dit is het dossier:

J.M.A. Biesheuvel

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

In de bovenkooi ~ J.M.A. Biesheuvel

Niet altijd is het goed om tijdens het lezen al vaste ideeën te krijgen over een boek. Maar bij de verhalenbundel In de bovenkooi van Maarten Biesheuvel was dit effect niet te vermijden. Sommige van de verhalen zijn nogal vol. Het lezen van dit boek nam daardoor weken tijd. Niet altijd was ik in de stemming voor een vervolg.

En ergens tussen éen van die 28 verhalen door bedacht ik: wat zit er eigenlijk een hoop onderhuidse angst in die verhalen van Biesheuvel.

Geen wereldschokkende conclusie is dat natuurlijk. In de bovenkooi begint zelfs met een verhaal over een verblijf van de schrijver in de psychiatrische inrichting Endegeest vanwege diens wanen. Ook daarbuiten heeft hij dagelijks pillen nodig om te kunnen functioneren.

Daardoor is het alsof hij de verhalen mede schreef om zijn angsten te overschreeuwen – en dan liefst door ze belachelijk te maken.

Biesheuvel ziet niets zonder bril, en in nogal wat verhalen in dit boek raakt die bril zoek of stuk.

Telkens komt hij terug op zijn leeftijd. Alsof hij zo het voorbijgaan van de tijd wil bezweren.

Hij idealiseert ook steeds de jaren dat hij gevaren heeft — nadat hij van het Gymnasium moest. En dit doet hij dan in deze bundel door scheepsverhalen te vertellen die te gruwelijk voor worden zijn. Als om aan te geven hoe belachelijk dat verlangen wel niet was.

Biesheuvel is telkens nog niet aan boord, of hij heeft iedereen al tegen zich ingenomen door zijn houding. Waarop de collectieve straf door de bemanning meteen ook begint.

Deze absurde grotesken verklaren me ook waarom ik ooit alles van Biesheuvel gelezen heb, en me dat vervolgens enige decennia niet meer lukte. Meer nog dan dat al zijn boeken toen op elkaar leken — wat niet vreemd is omdat de verhalen daarin vaak over hemzelf gaan – ging het voortdurende overstatement tegenstaan.

Eigenlijk was het een verrassing dat ik In de bovenkooi nu wel goed lezen kon. Dat ik het tijdens de eerste helft zelfs meesterlijk vond, in zijn unieke mengeling van krankzinnige autobiografie, en totaal verzonnen fabels. Tot de gewenning weer toesloeg, en ik die ene fatale constatering deed over alle onderhuidse angst in het boek. En vervolgens niet anders kon dan de bangheid overschreeuwd zien worden.

J.M.A. Biesheuvel, In de bovenkooi
236 pagina’s
Meulenhoff 1974, oorspronkelijk 1972

Schrijven ~ Jan Brokken

Dertig jaar nadat Jan Brokken de belangrijkste schrijvers in Nederland interviewde — op Reve en Hermans na dan — zijn de meeste van hen dood of uitgeschreven.

Nu goed, Maarten ’t Hart publiceert nog weleens wat. Guus Kuijer ook. Mensje van Keulen. K. Schippers. En Remco Campert zelfs.

Toch maakte deze interviewbundel om een andere oorzaak een merkwaardig gedateerde indruk. Brokken was om éen of andere reden nogal gefascineerd door het materiaal waarmee de schrijvers hun ambacht uitoefenden. En eind jaren zeventig gebruikten auteurs hier nog geen computers.

Dus mocht Harry Mulisch zagen ‘het echte HB potlood’ te gebruiken voor de passages waar hij onzeker over is.

Wolkers legde uit vellen van zestig centimeter lengte in zijn typmachine te draaien.

Biesheuvel heeft zelfs een typmachine waarmee het schrijven eigenlijk te makkelijk gaat.

En Maarten ’t Hart kon maar met éen speciale pen schrijven, omdat hij van de andere kramp kreeg, ook als het werk per se nog door moest.

Zelden zal er zo veel aandacht besteed zijn aan zoiets onzinnigs. Ik bedoel, al zou een auteur elke ochtend een ader openrijten om het eigen bloed als inkt te kunnen gebruiken, dan nog is dat van secundair belang; en hoogstens interessantdoenerij.

Gelukkig had Brokken nog wel oog voor nuttiger informatie, zoals hoe vaak er herschreven werd; of hoe de auteurs de redactie inpasten in hun normale schrijfpatroon.

Ik herlas dit boek om het interview met Bob den Uyl, en knikte maar weer eens bij diens uitspraak:

Een verhalenbundel is een roman waaruit de vervelende stukken zijn weggelaten […]

Toen moest het gesprek met de zo zelden geïnterviewde F.B. Hotz ook maar. En voor ik het wist had ik tien van de negentien interviews gelezen, en moest het boek ook maar uit.

Maar waarom eigenlijk toch?

Jan Brokken, Schrijven
Interviews
230 pagina’s
De Arbeiderspers, 1980

* in het boek staan interviews met:

  • J.M.A. Biesheuvel
  • Willem Brakman
  • Remco Campert
  • S. Carmiggelt
  • Hugo Claus
  • Hella S. Haasse
  • Maarten ’t Hart
  • F.B. Hotz
  • Mensje van Keulen
  • Anton Koolhaas
  • Gerrit Krol
  • Guus Kuijer
  • Marga Minco
  • Harry Mulisch
  • Bert Schierbeek
  • K. Schippers
  • Bob den Uyl
  • Theun de Vries
  • Jan Wolkers