‘Puinhopen van Paars’ was een handige uitspraak indertijd van een geborneerde columnist met nogal wat geldingsdrang. Maar waren er wel puinhopen? Of heeft die moord op Fortuyn alle perspectief op zijn uitspraken vertekent? En doet de crisis van het moment dat nu weer, maar anders?

De Bruijn bleek te blind gefascineerd te zijn door spelletjes. Bovendien voegde hij in Framing te veel voorbeelden van taalgebruik toe uit de Amerikaanse verkiezingsstrijd in 2008 ter illustratie — alsof die strijd een echte strijd zou zijn, en niet de meest obscene en dure vorm van theater die we kennen. Om Vidal of Chomsky maar weer eens te parafraseren, de Democraten en de Republikeinen in de VS zijn de vleugels van éen enkele politieke partij in de VS; en verdedigen beide de macht van het geld daar.

Nee. Ik kan me vele boeken voorstellen die interessant over framing en andere vormen van sturend taalgebruik zouden kunnen vertellen. Tenslotte gebruikt ieder van ons weleens een frame om de gedachten van een ander vast te pinnen in éen hoek. Psychologie speelt daarbij een rol. De taal zelf. Argumentatieleer. Debattrucs.

Een boek vol voorbeelden van wat gekwetter onderling tussen wat politici is niet genoeg om mij over dit verschijnsel te informeren. Hoe groot de media sommige van die politici ook hebben gemaakt.

Hans de Bruijn, Framing
Over de macht van taal in de politiek

236 pagina’s
Atlas Contact, 2011

Haagse tegenstrijdigheden ~ André Rouvoet e.a.

Het gaat wat ver om van een dun boek als dit te verwachten dat het dé analyse biedt over de merkwaardige paniek in politiek Nederland sinds de moord op Fortuyn. De ruimte om de diepte in te gaan ontbreekt. En toch roept ook deze uitgave vooral dezelfde conclusies op die ik al maakte, over vergelijkbare, maar dikkere boeken.

De diagnose kan niet deugen, als die te zeer gericht blijft op een te klein deel van het probleem.

Goed, een actief politicus als André Rouvoet [CU] is moeilijk kwalijk te nemen dat hij zich alleen richt op waar de politieke partijen in de Tweede Kamer aandacht voor hebben.

Maar ook de blik van PvdA-er Bart Tromp blijft te zeer op partijniveau hangen. Al leer ik dan wel uit een voetnoot bij hem:

In de politiek betekent ‘professional’ dat iemand voltijds werkt, niet dat hij of zij over onbetwistbare expertise beschikt.

Paul Schnabel, de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau [SCP], doet wel een bijna interessante poging om aan te geven welke maatschappelijke ontwikkelingen allemaal genegeerd zijn, door politici in Den Haag. Hij concludeert:

Opvallend is dat anders dan in de jaren zestig nu niet gepleit wordt voor een totale verandering van het systeem — politiek, economisch, sociaal. Integendeel, met het systeem is men eigenlijk wel tevreden, zeker als het beter zou functioneren. Het doelwit van de agitatie en de actie is niet het systeem, neen, het gaat om de dragers ervan: de politici, de ambtenaren. Tien jaar geleden werd in de Duitse politicologische literatuur al melding gemaakt van het samengaan van Systemzufriedenheit met Politikverdrossenheit. Voor Nederland kan daar nu aan toegevoegd worden dat veel burgers niet alleen genoeg hebben van de politiek, maar vooral van de politici.[…]

Jammer genoeg graaft Schnabel in zijn beschouwing niet dieper. Waardoor ik dus denk dat hij dit waarschijnlijk niet kan zonder zijn eigen positie te ondergraven.

Zijn SCP maakt deel uit van die hele constellatie aan NGO’s en overheidsinstellingen waar het politieke beleid voor een groot deel gemaakt wordt — zonder dat hier democratische controle op is. Als politici in het kabinet of de Kamer een beperkte visie te verwijten is, dan komt dit ook omdat juist al die planbureaus en andere adviesorganen hen systematisch met blindheid slaan.

Nu wilde ik dit boek per se lezen om de bijdrage van H.J. Schoo — de grootste buitenstaander van de vier. Zijn ‘Van oude en nieuwe klassen, of de deftigheid in gedrang’ is vooral een analyse van de vraag waarom Pim Fortuyn zo veel weerstand opriep.

Schoo had Fortuyn indertijd als columnist bij Elsevier gehaald — niet omdat hij het per se met hem eens was, maar omdat hij iemand met diens geluid verder mistte in de media.

Niet toevallig misschien schrijft Schoo dan ook over systeemblindheid bij politici en overheid. En dat nu had hij volgens mij zonder moeite nog een stuk etsender kunnen doen.

Haagse tegenstrijdigheden
Een jaar verder

69 pagina’s
Amsterdam University Press, 2003

Koning van Nederland ~ Bert van der Veer

Vijf jaar geleden is het alweer dat Pim Fortuyn werd vermoord. Vorig weekend nog was dit voor tal van media aanleiding even terug te kijken. Meestal zonder daarbij erg diep te graven, en iets substantieels over de politieke cultuur in Nederland te melden.

Voor mij blijft staan: die Fortuyn was niet eens zo heel interessant, maar de ongekend felle reacties van gevestigde politici op hem zijn dat wel degelijk. Die vertellen veel meer.

Al in 2002 schreef TV-regisseur en omroepman Bert van der Veer zijn gedachten op over de opkomst en ondergang van Pim Fortuyn. Dit boek beslaat de laatste periode uit diens leven, tot die fatale confrontatie op het mediapark in Hilversum.

In De koning van Nederland gebruikt Van der Veer alle mogelijkheden waarmee een alwetende verteller kan spelen in een boek. Hij weet precies wat iedereen dacht of deed toen. Of dat nu de koningin was, haar oudste zoon, of de gevestigde politici. Dat wordt dan snel nogal karikaturaal, en toch stoorde dit niet. Integendeel.

Voor een groot deel baseert de schrijver zich namelijk op gebeurtenissen die zich wel zo hebben afgespeeld. Vooral de ideeën over de TV-optredens van Fortuyn zijn interessant, vanwege Van der Veer’s ervaring met dat medium.

Dus deugen de decors, en hiermee is de lol waarmee de schrijver zijn personages daar doorheen leidt makkelijk invoelbaar.

Jammer aan dit boek is voor mij alleen dat Van der Veer zijn enige echt overbodige personage aan het eind met Theo van Gogh en Thomas Ross laat praten, om hen het idee voor de film 06-05 te geven. Het idee dat de moord op Fortuyn een door de Amerikanen gewenst complot was, omdat hij niets voor de miljardenaanschaf van het JSF-wapentuig voelde.

Bert van der Veer, De koning van Nederland
True fiction

240 pagina’s
Uitgeverij Vassallucci, 2002

Vrouwenlogica ~ Paul Frentrop

Zo deze bundel columns iets aantoont, dan toch dat de publieke opinie in Nederland razendsnel veranderd is deze eeuw. Paul Frentrop zette bij publicatie in 2002 voor alle zekerheid maar op het kaft ‘rechtse’ praat te gaan verkopen. Maar hij schrijft nauwelijks iets op dat nu nog opschudding zou veroorzaken.

Toen lag dat wel anders, zo blijkt uit de addenda bij verschillende columns.

Nu goed, Frentrop’s analyse van de structurele fouten van de vaderlandse politiek graaft aanmerkelijk dieper dan politici zelf ooit zouden durven. Politieke correctheid kan misschien van inhoud veranderen, politieke correctheid blijft altijd bestaan. En daarom valt ook op dat Frentrop’s ideeën over de Nederlandse volksaard prettig oneerbiedig zijn. Waarom is iedereen hier toch zo vreselijk volgzaam, bijvoorbeeld? Wat helemaal een klemmende vraag is in het besef dat de overheid hier op deelgebieden een machtshonger heeft, die nu juist geen moment met gehoorzaamheid beloond zou mogen worden.

Maar de Nederlander wacht wel af. Gedwee. Raadselachtig genoeg ook nog in het idee eeuwig kritisch te zijn.

Het laatste part van dit boek is helaas wat verouderd, omdat het grotendeels bestaat uit beschouwinkjes van voor beleggers actuele ontwikkelingen toen in de bedrijfswereld. Nu ja, een groot deel van de dotcom-hype is betaald met geld van kleine beleggers, die daar nooit iets van zullen terug zien. Toen de communicatiebedrijven eenmaal een infrastructuur hadden, gingen ze vrolijk failliet. Frentrop trekt die conclusie helaas niet, al nadert hij die wel.

Hoogstens is uit dat laatste deel nog interessant wat er juridisch veranderde, voor aandeelhouders.

Uit dit boek houd ik uiteindelijk drie dingen over, wat wel drie meer is dan uit de meeste lectuur. Allereerst staat er een prachtig essay in over die VOC, en dan vooral over het debacle na de eerste aandelenuitgifte. Specerijen importeren uit de Oost leverde erg weinig op, anders dan de lessen Vaderlandsche geschiedenis ons doen geloven. De Vereenigde Oostindische Compagnie werd pas winstgevend door in Zuidoost-Azië zelf een monopolie af te dwingen op handel en scheepvaart, en daar grove winsten op te maken; desnoods door de bouw van anderen plat te branden. Export naar Nederland was daar een slap afgeleide van.

Ten tweede las ik nu voor het eerst wat Frentrop schreef pas nadat Pim Fortuyn vermoord was. Hij noemde dit de tweede moordpoging, omdat de eerste de karaktermoord op Fortuyn was, die zo manhaftig door politiek en media werd ingezet.

In 2008 is deze analyse bijna objectief te noemen, over wat er toen aan hysterie was. Maar toen werd de publicatie, in Trouw, Frentrop niet in dank afgenomen.

Het zal hierom ook zijn dat de blurb vrijwel alleen bestaat uit afkeurende citaten over Paul Frentrop en zijn werk, die met een satanisch maar ook wat kinderlijk genoegen bij elkaar lijken gezocht. Ook al curieus is dat in de verantwoording ene Marco Bakker bedankt wordt voor zijn foto van de auteur, terwijl die foto vervolgens nergens staat afgebeeld.

Paul Frentrop, Vrouwenlogica
En andere ‘rechtse’ gedachten

220 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2002

Waarom is de burger boos? ~ Maarten van Rossem

Maarten van Rossem heeft éen heel grote kwaliteit. En dat is dat hij in discussies op radio en televisie altijd gelijk heeft, en dit gelijk vaak ook nog humoristisch weet te verwoorden.

Helaas zegt het tegelijk weinig dat iemand een welkome gast is op radio en televisie. Dit zijn uiteindelijk nogal oppervlakkige media. Gesproken woord is misschien nog wel beter dan mime of expressieve dans in staat om informatie over te brengen, maar tegelijk ook niet heel veel beter.

Dit gegeven kwam soms al vrij onbarmhartig aan het licht in een aantal boeken van Maarten van Rossem die eerder geboeklogd werden. Maar het pamflet Waarom is de burger boos? moet wel het dieptepunt in het oeuvre zijn.

Nu goed, misschien is de tekst slechts bedoeld voor mensen die alleen TV kijken en dus nooit andere boeken lezen — Van Rossem staat ook altijd pontificaal voorop zijn boeken afgebeeld, zodat potentiële kopers z’n naam niet eens hoeven te onthouden. Alleen weiger ik mijn lectuur soepeler te beoordelen omdat ik misschien niet tot de doelgroep hoor.

Aan Waarom is de burger boos? deugt alleen al niet dat de vraag uit de titel onbeantwoord blijft. Volgens Van Rossem is er namelijk helemaal geen reden voor die burger om boos te zijn. Het gaat toch goed in Nederland? Veel beter in elk geval dan ons wordt voorgespiegeld?

Dus had alleen volgens zijn eigen redenering al de titel van dit pamflet moeten luiden: Waarom lijkt de Nederlandse burger boos? En die nuancering had dit tenminste een boek gemaakt waarin over beeldvorming werd nagedacht. Of over de onvruchtbare wurgsex die de Nederlandse media en de Haagse politiek telkens weer met elkaar hebben; blind voor de buitenwereld; alleen oog hebbend voor de ander.

Zo ver reikte de auteur evenwel niet.

Niets gebruikt Van Rossem van zijn kennis over de VS, en de talloze studies die daar verricht zijn naar hoe de media mannetjes maken, en ook weer breken. Of hoe de publieke opinie gemanipuleerd kan worden. In plaats daarvan is dit boek vooral een verslag over de opkomst van Pim Fortuyn — zoals zowat elk politiek getint boek dat deze eeuw uitkwam — en waarin die man een populist was.

Dit is een boek kortom een historicus onwaardig; laat staan iemand die hoogleraar is geweest in dat métier.

Maarten van Rossem, Waarom is de burger boos?
Over hedendaags populisme

126 pagina’s
Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2010

Wat als… Pim Fortuyn niet was vermoord ~ Tom van der Meer (red.)

Nog redelijk recent verscheen er een Nederlands boek waarin historici werden opgroepen om meer te doen met alternatieve geschiedenissen. Belangrijkste argument van de samenstellers daarbij is dat wie nagaat hoe het anders had kunnen lopen, op een scharniermoment in het verleden, zo ook meer inzicht krijgt in wat er toen speelde.

Ik dank de lezer van boeklog die mij op deze uitgave wees. Alleen bestendigde Wat als.. Pim Fortuyn niet was vermoord mijn vooroordelen slechts tegen ‘counterfactuals’ die ik onlangs hier al verwoordde.

Wat dan bijvoorbeeld komt omdat voor mij vrijwel alle geschiedschrijving een projectie is; een vorm van fictie die over het verleden gelegd wordt, waarbij de historicus dan, met wat misten en maren hopelijk, pretendeert dat alles zo gebeurd zou kunnen zijn.

Daar nog een extra laag aan fictie bij gebruiken, door alternatieve scenario’s te bedenken, om zo een ander perspectief op het verleden te krijgen, kan best een hulpmiddel zijn. Voor wie dat wil. Even. Maar geschiedfilosofisch gezien vermeerder je daarmee voor mij al snel de fouten die historici toch al maken tegenover het verleden.

Mijn probleem met nogal wat geschiedschrijving is bijvoorbeeld dat de invloed van technologie op het handelen en denken van mensen stelselmatig onderschat wordt. En dat is waarschijnlijk slechts éen aspect waar historici mij te makkelijk blind voor zijn.

De ontwikkeling van technologie heeft bijvoorbeeld ook grote invloed op prijzen, en daarmee op de mogelijkheden van mensen om dingen te doen.

In de bundel Wat als… Pim Fortuyn niet was vermoord tonen de bijdragen eenzelfde blindheid als historici doorgaans toch al hebben. Mensen handelen bij hen, want dat is het belangrijkst. Bij deze handelingen worden dan mogelijke redenen bij gezocht, en het palet aan mogelijke redenen is me vervolgens domweg te beperkt om heel interessant te zijn.

Komt daar bij dat vrijwel geen van de opgenomen auteurs veel tijd zal hebben gestoken in het onderzoek achter hun alternatieve geschiedenis. Daarom zijn de opgenomen alternatieve geschiedenissen betrekkelijk klein bier. Te veel liggen ook te kort in het verleden.

Enkel auteurs als een Mark Traa schreven al een boek over de materie die hij behandelde — De Russen komen! — en hij kon dus leuk speculeren op wat er geschied was, had de Cubacrisis een week langer geduurd. Al acht ik het tegelijkertijd overdreven om in zeven dagen zo veel vluchtelingen doelloos rond te laten dwalen. Zijn verhaal riep bijvoorbeeld meteen de vraag op hoe die Crisis indertijd door de massamedia gebracht werd. Waren autoriteiten werkelijk zo open over wat er speelde op het moment zelf? Daar geloof ik namelijk niets van. Waarom zou je paniek zaaien onder de bevolking?

Traa’s bijdrage was wel aardig door het historische materiaal dat hij inbracht — over al die boten bijvoorbeeld die tijdens de Koude Oorlog permanent klaarlagen in de Nederlandse havens om de elite een vluchtweg te bieden. Of over de strijd binnen de boven ons gestelden om tot de begenadigde bootvluchtelingen te mogen horen.

Het titelverhaal dan weer poogt bijvoorbeeld te laten zien dat het betrekkelijk weinig uitmaakte of Fortuyn vermoord is of niet. Zijn invloed was toch al groot.

Een auteur vond het nodig om een alternatieve voetbalgeschiedenis te schrijven. Hij laat Nederland wereldkampioen worden in 1990 — omdat het EK in 1988 bij hem een kansloze missie was.

De WK finale krijgt bij Derk Walters zelfs een jongensboek-einde, met een 3-2 winst in de slotminuten.

En dan gaat het mij er niet om dat zijn alternatieve geschiedenis meer wensdroom is dan een degelijke constructie van wat er allemaal speelde rond het Nederlands voetbalelftal. Juist bij een kort toernooi als de WK voetbal, dat amper zeven wedstrijden duurt — en indertijd slechts zes nog — speelt het toeval een zo grote rol in het resultaat, dat er veel te grote conclusies worden verbonden aan verloren en gewonnen wedstrijden. Want de factor toeval laten wij namelijk liever buiten beschouwing in onze redeneringen. Daar kunnen we niet goed mee omgaan.

Nederlandse historici denken te Duits, volgens de samenstellers van dit boek, en willen de geschiedenis beschrijven volgens het ideaal van Ranke; Wie es gewesen. Anglosaksische auteurs zijn minder beschroomd om te speculeren, om zo meer duidelijkheid te krijgen over verleden — en van hen zouden we moeten leren.

Mjn geschiedfilosofisch ideaal zou veel eerder zijn om meer te leren uit de psychologie, om beter te leren begrijpen hoe dat denken in verhalen gaat — wat wij automatisch doen — en wat daarin onze blinde vlekken zijn.

Daarmee signaleren Tom van der Meer ea en ik allereerst dat geschiedschrijving moeilijk is, en beter zou kunnen. Alleen zijn we het over de vervolgstap niet eens.

Tom van der Meer (red.), Wat als… Pim Fortuyn niet was vermoord
Wat als… De geschiedenis heel anders was gelopen

240 pagina’s
Meulenhoff, 2011

Zakenkabinet Fortuyn ~ Prof. Dr. Wilhelmus S.P. Fortuyn

Maarten van Rossem noemde deze week op televisie nog Pim Fortuyn ‘de grootste laaienlichter van de afgelopen twintig jaar’. Dat was een vrij onnozel dieptepunt, in de toch al schier eindeloze reeks populistische en kromme afspraken van deze mediapersoonlijkheid; die vroeger historicus schijnt te zijn geweest, verbonden aan een universiteit.

Van die afgelopen twintig jaar was Fortuyn er liefst twaalf dood. Terwijl er juist in deze periode enkel ladenlichters actief leken te zijn in de economie; die gezamenlijk miljarden aan gemeenschapsgeld hebben opgesoupeerd, en hele continenten in een economische crisis hebben gestort.

Ik ben erg benieuwd naar steekhoudend bewijs van hoe een ietwat megalomane man die even dacht minster-president van Nederland te zullen worden, maar vermoord is voor het zo ver kwam, een grotere oplichter zou zijn dan wie in de top van de financiële sector ook.

Is er bijvoorbeeld ook de heer Balkenende nog, een gepromoveerd rechtgeleerde nota bene, die zo zeker wist dat de inval in een autonoom land geen oorlogsmisdaad zou zijn. Kan ik nog wel tien schanddaden meer bedenken van werkelijk ingrijpend bedrog van de boven ons gestelden.

Enfin, Van Rossem heeft nog eens een soort van onderzoek gedaan naar de opkomst van Pim Fortuyn, en daar een door zijn simplisme tamelijk beroerd boekje over geschreven. Dat pamflet deugde alleen al niet om het een voor mij vrij fundamentele vraag negeert.

Want Fortuyn is niet zo interessant, op de keper beschouwd. Terwijl de hevige reacties op deze man dat wel zijn. Waarom toch riep hij zulke heftige emoties op?

Ik kan de stelselmatige demonisering van Pim Fortuyn — die uiteindelijk de moord op hem opriep — alleen verklaren door de Nederlandse politiek van dat moment te zien als een ‘closed shop’; als een wereldje van ons-kent-ons; als een systeem in evenwicht dat zich ineens bedreigd wist door een veel te populair wordende buitenstaander met net wat andere ideeën. Waarop zowel de zittende politici als de tegen de macht aanschurkende journalisten in hem ineens de vijand zagen; die hun lekkere leventje kwam bedreigen. Waarop eendrachtig een heftig reagerend immuunsysteem actief werd.

Die reactie was werkelijk bizar — en zou ik weleens beter onderzocht zien willen worden. Maar omdat zovelen heftig in het koor meebrulden dat Fortuyn gekruisigd worden moest, is de kans nihil dat dezulken nog eens objectief naar hun waan van indertijd zullen kijken.

Eerder moest ik al eens constateren eigenlijk geen opmerkelijke ideeën verwoord te zien worden in Fortuyn’s columns. En de bundel Het zakenkabinet Fortuyn bevestigde dit beeld. Hij wilde dat wat zaken anders aangepakt werden, omdat hij dit en dat probleem signaleerde. Ja, en?

Niet dat Pim Fortuyn hiermee voor mij ineens een persoonlijke held wordt. Mijn stem had hij nooit gekregen. En een begenadigd auteur was hij niet. De stijlbloempjes tieren welig in zijn teksten. Van veel problemen die hij benoemde, valt bovendien op dat die twintig jaar later niet zijn opgelost. De jongere generaties hoeven nog altijd niet op een pensioen te rekenen later; zelfs al betalen ze nu wel de AOW van de oudjes op dit moment. Daar had ook Fortuyn niets aan kunnen veranderen, ware hij blijven leven. Ook al vanwege die ladenlichters en het geldgebrek dat zij veroorzaakten, u weet wel, die lui uit de financiële sector waarvan niemand ooit ergens voor is gestraft.

Het zakenkabinet Fortuyn is als boek overigens hoogstens aardig om de twijfel die het toont van de auteur. In de column die zijn naam aan het hele boek gaf, verwoordde hij hoe enkele zaken anders moesten in Nederland. Er was hier een Thatcher nodig, die opruiming kwam houden, bijvoorbeeld om de macht van de vakbonden in te perken; want wie vertegenwoordigden die vakbonden nu nog?

En Fortuyn wilde wel die Thatcher zijn. Alleen zou hij deze ambitie pas jaren later gestalte durven te geven. Want op dat moment schrok hij voor die stap nog terug.

Prof. Dr. Wilhelmus S.P. Fortuyn, Het zakenkabinet Fortuyn
208 pagina’s
A.W. Bruna, 1994