Dwaallicht ~ Willem Elsschot & Dick Matena

Elsschot is dé auteur die ik nodig moet herlezen. Op de middelbare school was hij een held; ik heb nog heel succesvol tentamen gedaan over zijn boeken en dichtwerk. En dat later ook Karel van het Reve hem zo goed bleek te vinden, bevestigde dat ik het ooit goed had gezien.

Helaas heb ik al zijn boeken in éen handzame verzamelband. Dat is het soort uitgaven waar ik ooit dol op was, omdat die veel tekst boden voor weinig geld, maar die gewoon zelden zo prettig lezen als een los gepubliceerd boek.

Is er tegenwoordig ook nog het werk van Dick Matena. Hij heeft van Elsschot de romans Kaas en Het dwaallicht omgewerkt tot beeldromans. En die laatste titel heb ik nooit goed begrepen. Overigens is er tegenwoordig een wetenschappelijke uitgave van dat boek die uitlegt dat niemand begrijpt wat Elsschot er precies mee wilde.

Zeker lijkt dat drie zeelieden, uit het Oosten, in een grote havenstad op zoek zijn naar Maria…

Of is dat wel zo? Matena beeldt de Aziaten geen enkele keer in detail af, of in een close-up; terwijl hoe alle anderen juist opvallend vaak zo tekent. Het kunnen dus ook personages zijn die enkel de verbeelding van de hoofdpersoon bevolken.

Het belangrijkste personage is de heer Laarmans, die van Matena de kop van Willem Elsschot gekregen heeft. Deze wil de zeelieden bij hun zoektocht krijgen helpen, al kan hij betrekkelijk weinig voor hen doen. Op het adres dat zij op een stukje karton hebben staan, van een leeg sigarettendoosje, is een winkel in vogelkooien gevestigd. Maria van Dam is daar onbekend.

En veel vriendelijk volk ontmoeten hij verder niet, op zijn vruchteloze queeste; waarop Laarmans de drie zeelieden dan maar naar hun schip begeleid. Of was hij slechts zelf enkel op zoek naar een prostituee, zonder haar rechtstreeks te durven bezoeken? De beroemdste passage uit het boek, uitgesproken als de hoofdpersoon alleen naar huis toe gaat, en even stilstaat bij een huis, verwijst naar die interpretatie:

Kom, oude sater, het is genoeg. Laat haar in vrede genieten van haar laatste sigaretten, dromen van haar sjaaltje en van haar pot gember. En loop door, dan wordt u wellicht de geilheid niet aangerekend die bij deze nachtelijke klopjacht uw stut is geweest.

Als leesboek moest Het dwaallicht het daarom al meer hebben van sfeer, en van er meer in willen zien dan er in zit — vele interpretatoren hebben gedacht christelijke symboliek te ontwaren, met die drie geduldige mannen uit het Oosten — dan van het verhaal.

Als beeldroman is van die factoren vooral de sfeer overgebleven. Alle tekeningen zijn gemaakt in gewassen inkt — het verhaal speelt zich nu eenmaal bij avond af — wat alles nog net iets duisterder maakt. In het donker wordt elke lamp al een baken.

En het tekenwerk is aanzienlijk losser dan in Dik Trom en zijn dorpsgenoten, of vrijwel elk boek dat Matena in opdracht maakt. In die zin biedt deze uitgave waarschijnlijk de tekenaar zoals die helemaal uit zichzelf werkt.

Punt blijft alleen, ik heb Het dwaallicht altijd een raar boek gevonden. En daar verandert de bewerking tot stripverhaal verder niets aan.

Willem Elsschot, Het dwaallicht
Een beeldroman door Dick Matena

155 pagina’s
Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2008

* illustratie uit het besproken boek:


Elsschot ~ Vic van de Reijt

Al vaker heb ik hier mijn bezwaren geformuleerd over de schrijversbiografie. Dat is nu eenmaal een onmogelijk genre. De biograaf moet namelijk altijd de competitie aangaan met wat zo’n schrijver al in zijn eigen werk heeft blootgegeven aan karakter en levensloop. En die concurrentiestrijd is nauwelijks te winnen.

Toch zijn er Nederlandstalige auteurs waar ik graag eens een biografie over zou lezen — zelfs al zijn dat er niet veel. Chris van Abkoude bijvoorbeeld leidde een intrigerend leven naast het schrijven. Maar interessanter nog zijn zo bezien de auteurs die relatief weinig publiceerden. Van wie het verzameld werk in een bandje past. En dan kwam er vorig jaar een biografie uit van Nescio. Maar ook Elsschot heeft inmiddels zijn levensportret gekregen.

Dat boek had ik overigens nooit gelezen als het geen goed hanteerbare omvang gehad. En ook als er niet al bij de presentatie was gezegd dat biograaf Vic van de Reijt het zakelijke archief van Willem Elsschot heeft mogen inzien. Want wat Alfons De Ridder [1882 – 1960] als zakenman heeft gepresteerd, intrigeerde me nog wel. Zijn verdere levensloop deed dat al veel minder. Wat hij onder de schrijversnaam Willem Elsschot publiceerde is voor het overgrote deel gebaseerd op gebeurtenissen uit zijn eigen leven.

Slechts de roman Het been schijnt niet autobiografisch te wezen, of makkelijk terug te leiden te zijn tot de persoonlijke geschiedenis van de auteur.

En dan is Elsschot alleen al geslaagd doordat Vic van de Reijt al die boeken precies goed behandeld. De inhoud wordt namelijk grotendeels bekend verondersteld, want de samenvattingen zijn wel heel summier. De meest inhoudelijke opmerkingen komen nog uit de kritieken die Van de Reijt citeert.

De perikelen bij de publicatie en de ontstaansgeschiedenissen nemen bijvoorbeeld meer ruimte in.

Ook blijft de indruk zelfs hangen dat Elsschot’s gedichten meer omdenken krijgen.

En een schrijversbiografie moet intrigeren, waarbij dit de goede manier is. Zodat er hernieuwde lust is om de boeken waar het om gaat te herlezen.

Daarbij blijft bijvoorbeeld alleen al een opmerking van Simon Carmiggelt intrigeren. Die ooit een publiek optreden van Willem Elsschot kwam bekijken, en daarbij verrast werd door de lichte toon waarmee die uit eigen werk voorlas. Carmiggelt had tot dan de boeken altijd als veel realistischer en dus somberder gezien.

Mooi aan Elsschot is ook dat een groot deel van het raadsel intact blijft. Alfons De Ridder was een succesvol zakenman, die goed verdiende aan de verkoop van advertenties en advertieruimte. Van wat zijn romans opleverden, was hij volstrekt niet afhankelijk. En van die zakelijke kant kan Van de Reijt alleen de feiten geven.

Op zich zijn die soms indrukwekkend genoeg. België maakte in de twintigste eeuw twee keer een Duitse bezetting mee. En daar wist De Ridder toch telkens redelijk door heen te scharrelen. Zelfs al was er in de Tweede Wereldoorlog hulp van familie bij nodig.

Bovendien was er dat andere dubbelleven, waarover Van de Reijt grotendeels zwijgt; of in elk geval niet uitgebreid over wenst te speculeren. Alfons De Ridder trouwde relatief jong, kreeg zes kinderen, en had waarschijnlijk minnaressen. In elk geval hield hij van de vrouwen.

In zijn laatste boek, Het dwaallicht, gaat het alleen terloops wel even over de geilheid van de hoofdpersoon, vroeger, en de onrust die dat opleverde. Alleen door die zinnetjes zal er ook over Elsschot gespeculeerd blijven worden, zolang hij gelezen blijft worden. Zelfs nu er een biografie ligt.

Vic van de Reijt, Elsschot
Leven en werken van Alfons de Ridder

415 pagina’s
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2011

Kaas ~ Willem Elsschot & Dick Matena

De roman Kaas heeft nut in een langlopend wat nerdig experiment van mij. Omdat het boek uitgegeven is in de vier talen die ik het best lees, meet ik er zo af en toe mee hoe vlot mijn Engels inmiddels loopt vergeleken met m’n Fries of m’n Duits. De oer-versie in het Nederlands biedt daarbij de standaardnorm.

Er blijkt overigens vooral een verband te bestaan tussen intensiteit van gebruik en snelheid van lezen. In perioden met veel Friese contacten gaat die taal vlotter dan bijvoorbeeld het Engels. Schrijf ik juist een tijd veel Engels, dan gaat het lezen ook makkelijker.

In Duits lees ik dan weer de meeste woorden — ofwel, die taal kost de meeste tijd. Puur door een tekort aan oefening, en omdat ik de taal nooit actief hoef te gebruiken..

Kaas is in een paar opzichten ideaal voor deze leesoefening. Zo schreef Elsschot helder, met een onderkoelde humor. En het boek wordt gedragen door de manier van schrijven. Aan verhaal is er niet zo veel. Dus moet het lezen zich wel richten op de taal.

Daarom intrigeerde me toch hoe Dick Matena het boek verstript heeft, in 2008. Zo is het een roman in brieven; en dus had de tekenaar de ingewikkelde plicht om duidelijk te maken een raamvertelling te vertellen.

Matena loste dit op door een lezer in beeld te brengen, in wie ik Jan Greshoff schijn te moeten herkennen. Dat is de Forum-redacteur die Elsschot ertoe aanzette weer eens te schrijven, nadat hij jaren had gezwegen.

Kaas schijnt overigens in een luttele veertien dagen gewrocht te zijn.

In deze stripversie ontbreekt trouwens het gedicht waarmee Elsschot zijn dank aan Greshoff uitdrukte. Eveneens mist de gebruikelijke inleiding, waarin de auteur stelt dat kunst niet iets is om even iets in te proberen.

Maar het verhaal is zo simpel dat alleen daarom al velen er meer in willen zien. Een kritiek van Elsschot op het blinde kapitalisme is het genoemd, een commentaar van hem op het nut van zijn dagelijkse werk in reclame, en wat al niet meer.

De hoofdpersoon van de roman heet Frans Laarmans; een personage dat in meer van Elsschot’s werken voorkomt. Ditmaal is hij een eenvoudige klerk bij een scheepsmaatschappij, die hogerop wil in de wereld. Daartoe aangezet omdat hij weleens in het gezelschap verkeert van poenerige vrienden.

Dan gaat hij in Nederlandse kaas, zonder daar iets mee te hebben, maar kaas ‘marcheert altijd’ — terwijl hij onbetaald verlof krijgt van de scheepsmaatschappij, zogenaamd om zenuwklachten — en dan komt het er vervolgens het hele boek niet van om kaas te verkopen.

Matena heeft een flink deel van de tekst weggelaten, anders dan in bijvoorbeeld de verstrippingen van het werk van Reve. En ook het gebrek aan verhaal biedt hem uitgebreid de mogelijkheid om de hoofdpersoon — die het uiterlijk van Elsschot kreeg — peinzend door de pagina’s te laten stappen.

Opmerkelijk aan deze bewerking vond ik dat de eerste pagina’s gedetailleerder getekend zijn dan de latere. Zeker in de tweede helft van het boek worden de tekeningen gauw eens als schetsen in gewassen inkt. Wat dan kan omdat Matena zo veel nadruk legt op de hoofden van de personages. En dat met die hoofden groot in beeld doen ze ook in soaps, op televisie. Dat werkt namelijk lekker snel en goedkoop.

Subtiel is alleen anders.

Willem Elsschot, Kaas
een beeldroman door Dick Matena

283 pagina’s
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2008

* illustratie uit het besproken boek, uit het begin, toen Matena meer moeite deed dan later (click voor groter) [vergelijk voor die lossere stijl bijvoorbeeld met de illustratie in het boeklogje over Elsschot’s Dwaallicht].


Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Tankschip ~ Willem Elsschot

De eerste boeken die Elsschot schreef, lagen me vroeger beter dan de latere. Ik heb nog eens een ‘dossier’ over hem samengesteld, op de middelbare school, om daar dan over getentamineerd te kunnen worden. Dus is zeker dat ik eens alles heb gelezen. Omdat mij dat plezierde trouwens, niet omdat het van iemand moest. Herlezen van vrijwel alles wat hij uitbracht na Kaas kwam er alleen nooit meer van.

Die latere boeken zijn ook aan de korte kant; zijn Verzameld werk paste makkelijk in éen band. Te kort om veel meer te bieden dan een impressie. Niets om je nog eens een paar uur in onder te dompelen; wat juist zo lekker kan zijn aan lezen.

Komt daar bij de novelle Het tankschip nog eens bij dat de tekst ambigu is. Neem alleen de cynische slotzinnen al:

Op de oorlog, Frans, want oorlog is een zegening. En het kapitalisme heeft toch zijn goede kant, is ’t waar of niet?

Willem Elsschot was onder zijn eigen naam, Alfons de Ridder, een zakenman. Vier van zijn romans gaan ook over avonturen in het zakenleven: Lijmen, Kaas, Het been, en Het tankschip. En zo geeft hij de indruk niet vies te zijn geweest van een mooi handeltje. Al te veel scrupules gaf hij ook niet mee aan sommige van zijn boekpersonages.

Daarmee is Het tankschip te lezen als het verhaal van een snoever, de scheepsmakelaar Jacky Peeters, die net een grote Amerikaanse slee heeft overgehouden aan een lucratieve deal met een Franse scheepshelling.

Die hellingbaas en reder, De Castellane, zat ermee dat zijn bedrijf zo veel winst had gemaakt dat hij plots helemaal in de verkeerde belastingcategorie viel. Van die winst zou niets meer overblijven, na taxatie, tenzij er een list werd bedacht om nog een hele hoop extra kosten op de balans te krijgen van het bedrijf.

Dus moest De Castellane iemand vinden die het tankschip zogenaamd wilde overnemen dat zijn helling aan het opknappen was. Die gratis dat schip wilde aannemen, met nog een enorme rekening voor dat opknappen erbij, die daarop natuurlijk oninbaar zou zijn, zodat de winstrekening van het Franse bedrijf er plots helemaal anders zou uitzien

En dat werd de rol van Jacky Peeters. Kreeg hij verder nog de opdracht mee het schip bij gelegenheid door te verkopen.

Ook werd dit tankschip prompt na de overname van Marseille naar Barcelona gevaren, zodat de Franse staat er helemaal niets meer over te zeggen zou hebben, mocht er oorlog komen. En daarmee mocht Peeters tevreden constateren, toen er toch nog plotseling oorlog uitbrak, dat ‘zijn’ schip daarmee van het ene moment op het andere miljoenen meer waard was geworden.

Opvallend was ditmaal dat ik me bij het lezen vooral afvroeg hoe die reder en hellingbaas ineens zo ontiegelijk veel winst kon hebben gemaakt dat er zo’n fiscale truc spécial nodig werd. Had hij zijn personeel niet ook wat beter kunnen betalen dan? Die oorlogsdreiging was er indertijd al even. De kosten van materialen en stookolie zullen ook hoger hebben gelegen dan daarvoor?

Vanzelfsprekend geeft de novelle daar geen antwoord op. Smokkel kan het alleen niet zijn geweest, want de inkomen uit smokkel komen zelden bij een bedrijf in de boekhouding terecht.

Elsschot publiceerde zijn tekst in 1941, toen het daadwerkelijk oorlog geworden was, wat er meteen al een lading aan gaf die sommige critici niet pruimden. Het gaf volgens hen geen pas om een verhaal te schrijven over hoe profijtelijk het voor sommigen kan zijn als de prijzen razendsnel stijgen om een conflict.

Misschien was Elsschot er bij dezulken wel goed vanaf gekomen als hij het handelen van Jacky Peeters, of die Franse hellingbaas, in strenge woorden had veroordeeld. Alleen deed de schrijver dit niet. Hij maakte van deze scheepsmakelaar wel wat een proleet, maar toch ook weer geen blinde egoïst.

Ik heb mede daarom in gedachten geprobeerd om Het tankschip te verplaatsen naar deze tijd. Om dan een boek te krijgen, bijvoorbeeld, waarin een Zuidas-type uitlegt hoe hij toevallig een schakel werd in een fiscale deal, waardoor een groot internationaal bedrijf met een miljardenomzet in de EU in geen enkele lidstaat meer dan een marginale belasting hoefde te betalen.

Punt is dan dat er talloos veel van zulke constructies bestaan, en dat die stelselmatig er aan meehelpen dat arbeid steeds goedkoper wordt in de EU, en de positie van werknemers almaar slechter. Daar is voor een schrijver met een beetje sociaal hart nauwelijks luchtig ironisch over te schrijven.

Het tankschip leerde me in elk geval dat het lonen kan die latere boeken van Willem Elsschot toch nog weer eens te lezen — helemaal omdat de heruitgaven bij Polis met een nuttige toelichting komen op de boeken. Omdat het bij Elsschot mij inmiddels dus blijkbaar gaat om de droge zinnetjes gaat, en daarmee de taal, en niet per se meer om het verhaal dat hij daarmee vertelde.

Willem Elsschot, Het tankschip
Bezorgd door en met aantekeningen van Peter de Bruijn
Met een nawoord van Dirk Leyman
144 pagina’s
Polis 2017, oorspronkelijk 1941