Dagboek ~ Edmond en Jules de Goncourt

Er was iets merkwaardigs met dit Dagboek van Franse broeders Goncourt. Ik genoot er nogal wat minder van dan bij de eerste lezing, begin jaren negentig. Maar waarom was dat?

De smeuïge roddels uit de negentiende-eeuwse literaire kringen in Parijs waren niet anders dan toen.

De broers zagen bijvoorbeeld Gustave Flaubert lang als een boertig type, en deden telkens hun best hem op zijn meest knoestigs te tonen — tot Flaubert overlijdt, en de nadruk in de dagboekteksten sterk komt te liggen op zijn kwaliteiten als schrijver.

Ik vrees dat me ditmaal stoorde zo duidelijk een bloemlezing onder ogen te hebben. Samensteller Leo van Maris heeft voor deze uitgave zo’n 440 pagina’s tekst gekozen, uit een totaal van ruim 5.000 dagboekbladen.

In de serie privé-domein is later zelfs nog een bloemlezinkje verschenen, uit hetzelfde dagboek, door een andere keuzeheer. Daarvan luidt de titel God, geld en seks. Wellicht dat het andere boek me beter bevalt.

Achter de keuze van Leo van Maris zag ik te duidelijk de mechanismen. Alles over auteurs die wij nu nog kennen, moest er waarschijnlijk in. Dus lijkt het of de broers telkens alleen eten met Flaubert, Toergenjev, en later Zola. En of die ene prinses Bonaparte de enige vrouw was die ze kenden.

De Goncourts begonnen in 1851 aan hun oorspronkelijke dagboek, en Jules de Goncourt wachtte tot 1887 met de uitgave van het eerste sterk gekuiste deel. Het zou tot ver na de Tweede Wereldoorlog duren voor de oorspronkelijke tekst in boekvorm uitkwam

Het dagboek was voor de broers éen van de middelen om bewust hun naam te vestigen, en te laten voortleven. Een andere methode was de oprichting van de Académie Goncourt, als tegenhanger van de Académie Française, die nog altijd bestaat en in Frankrijk een belangrijke literaire prijs vergeeft.

En ik vermoed dat ik indertijd deze bloemlezing verrassend eigentijds vond van toon, en openhartig, door de pittige roddels. Humoristisch zelfs misschien. Daarom werd het boek ook gekocht.

Ditmaal bleek ik veel meer als een historicus te kijken, en ergerde het me dat er zo weinig werd uitgelegd soms — ondanks het ruime notenapparaat — en dat Van Maris uit elk jaar enkel voor hem een paar tekenende dagen koos. Graag had ik bijvoorbeeld meer gelezen over de periode rond 1870, toen de Fransen in oorlog waren met de Duitsers. Tijdens het beleg van Parijs aten de inwoners bijvoorbeeld de hele menagerie van de lokale dierentuin op.

Wellicht bestaat mijn voornaamste chagrijn dus wel uit het besef dat het alleen zuiver drinken is aan de bron. Dat ik het dagboek in het Frans moet lezen om het echt op zijn merites te kunnen beoordelen. Maar dat mijn kennis van de taal daar net niet goed genoeg voor is om dat vlot te doen.

Edmond en Jules de Goncourt, Dagboek
Gekozen, vertaald en bezorgd door Leo van Maris

500 pagina’s
De Arbeiderpers 1996, oorspronkelijk 1985
privé-domein nr. 117

Geluk is onmogelijk ~ Gustave Flaubert

Bij sommige boeken wreekt zich meteen dat ik al vergelijkbaar werk heb gelezen, van dezelfde schrijver. Mijn kennismaking met de brieven van Flaubert verliep via Haat is een deugd; de eerste bloemlezing die in de serie Privé-domein verscheen. Voor mijn gevoel is dat verreweg de beste selectie uit de correspondentie van de schrijver. [Overigens werd dit boek onlangs ook verkozen tot Gouden Deel van de serie; ik ben dus de enige niet met deze voorkeur].

Haat is een deugd kan ik om de zoveel jaar herlezen. Al blijft het soms alleen bij de passages gewijd aan de reis die Flaubert maakte door de Oriënt met zijn vriend Maxime du Camp.

De daarna gepubliceerde bloemlezingen zeiden me al minder. De kluizenaar en zijn muze, met de brieven aan Louise Colet, of Wij moeten lachen en huilen met wat Flaubert aan George Sand schreef, laten de auteur vooral in éen hoedanigheid zien. Iedereen die brieven schrijft, richt zich daarbij op de ontvanger; wat de toon en het register bepaalt van zo’n brief. En hij schreef anders aan deze vrouwen, dan hij aan mannelijke vrienden deed.

Geluk is onmogelijk las als de zoveelste compilatie uit een oeuvre waarvan het beste al afgeroomd was. In de platenhandel zou dit album ‘Still more of the very best from Flaubert’ hebben geheten. Als formulefilm: ‘The Final Return of Flaubert’, of ‘Flaubert VI’. Er zat misschien nog wel wat puurs in het vat, maar bezorger Edu Borger heeft voor alle zekerheid nog even wat van de bodem meegeschraapt ook.

Alleen gebeurde er in deze bloemlezing bijna niets meer in het leven van de schrijver. Behalve dat hij schreef, en dit dan zelden opschoot.

Mede door de al aanwezige kennis over Flaubert’s leven, en over met wie hij omging, bevatte dit boek eigenlijk geen verrassingen. En dat is vrij dodelijk voor mijn leeslust. Als ik een boek wil lezen waarvan me in het voor al veel bekend is, herlees ik liever wat.

Gustave Flaubert, Geluk is onmogelijk
Een keuze uit zijn brieven
Samengesteld, vertaald en van een voorwoord voorzien door Edu Borger
347 pagina’s
De Arbeiderspers, 2006
Privé-domein nr. 262

Uren met Flaubert en andere herinneringen ~ Maxime Du Camp

Eenmaal een boek klassiek is — decennia na de eerste publicatie nog altijd gelezen wordt — lukt het nauwelijks meer om er inhoudelijk kritiek op te geven. Sterker nog, dan kunnen er inmiddels zelfs vele verdedigers zijn voor de gebreken ervan.

Toch zal ik Madame Bovary nooit meer inzien.

Ik las deze roman van Gustave Flaubert al twee keer, waarvan éen keer heel grondig — in een spontaan soort boekenclub met Amerikanen en Britten, online, jaren voordat de meeste mensen überhaupt idee hadden van wat internet was. En vooral die grondige lezing indertijd liet me zien dat Madame Bovary op tal van punten vrij moeizaam geschreven is. Dat er daarmee aanzienlijk vlottere negentiende-eeuwers bestaan, om nog eens beter te verkennen.

Dus was het interessant dat Uren met Flaubert en andere herinneringen juist begint met een kritiek op Madame Bovary.

Daarin waarschuwde Maxime Du Camp [1822 — 1897] zijn vriend Gustave Flaubert [1821 — 1880] dat er te veel overtolligs stond in het boek; waardoor de echte kwaliteit ondersneeuwde. Samensteller Edu Borger citeert dan gretig Du Camp’s advies dat een neutrale derde redacteur er voor een luttele honderd frank een veel betere roman van zou kunnen maken, door éen en ander gericht te schrappen.

Toch lijkt me dat Maxime Du Camp hiermee eerder verwees naar de juridische problemen die te verwachten waren, dan naar iets anders.

En tegen Madame Bovary rezen ook vele klachten; omdat het zo’n onzedelijk boek zou zijn. Tal van lezers wensten niet te geloven dat er in hun Frankrijk vrouwen voorkwamen die het heilige sacrament van het huwelijk zouden durven te schenden. De rechtszaak die daarop logischerwijs volgde om het boek verboden te krijgen, hielp vervolgens stevig mee aan de verkoop.

Ook die rechtszaak staat overigens nog redelijk uitgebreid beschreven in Uren met Flaubert…; Edu Borger’s bloemlezing uit Maxime Du Camp’s Souvenirs littéraires. En al schijnt Du Camp niet heel betrouwbaar te zijn geweest in dit soort verslagen — Madame Bovary is ondanks alle overbodigs dan ineens wel een geniaal boek — hij schreef deze belevenissen allemaal zeer leesbaar op — wat dit boek daarmee wel een uitgave maakt om nog eens naar terug te keren.

Du Camp leerde Flaubert kennen toen beiden nog rechten studeerden in Parijs, en maakte hem vervolgens nog zo’n veertig jaar mee. Hij zag daarmee hoe zijn vriend, nadat deze sjeesde als student, van een mooie zelfbewuste jonge man vrij plots veranderde in een kluizenaar die zich angstig in de provincie terugtrok om te schrijven. Hij nam ook waar hoe Flaubert’s ontwikkeling daardoor stil leek te gaan staan — want vertelde deze decennia later nog dezelfde anekdotes niet als waar ze zo om lachen konden in hun studietijd?

En het zijn ook zulke elementen waardoor deze Herinneringen opvallend veel interessanter dan de doorsnee in het genre. Beide mannen maakten elkaar op allerlei manieren mee, en bij Du Camp is er behalve bewondering voor zijn beroemde vriend toch ook mededogen en zelfs een kritische afstand. Een raadsel voor hem is bijvoorbeeld waarom Flaubert toch altijd met zo’n roze blik terug blikte op het verleden.

Gustave Flaubert had de reis door Egypte met Du Camp decennia later zo weer over willen doen., zo vertelde hij.

Maxime Du Camp herinnerde hem er vervolgens aan dat Flaubert tijdens deze reis telkens had geklaagd zich zo stierlijk te vervelen.

Maxime Du Camp, Uren met Flaubert en andere herinneringen
samengesteld, vertaald en van een voorwoord
voorzien door Edu Borger

243 pagina’s
De Arbeiderspers, 1996
privé-domein nr. 206

Woordenboek van pasklare ideeën ~ Gustave Flaubert

Gustave Flaubert [1821 – 1880] legde tijdens zijn leven lange lijsten aan van ‘idées reçues’. Dat zijn de gemakzuchtige ideeën over de wereld, die niet kloppen, maar die desondanks door bijna iedereen voor waar worden aangenomen. Doel van Flaubert was onder meer om de domheid van zijn tijd vast te leggen. En ook zouden de pasklare ideeën worden opgenomen in het tweede deel van de roman Bouvard et Pécuchet, die nimmer voltooid werd.

Dit woordenboek verscheen evenmin tijdens Flaubert’s leven. En dat kwam onder meer omdat er drie verschillende manuscripten van bestonden. De eerste Franse uitgave verscheen pas in 1951.

Voor deze Nederlandse bloemlezing zijn al te tijdgebonden of strikt Franse platitudes weggelaten. Ironie is ironie, en bestaat al niet meer als die met een voetnoot moet worden uitgelegd, zoals de vertaler in zijn nawoord schreef.

Ik las het, voor zo ver een woordenboek te lezen is, vooral om te kijken of en hoe het Karel van het Reve beïnvloed had, in diens strijd tegen de domheid. En ook om te zien hoeveel pasklare ideeën nu nog terugkeren in de dagelijkse conversatie. Dat waren er niet eens zo veel — waar natuurlijk tegenover staat dat onze tijd weer op geheel eigen wijze onnozel is.

Tien uitspraken uit het woordenboek die ik nog weleens hoorde, zo niet gebruikt heb, de laatste jaren:

Chirurgen — Hebben geen gevoel, noem ze slagers;
Christendom — Heeft de slavernij afgeschaft;
Hoekstenen van de maatschappij — I.e.: eigendom, gezin, religie, respect voor de autoriteiten. Woedend worden als men ze aanvalt;
Natuur — Telkens als je op het platteland bent, moet je zeggen: ‘Wat is de natuur toch mooi.’;
Notarissen — Zijn tegenwoordig niet meer te vertrouwen;
Poëzie — Heeft geen enkel nut; uit de mode;
Praktijk — Gaat boven de theorie;
Vraag — De vraag stellen is hem beantwoorden;
Zorgen — Als iemand diep gaat piekeren en bij de pakken neer blijft zitten, worden zijn zorgen alleen maar groter.

* het Franstalige origineel staat hier online.

[ wordt morgen vervolgd ]

Gustave Flaubert, Woordenboek van pasklare ideeën
Een bloemlezing uit de
Dictionnaire des idées reçues
vertaling en nawoord Hans van Pinxteren
met een voorwoord van Julian Barnes
87 pagina’s
L.J. Veen, zonder jaar [1995]