Met de neus in de boeken ~ S. Carmiggelt & Peter van Straaten

Simon Carmiggelt schreef in 1979 het cadeauboek voor de jaarlijkse boekenweek. Dat heette Mooi kado. En normaal is de oplage van het boekenweekgeschenk zo groot, dat de auteur er vervolgens voor jaren niet meer aan verdienen kan. Maar Carmiggelt leek wat ontevreden over het geschenk. Zo had hij te veel materiaal aangeleverd, en moeten schrappen. Daarom verscheen al in 1983 een uitgebreide herdruk van Mooi kado, onder een andere titel, met nog meer columns van Carmiggelt, nog wat extra brieven die hij aan Gerard Reve had gestuurd, en meer illustraties.

En Met de neus in de boeken is van alle Carmiggelts éen van de meest houdbare gebleven.

Ik weet niet of er nog altijd geijverd wordt voor uitgave van de complete Carmiggelt in dundruk, maar dat zou toch geen reeks zijn waar ik blind voor inteken. Er is iets aan veel van zijn columns dat ze op het moment oud doet lijken. De wereld die erin beschreven wordt, en de mensen daarin, bestaat zo niet meer. Carmiggelt is misschien daarom ook razendsnel uit de belangstelling verdwenen na zijn dood.

Maar wellicht is dat idee over veertig jaar weer anders; en moet Carmiggelt eerst totaal verouderd zijn om weer nieuwe lezers te kunnen boeien.

De gedachten die hij intertijd optekende over boeken, en de anekdotes over hun schrijvers, zijn in elk geval niet zo gegeseld door de tijd.

Zo was voor mij nieuws dat A Moveable Feast indertijd, bij de verschijning, door velen een vreselijk boek werd gevonden. Die opinie steekt nogal af bij de eerbied waarmee een bewerkte heruitgave afgelopen zomer werd gepresenteerd. Simon Carmiggelt legde overigens nog weer een ander verband. Voor hem was de mislukking van dat boek, dat zo veel minder is als de rest van het oeuvre, een rechtstreekse aanleiding voor de zelfmoord — Hemingway besefte het niet meer te kunnen.

Interessantst aan Met de neus in de boeken waren Carmiggelt’s persoonlijke herinneringen aan schrijvers en boeken, de brieven aan Reve — al is de andere kant van de correspondentie misschien nog sterker; hoewel Gerard Reve daarin alleen uitzond — en toch ook wat hij aantekende uit het werk van anderen.

Maar daarmee is dit een boek geworden dat misschien wel vooral aanzet om andere boeken op te zoeken en gaan lezen. En beter kan een schrijver soms niet bewerkstelligen.

S. Carmiggelt & Peter van Straaten
Met de neus in de boeken
Een
Mooi kado zoals het eigenlijk
had moeten zijn
222 pagina’s
De Arbeiderspers, 1983

Moveable Feast ~ Ernest Hemingway

Lees Hemingway’s Moveable Feast tezamen met Liebling’s Between Meals, en u weet alles over het Parijs van voor de Tweede Wereldoorlog, zo wordt nog weleens geschreven. Meestal door Amerikanen, overigens.

Tja.

Toegegeven, beide boeken hebben Parijs als decor, in een tijd dat de dollar zo hoog stond tegenover de franc dat Amerikanen er al snel rijk leken. Maar daarmee houdt het ook wel snel op. Parijs was voor Hemingway vooral belangrijk, omdat hij in die stad schrijver werd. En ook, omdat hij vele andere auteurs ontmoette daar.

Een aanzienlijk gedeelte van dit boek bestaat dan ook uit roddel. Amusant geformuleerde roddel weliswaar, maar niettemin pure kwaadsprekerij over anderen. Ford Madox Ford stonk, Ezra Pound gebruikte opium, en met Gertrude Stein was uiteindelijk ook wel wat mis. Maar het ergst van alles reageerde Hemingway zich in dit boek af op Scott Fitzgerald.

Die had namelijk succes. Dus werd diens bekentenis verhalen weleens op toon te brengen voor de bladen waarin ze gepubliceerd werden door Hemingway afgedaan als hoererij.

Maar Fitzgerald kon toevallig wel schrijven, zo moest zelfs Hemingway met tegenzin toegeven na eindelijk The Great Gatsby te hebben gelezen.

Jammer alleen dat Zelda krankzinnig was, en Scott Fitzgerald zo’n drankzuchtige sukkel.

Hemingway had in de periode die hij beschreef nog niets van enige lengte gepubliceerd, maar begon aan The Sun Also Rises. Fitzgerald was hem later behulpzaam bij de redactie op die roman, en hielp hem ook het boek uitgegeven te krijgen. Maar dit staat allemaal niet in A Moveable Feast, en dat maakte me treurig over de grappig bedoelde passages waarin Hemingway zijn grote jaloezie probeerde te verbergen achter hoon.

Verliet hij in het laatste hoofdstuk ook nog zijn eerste vrouw, die alle armoedige jaren met hem in Parijs doorstaan had, voor haar beste vriendin…

Ernest Hemingway, A Moveable Feast
126 pagina’s
Arrow Books 2004, oorspronkelijk 1963

Namiddag van een schrijver ~ F. Scott Fitzgerald

Hemingway schreef erg kleinzielig over Fitzgerald in A Moveable Feast. Een boek dat uit de jaren vijftig stamt. Maar F. Scott Fitzgerald stierf al in 1940. Nogal ongelukkig, als een vrijwel vergeten schrijver. Het grote succes uit zijn begintijd had hem toen al een tijd verlaten. Critici en lezers vonden hem iemand uit een voorbije periode.

En dat maakte Hemingway’s jaloezie aanvankelijk nog onbegrijpelijker, en vulgairder. Vergelijkbaar hoogstens met het pissen op Fitzgerald’s graf. Maar door Namiddag van een schrijver werd me duidelijk dat in de jaren vijftig een stevige rehabilitatie begonnen was van Fitzgerald als bijzonder auteur. Dus misschien heeft het Hemingway gewoon geërgerd dat hij ineens om aandacht moest concurreren met een dooie, die al lang vergeten leek.

Zoals de deeltjes Privé-domein gaan, is dit een opmerkelijke uitgave. Jan Donkers verzamelde er op eigen gezag een aantal autobiografisch lijkende verhalen voor, een interview uit 1936, en nog zo wel wat.

Ik herlas het om te zien of Fitzgerald er nog iets in had gezegd over zijn Parijse jaren. Of desnoods over Hemingway. Maar het enige wat hij over die man zei, hem nog steeds als een soort vriend ervarend, is dat hij misschien wel de beste romanschrijver van dat moment was.

De samensteller koos om vooral aandacht te hebben voor de laatste jaren uit het leven van Fitzgerald. Die van zonder het succes. Van toen hij af en toe een tijdelijk baantje had in Hollywood als scriptdokter.

En, hoewel ik er inmiddels een hekel aan heb om oorspronkelijk literair werk van Amerikanen in het Nederlands te lezen — ik zie het Engels er doorgaans te goed doorheen — bevatte deze bloemlezing toch genoeg opmerkelijks om ook nog enig leesplezier te brengen.

Het eerste verhaal, ‘Een buitenlandse reis’, vond ik erg goed beginnen.

En ook in het titelverhaal, de vertaling van ‘The Afternoon of an Author’, staan een paar prachtige passages; die zelfs bij alle beschreven ellende tonen dat Fitzgerald het nog altijd wel kon — zelfs al wilde bijna niemand hem meer lezen.

Op het voetbalveld van de universiteit waren mannen aan het werk met grasmaaiers en er schoot hem een titel te binnen: ‘De terreinknecht’ of anders ‘Het gras groeit’, iets over een man die jarenlang aan grasvelden werkt en zijn zoon opvoedt opdat hij naar de universiteit kan gaan en er in het voetbalteam kan spelen. Dan sterft de jongen op jeugdige leeftijd en de man gaat op de begraafplaats werken en plant zoden boven het lichaam van de jongen, in plaats van onder zijn voeten. Het zou het soort verhaal worden dat vaak in bloemlezingen afgedrukt zou worden, maar het was niet zijn soort klus, daarvoor was het te veel een eenvoudige kwestie van een opgeblazen antithese, gestileerd als een populair tijdschriftverhaal en nog gemakkelijker om te schrijven. Maar veel mensen zouden het uitstekend vinden omdat het melancholiek was, omdat erin gegraven werd en omdat het makkelijk te begrijpen was. [177]

F. Scott Fitzgerald, De namiddag van een schrijver
Autobiografische fragmenten en verhalen

282 pagina’s
De Arbeiderspers, 1974
Privé-domein 27
Gekozen, vertaald en van een nawoord
voorzien door Jan Donkers

Nick Adams Stories ~ Ernest Hemingway

Een curieuze verzameling, deze bundel van Hemingway met alle verhalen over Nick Adams. Die Nick is bijvoorbeeld te beschouwen als een soort alter ego van de schrijver. Hij keerde regelmatig als hoofdpersoon in verhalen terug, en maakte bovendien vergelijkbare ontwikkelingen in zijn leven door als Ernest Hemingway [1899 – 1961] zelf. Van diens jeugd in Michigan, naast de Indianen, tot zijn ervaringen in Europa, in de Grote Oorlog — van diens liefdes, voor vrouwen en het leven in de natuur, tot zijn vaderschap. Al komen er geen huiselijke scènes voor in dit boek.

Toch zijn de beste verhalen over Adams geheel verzonnen. Zoals de schrijver ook toegeeft in het fragment ‘On Writing’ — want stilering is noodzakelijk.

That was the weakness of Joyce. Daedalus in Ulysses was Joyce himself, so he was terrible. Joyce was so damn romantic and intellectual about him. He’d made Bloom up, Bloom was wonderful. He’d made Mrs. Bloom up. She was the greatest in the world.
[…]
Nick in the stories was never himself. He made him up. […][238]

‘On Writing’ was ooit deel van het verhaal ‘Big Two-Hearted River’, maar bleek daarin overbodig. En zo staan er acht lange fragmenten tussen de wel ooit gepubliceerde verhalen. Soms met passages die in de eindversie van zo’n verhaal sneuvelden, omdat ze niets extra’s aan de verhaallijn toevoegden, of die alleen maar ophielden. Soms met enkel een uitgewerkt idee dat in de definitieve versie van het verhaal misschien net éen nuttige paragraaf opleverde. Maar éenmaal ook is een lange aanzet tot een roman opgenomen, die uiteindelijk nooit geschreven werd.

En misschien daarom varieerde mijn waardering voor deze bundel wel van passieve bewondering tot een meer actieve klinisch-analytische kijk op de moeilijkheden van het schrijven.

Zo staat bijvoorbeeld ‘The Killers’ in deze bundel — wat het meest gebloemleesde verhaal van Hemingway moet zijn. Bovendien werd het plot al iets van zeven keer verfilmd.

In ‘The Killers’ is Hemingway helemaal de Hemingway die ik al lang geleden leerde kennen, en meteen ook bewonderde. Zijn zinnen zijn kort, en bedrieglijk eenvoudig. En wat hij verteld, is nooit waar het echt in het verhaal om gaat. Wat het echte verhaal is, bestaat alleen uit vermoedens in het hoofd van de lezer.

Al is volgens Hemingway-vorsers dit het verhaal waarmee hij aangeeft dat Nick Adams volwassen werd.

Gemeten aan dat verhaal, zijn bijna alle eerder gepubliceerde verhalen minder, laat staan de fragmenten uit de manuscripten die speciaal aan deze bundel werden toegevoegd. En toch is het vrij uniek, om niet alleen het geslaagde resultaat te mogen lezen, maar ook te kunnen zien wat er aan tekst weg moest, voor een verhaal helemaal af was.

Schrijven is schrappen.

Ernest Hemingway, The Nick Adams Stories
268 pagina’s
Scribner Paperback Fiction 1999, oorspronkelijk 1972

Paris Review Interviews, I ~ Philip Gourevitch (ed.)

Ik zie de drie delen die nu zijn uitgekomen met interviews uit Paris Review als éen boek, met vele hoogtepunten, en toch ook wel minder interessante gesprekken. Maar gedwongen tot een keuze zou ik waarschijnlijk het eerste deel tot het meest geslaagde benoemen.

Dit heeft twee redenen. Er staan minder interviews in die me matig interesseerden dan in de andere bundels — wat een negatief argument is. Maar positief is dan weer dat er ook aandacht uitgaat naar andere schrijfvormen dan fictie en poëzie.

Elk van de interviews in de bundels, of het tijdschrift, draagt een ondertitel. Komt iemand aan het woord die vooral romans of verhalenbundels schreef, dan heet zo’n gesprek ‘The Art of Fiction’. Bij dichters gaat het om ‘The Art of Poetry’. En in dit eerste deel uit de verzameling komen er nog andere aanduidingen voor.1

Het interview met Joan Didion heeft als ondertitel ‘The Art of Nonfiction’, terwijl het gesprek dan weer vooral over haar fictie gaat.

Het gesprek met Billy Wilder heet ‘The Art of Screenwriting’, en is alleen al interessant om het gegeven dat Wilder regisseur werd om zijn scripts te beschermen tegen onverschilligheid.

Maar het meest opmerkelijk interview vond ik dat met Robert Gottlieb, dat ‘The Art of Editing’ heet, omdat dit over iets gaat waaraan vrijwel geen boek voor publicatie aan ontkomt; en dat toch in vrijwel alle interviews met auteurs ontbreekt. Het behandelt de samenwerking tussen redacteur en schrijver. Waarbij Gottlieb er voor koos om te reageren op citaten van auteurs die hij begeleid had; waaronder Joseph Heller, en Doris Lessing.

Tegelijk luidt een conclusie uit dat gesprek wel dat de wereld van het uitgeven zo verzakelijkt is, dat de meeste redacteuren niet meer redigeren, maar dat werk uitbesteden. Al relativeerde Gottlieb meteen, door te stellen dat de gouden tijd van het boek altijd veertig jaar eerder was. Ook veertig jaar terug al.

Mooiste opmerkingen uit de interviews zijn misschien ook wel de uitspraken waarin de schrijvers — of Gottlieb — mythes ontkrachten, of ernstig relativeren.

Zo wordt Dorothy Parker vaak een stamgaste genoemd aan de legendarische ‘Algonquin Round Table‘, terwijl ze nauwelijks ging omdat lunchen daar haar te duur was.

Enfin. Mijn ervaring met bijvoorbeeld het gesprek met Vonnegut, dat ik al heel lang ken, bewijst dat dit interviews zijn om naar terug te keren, en te herlezen, en er die volgende keer weer andere zaken uit op te pikken dan bij eerste lezing aansloegen. Maar dat schreef ik al.

Willekeurig rijtje citaten, ter illustratie [ik merk vooral verwijzingen aan te tekenen die andere boeken toelichten, en hier niet zo veel nut hebben]:

undefined

Interviewer
What, then, would you say is the source of most your work?

Parker
Need of money, dear.

Dorothy Parker [1956]
undefined

A lot of novelist start late-Conrad, Pirandello, even Mark Twain. When you’re young, chess is all right, and music and poetry. But novel-writing is something else. It has to be learned, but it can’t be taught.

James M. Cain [ 1978]
undefined

I write love stories. The dynamics of a love story are almost abstract. The better your abstraction, the more it comes to life when you do it-the excitement of the idea lurking there. Algebra. Suspense comes from making sure your algebra is right. Time is the only critic. If your algebra is right, if the progression is logical, but still surprising, it keeps.

[Ibidem]
undefined

Pictures are something like plays. They share an architecture and a spirit. A good picture writer is a kind of poet, but a poet who plans his structure like a craftsman and is able to tell what’s wrong with the third act. What a veteran screenwriter produces may not be good, but it would be technically correct; if he has a problem in the third act he certainly knows to look for the seed of the problem in the first act.

Billy Wilder [1996]
Paris Review Interviews, I
510 pagina’s
Picador, 2006

* in volume i zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

  • Dorothy Parker [1956]
  • Truman Capote [1957]
  • Ernest Hemingway [1958]
  • T.S. Eliot [1959]
  • Saul Bellow [1966]
  • Jorge Luis Borges [1967]
  • Kurt Vonnegut [1977]
  • James M. Cain [1978]
  • Rebecca West [1981]
  • Elizabeth Bishop [1981]
  • Robert Stone [1985]
  • Robert Gottlieb [1994]
  • Richard Price [1996]
  • Billy Wilder [1996]
  • Jack Gilbert [2005]
  • Joan Didion [2006]

 

  1. dit is niet uniek voor Vol. I overigens. In Vol. II heet het gesprek met Harold Bloom ‘The Art of Criticism’. In Vol. III krijgt het interview met Jan Morris als ondertitel ‘The Art of the Essay’ mee, en dat met Harold Pinter ‘The Art of the Theater’. []

Writers at Work ~ Kay Dick (sel.)

Het tijdschrift Paris Review publiceert al sinds 1953 maandelijks een interview over het vak met een bekende auteur. Daar heeft Penguin al eens een ruime selectie uit gepubliceerd, in liefst acht delen. Die recente reeks van vier bundels die ik in 2009 las was dus aanzienlijk minder uniek dan ik dacht.

Tegelijk blinkt dit deeltje uit 1972 niet uit in meta-informatie. Hoort het wel tot die Penguin-serie van acht? Omdat het een andere samensteller lijkt te hebben, en geen volgnummer draagt? Tegelijk heet die achtdelige serie ook Writers at Work

Enfin, goed om te weten dat er iets is om nog eens uit te zoeken. Want, de website van Paris Review laat slechts zien wanneer een geliefde auteur ondervraagd werd, en zo’n bundel doet ook wat. Uit mijzelf zou ik bijvoorbeeld niet gauw een interview met Allen Ginsberg lezen. In een boek als dit, gaat zulks vanzelf.

Deze bloemlezing bevat vijftien interviews. Daarvan las ik er zes met aandacht; die met E.M. Forster, Angus Wilson, Robert Frost, Boris Pasternak, Aldous Huxley, en voornoemde Allen Ginsberg. De overige negen konden wat oppervlakkiger worden gelezen, die zijn namelijk ook opgenomen in de recente reeks boeken, die ik vorig jaar las.

Is er iets gemeenschappelijks over die zes vraaggesprekken te zeggen? Behalve dan dat ik ze niet graag gemist had? Nu ja, er komen nogal stevige ‘characters’ aan het woord, bij wie het leven van naast het werk ook interessant was. In die zin zijn de interviews van in Paris Review van de laatste decennia gelijkmatiger; omdat schrijvers zo veel meer op elkaar zijn gaan lijken, in achtergrond en opleiding.

En de hele literaire scene is ook gewijzigd. Als Houellebecq zich tegenwoordig publiek over de Islam uitspreekt, kan dat ook als een marketingtruc worden gezien; omdat hij daarmee aandacht oogst. T.S. Eliot’s anti-semitisme, of Pound’s innige flirt met het fascisme zijn zo bezien toch van een andere orde — al gaan de interviews daar niet over, want zulke gesprekken zijn het niet.

Aangetekend werden tenslotte onder meer de volgende uitspraken:

Short stories and plays go together in my mind. You take a point in time and develop it from there; there is no room for development backwards. In a novel I also take a point in time, but feel every room for development backwards. All fiction for me is a kind of magic and trickery — a confidence trick, trying to make people something is true that isn’t. And the novelist, in particular, is trying to convince the reader that is seeing society as a whole.

Angus Wilson
scheiding

The world in twenty years has piled up hysteria – anxiety over a third war, bureaucratic tyranny, and hysteria from paper forms. The immense and undeniable loss of freedoms, as they were in 1900, is undeniable. We have seen the acceleration in efficiency of the tyrannizing factors. It’s enough to keep a man worried.

Ezra Pound
scheiding

The greatness of a writer has nothing to do with subject matter itself, only with how much the subject matter touches the author. It is the density of style which counts.

Boris Pasternak
scheiding

Al my thoughts are second thoughts.

Aldous Huxley
scheiding
Writers at Work
The
Paris Review Interviews
Selected by Kay Dick

314 pagina’s
Penguin Books, 1972

** in dit boek zijn interviews opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]