dit is het dossier:

Simon Garfield

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Just My Type ~ Simon Garfield

Ik wist door lettertypes geïntrigeerd te worden. Mij was me wel bekend interesse te hebben in de geschiedenis van het gedrukte woord, en daarmee hoe letters eruit zien.

Just My Type pakte daarmee vooral uit als een boek dat een benadrukte hoe erg de verslaving eigenlijk is. Er stond namelijk nauwelijks nieuws in, voor mij. Ik wist van IKEA’s overstap naar de Verdana; ontwerper Eric Gill’s merkwaardige sexuele voorkeuren, of de wrevel tegen een font als Comic Sans of Arial. Tegelijk heb ik bij mijn weten nooit eerder een boek over lettertypen gelezen.

Hoogstens kan ik erop bogen op het klassieke werk Typefinder in de kast te hebben staan. En ook, om dat benut te hebben, om uit te vinden welk font iemand ergens voor had gebruikt.

Simon Garfield heeft in Just My Type kortom een heel groot tal vrij bekende verhalen verzameld over letters, en het vormgeven daarvan. En dat is goed. Daarbij springt hij prettig door de tijd heen en weer. Want, ja, het is absoluut nodig om uit te leggen dat teksten ooit uit lood werden gezet; waar op een gegeven moment machines voor werden uitgevonden. Maar dat kan heel goed uitgelegd worden zoals in dit boek; tegen het einde; als al zoveel meer over letters bekend is geworden.

Prettig vond ik ook de soms haast neurotische feitelijkheid. Zo stelt Garfield terloops ergens vast met welke lettertypen de namen van voetballers op hun shirts worden afgedrukt.

Minder prettig was dat als een font afzonderlijk behandeld werd, dit soms wat al te snel in anderhalve pagina gebeurde; waarbij die halve pagina dan ook nog een foto was.

Maar verder is mooi dat het er allemaal instaat. Van welke fonts op bijna alle computers staat — en wat dit betekent — tot wat de nieuwe ontwikkelingen daarbij zijn, sinds het besturingssysteem Microsoft Vista. Allemaal heel prettig opgeschreven, allemaal heel goed te verteren. Helemaal voor een publiek dat nog nooit een tel over het onderwerp heeft nagedacht.

Simon Garfield, Just My Type
A Book About Fonts

352 pagina’s
Profiel Books, 2010

On the Map ~ Simon Garfield

Garfield vertelt vooral bekende anekdotes na, zo viel me eindelijk op. Bij het tweede boek dat ik las van deze auteur.

Niet dat er iets op tegen is om algemeen bekend materiaal te recyclen. En al helemaal niet als dit goed, zakelijk, en met humor gebeurt, zoals Simon Garfield lukt. Behalve dan dat je een culturele allesbrander zoals ik ben dan gauw eens iets voorzet dat al eerder met vurige belangstelling verteerd werd.

Tegelijk kan ik Garfield moeilijk verwijten dat landkaarten en atlassen het ook zo aardig op televisie doen. Of dat de BBC daar al hele reeksen gewijd heeft. Die ik dan heb gezien.

On the Map bood vooral in de eerste hoofdstukken — over de oudste landkaarten — veel bekends en nauwelijks iets nieuws. De Mappae mundi kwamen langs, waarop Jeruzalem nog zo overzichtelijk het middelpunt van de wereld was. De vraag werd opgeworpen of de Vinland-kaart nu een vervalsing is of niet. Het toeval werd aangestipt waarom die twee continenten Noord- en Zuid-Amerika zo zijn gaan heten.

Gelukkig wijdde Garfield daarbij zelden te lang uit, zodat dit boek nog zo veel hoofdstukken meer telde, waar wel nieuws te lezen viel.

Hij besluit ook aangenaam actueel, door over recente ontwikkelingen te schrijven als Google Maps en Google Streetview. Of daar nog weer voor te benadrukken hoe Nederland ook ruim na de Gouden eeuw weer even de kaartenmaker van de wereld was, door de successen van TomTom, Tele Atlas, en Philips-dochter Navteq — dat Garmin van kaartmateriaal voorziet.

On the Map drijft alleen wel op verhalen. En anekdotes. Wat zonder meer prettig leest. Mar waardoor ik uiteindelijk toch met vragen bleef zitten. Hoe leuk het ook is om te weten dat zelfs de makers van satellietnavigatiesystemen niet begrijpen waarom deze apparaten van het ene moment op het andere zo populair werden.

Papieren landkaarten en plattegronden zijn nogal wat goedkoper.

Hoe kaarten gemaakt worden, en wat daarin veranderde, komt hoogstens terloops langs in On the Map. Wat nog te billijken is. Bovendien las ik onlangs een boek dat geheel over dat aspect van landkaarten ging. En daarmee ook hoe kaarten liegen.

Waarom kaarten gemaakt worden en werden, is opvallend genoeg zelden een kwestie die voor Garfield expliciet speelt. Terwijl daar voor mij nu de grootste vragen zitten.

Is het bijvoorbeeld waar, zoals ik nu denk, dat de eerste algemeen gebruikte kaarten vooral zeekaarten waren — omdat reizen over water lang bijna overal zo veel makkelijker was dan reizen over land? Simon Garfield schrijft namelijk in de eerste helft van het boek telkens over sierkaarten, voor aan de wand. Of over protserige atlassen, waar soms tot wel vier mannen voor nodig waren om die te tillen.

Want die dingen zijn er nu ook nog.

En geschiedenis schrijven gaat wat mij betreft niet enkel over wat de eeuwen doorstaan heeft.

Simon Garfield, On the Map
Why the World Looks the Way it Does

464 pagina’s
Profile Books 2013, oorspronkelijk 2012

Timekeepers ~ Simon Garfield

Na verschillende boeken van Simon Garfield te hebben gelezen, kan mijn oordeel niet anders luiden dan dat hij een speciale niche vult.

Garfield kan het leuk vertellen. Dat is de voornaamste kwaliteit van zijn werk. Waardoor je op de koop toe neemt dat hij vooral navertelt wat tal van anderen al eens eerder hadden bedacht.

Nieuw is het zelden wat er in zijn boeken staat, en daarmee zijn ze ook weinig verrassend; terugblikkend achteraf. En toch maakt dit niet vreselijk veel uit, want de schrijver brengt desalniettemin even een boek lang vermaak.

Heeft zijn werk bovendien nut om na te gaan of je al voldoende over een onderwerp weet, of dat je kennis nog leemten vertoont. Zo ben ik nu vooral nieuwsgierig geworden naar Rebecca Solnit’s boek over Eadward Muybridge; waar eerder die belangstelling ontbrak.

En goed, door Garfield’s nadruk op het element tijd in Timekeepers ben ik ook voor even anders naar mijn boeklog gaan kijken. Deze website is ooit mede ontstaan door mijn frustratie over dat alles wel langs stroomde, aan boeken, en dat zo verrekte weinig daarvan beklijfde. Ieder boeklogje is daarmee ook een poging om iets vast te leggen of mijn tijd al dan niet nuttig besteed werd aan lezen.

Bleek deze website alleen al een heel dossier te hebben met titels over tijd. Daardoor herontdekte ik verbaasd dat de tijd allereerst God’s bezit zou zijn.

Vooraf vreesde ik dat Timekeepers een boek was zoals er meer zijn. Waarin dan de geschiedenis van onze manieren om met tijd om te gaan chronologisch verteld zou worden; beginnend met zonnewijzers, en voorspelbaar eindigend met atoomklokken; en de bijbehorende dwang om zo af en toe een jaar een tel langer te laten duren.

Garfield deed niets van dit. Al zit er wel degelijk een hoop geschiedenis in het boek — alleen wordt die per deelonderwerp ingebracht. Terloops. Ontkwam alleen ook hij er bijvoorbeeld niet aan de time-studies van Taylor te behandelen, als de eerste poging om efficiënter te produceren in de industrie.

Veel nieuwe kennis bracht dit boek me dus niet. Mij was onder meer nog onbekend dat in de oertijd van de bioscoop speelfilms nog geen vaste lengte hadden. De filmprojectoren werden toen nog met de hand bediend, en de technicus van dienst versnelde of vertraagde de projectie van de beelden naar believen; als extra speciaal effect.

En, Simon Garfield bracht zichzelf ditmaal in het boek in, opvallend genoeg. Deze uitgave begint ermee dat hij een ongeluk heeft, met zijn fiets, waarna hij reflecteert over hoe subjectief de beleving van tijd kan zijn. De paar tellen voor het mis ging, duurden eindeloos. De zeven minuten tot de ambulance kwam eeuwigheden.

Pas aan het eind van het boek komt hij weer op die val terug, om dan op te merken dat zijn horloge het ongeluk overleefd had.

Aan Timekeepers kleeft daarom achteraf wel dat. Garfield was waarschijnlijk heel blij een speciaal horloge te hebben gekocht, dat even oud was als hijzelf is. Om daar dan een heel boek aan te wijden, lukte alleen niet. Dus trok hij het onderwerp groter, door daarbij onze ideeën over tijd te gaan bestuderen. Om dan toch te eindigen met een boek waarvan wel een opvallend groot deel gaat over dure mechanische horloges.

Over technologie daarmee die nu enkel nog nut heeft als statussymbool.

Gek genoeg ook ontbreekt juist daar dan wel weer geschiedenis, waar ik die wel had gelust.

Garfield’s capita selecta in dit boek benadrukken ook slechts dat het grote verhaal over tijd waarschijnlijk nooit in éen boek zal passen, van éen auteur. Subjectieve tijdsbeleving is al zoiets fundamenteel anders dan objectieve meting. Een uitgave die aan alle aspecten recht zou doen zou psychologie moeten behandelen, zoals de ideeën over ‘flow’ van Csikszentmihalyi, een technologiegeschiedenis moeten bieden, en daarnaast nog eens de sociologische gevolgen moeten meenemen van alle dwang die de klokkentijd brengt, zoals Norbert Elias deed.

Als lezer kun je dan makkelijk verschillende boeken combineren, om verder te komen in je benul. Schrijvers hebben het zo bezien nogal wat moeilijker.

Simon Garfield, Timekeepers
349 pagina’s
Canongate, 2016