dit is het dossier:

Dorothy Parker

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Paris Review Interviews, I ~ Philip Gourevitch (ed.)

Ik zie de drie delen die nu zijn uitgekomen met interviews uit Paris Review als éen boek, met vele hoogtepunten, en toch ook wel minder interessante gesprekken. Maar gedwongen tot een keuze zou ik waarschijnlijk het eerste deel tot het meest geslaagde benoemen.

Dit heeft twee redenen. Er staan minder interviews in die me matig interesseerden dan in de andere bundels — wat een negatief argument is. Maar positief is dan weer dat er ook aandacht uitgaat naar andere schrijfvormen dan fictie en poëzie.

Elk van de interviews in de bundels, of het tijdschrift, draagt een ondertitel. Komt iemand aan het woord die vooral romans of verhalenbundels schreef, dan heet zo’n gesprek ‘The Art of Fiction’. Bij dichters gaat het om ‘The Art of Poetry’. En in dit eerste deel uit de verzameling komen er nog andere aanduidingen voor.1

Het interview met Joan Didion heeft als ondertitel ‘The Art of Nonfiction’, terwijl het gesprek dan weer vooral over haar fictie gaat.

Het gesprek met Billy Wilder heet ‘The Art of Screenwriting’, en is alleen al interessant om het gegeven dat Wilder regisseur werd om zijn scripts te beschermen tegen onverschilligheid.

Maar het meest opmerkelijk interview vond ik dat met Robert Gottlieb, dat ‘The Art of Editing’ heet, omdat dit over iets gaat waaraan vrijwel geen boek voor publicatie aan ontkomt; en dat toch in vrijwel alle interviews met auteurs ontbreekt. Het behandelt de samenwerking tussen redacteur en schrijver. Waarbij Gottlieb er voor koos om te reageren op citaten van auteurs die hij begeleid had; waaronder Joseph Heller, en Doris Lessing.

Tegelijk luidt een conclusie uit dat gesprek wel dat de wereld van het uitgeven zo verzakelijkt is, dat de meeste redacteuren niet meer redigeren, maar dat werk uitbesteden. Al relativeerde Gottlieb meteen, door te stellen dat de gouden tijd van het boek altijd veertig jaar eerder was. Ook veertig jaar terug al.

Mooiste opmerkingen uit de interviews zijn misschien ook wel de uitspraken waarin de schrijvers — of Gottlieb — mythes ontkrachten, of ernstig relativeren.

Zo wordt Dorothy Parker vaak een stamgaste genoemd aan de legendarische ‘Algonquin Round Table‘, terwijl ze nauwelijks ging omdat lunchen daar haar te duur was.

Enfin. Mijn ervaring met bijvoorbeeld het gesprek met Vonnegut, dat ik al heel lang ken, bewijst dat dit interviews zijn om naar terug te keren, en te herlezen, en er die volgende keer weer andere zaken uit op te pikken dan bij eerste lezing aansloegen. Maar dat schreef ik al.

Willekeurig rijtje citaten, ter illustratie [ik merk vooral verwijzingen aan te tekenen die andere boeken toelichten, en hier niet zo veel nut hebben]:

undefined

Interviewer
What, then, would you say is the source of most your work?

Parker
Need of money, dear.

Dorothy Parker [1956]
undefined

A lot of novelist start late-Conrad, Pirandello, even Mark Twain. When you’re young, chess is all right, and music and poetry. But novel-writing is something else. It has to be learned, but it can’t be taught.

James M. Cain [ 1978]
undefined

I write love stories. The dynamics of a love story are almost abstract. The better your abstraction, the more it comes to life when you do it-the excitement of the idea lurking there. Algebra. Suspense comes from making sure your algebra is right. Time is the only critic. If your algebra is right, if the progression is logical, but still surprising, it keeps.

[Ibidem]
undefined

Pictures are something like plays. They share an architecture and a spirit. A good picture writer is a kind of poet, but a poet who plans his structure like a craftsman and is able to tell what’s wrong with the third act. What a veteran screenwriter produces may not be good, but it would be technically correct; if he has a problem in the third act he certainly knows to look for the seed of the problem in the first act.

Billy Wilder [1996]
Paris Review Interviews, I
510 pagina’s
Picador, 2006

* in volume i zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

  • Dorothy Parker [1956]
  • Truman Capote [1957]
  • Ernest Hemingway [1958]
  • T.S. Eliot [1959]
  • Saul Bellow [1966]
  • Jorge Luis Borges [1967]
  • Kurt Vonnegut [1977]
  • James M. Cain [1978]
  • Rebecca West [1981]
  • Elizabeth Bishop [1981]
  • Robert Stone [1985]
  • Robert Gottlieb [1994]
  • Richard Price [1996]
  • Billy Wilder [1996]
  • Jack Gilbert [2005]
  • Joan Didion [2006]

 

  1. dit is niet uniek voor Vol. I overigens. In Vol. II heet het gesprek met Harold Bloom ‘The Art of Criticism’. In Vol. III krijgt het interview met Jan Morris als ondertitel ‘The Art of the Essay’ mee, en dat met Harold Pinter ‘The Art of the Theater’. []

Penguin Dorothy Parker ~ Dorothy Parker

Het was voor mij merkwaardig om te zien hoe in een bloemlezing zo vol van verhalen en gedichten toch alleen de zakelijke teksten houdbaar zijn gebleven. Dorothy Parker [1893 – 1967] is een legende, die bestaat uit vele bon mots, drank, en menig spottend versje. Maar afgezien daarvan is niet zo veel interessant meer, voor mij.

Er zijn in de twintigste eeuw ontelbaar veel verhalen gepubliceerd die nu niet zo meer geschreven zouden worden. Dit komt omdat een later medium, de televisie, die vertellingen tegenwoordig beter doet. Bovendien heeft dezelfde televisie ons inmiddels geleerd om meerdere verhaallijnen tegelijk te volgen, zodat een traditionele short story, zoals Parker ze meestal schreef, te bedaagd en te simpel kan overkomen. Zelfs al schreef ze met groot inlevingsvermogen over de bedrogen, en wachtende vrouw.

Wel verrassend in deze bundel was voor mij de verzameling aan boekbesprekingen die Dorothy Parker schreef. Ze deed dit voor de New Yorker van 1927 tot 1933, en in Esquire, van 1957 – 1963. Dus bleek ze ineens een criticus te zijn die zowel het debuut van Hemingway besproken heeft — The Sun Also Rises — als bijvoorbeeld Nabokov’s Lolita, toen dit nog een schandaalroman genoemd werd, of de eerste roman van John Updike. En omdat ik Updike toch als een tijdgenoot zie, was het verrassend zijn werk door eenzelfde lezer beoordeeld te zien die ook zulke antieke auteurs als Upton Sinclair, of A.A. Milne beoordeeld had als er van hen iets nieuws uitkwam.

Bij het lezen van een criticus speelt er ook iets anders mee, voor mij. Kan ik nog iets van zijn of haar aanpak leren, voor boeklog? Dit was toch niet zo, omdat de samenstellers van deze bundel vooral positieve recensies hebben uitgekozen — van boeken bovendien die inmiddels tot de canon worden gerekend. En die tonen wel haar goede smaak en oordeelsvermogen aan, maar tegelijk niet zo heel veel meer.

The Penguin Dorothy Parker
With an Introduction by Brendan Gill
610 pagina’s
Penguin Books 1982, oorspronkelijk 1973