Armageddon in Retrospect ~ Kurt Vonnegut

Toevallig kwam ik op mijn andere weblog een opmerking tegen over Armageddon in Retrospect van lang terug. Het bestaan van deze uitgave was een kleine acht jaar geleden al gesignaleerd. En daarmee kwam het op de lijst te staan van alle nog eens te bekijken boeken.

Dit is een vrij lange lijst.

Al verklaart de lengte niet eens alleen waarom ik vrijwel nooit haast heb om een boek te lezen — afgezien dan van wat nieuwe stripalbums; want die zijn al snel niet meer in de winkels te vinden.

Maar media-aandacht doet iets met een boek. Die maakt uitgaven vaak zo veel groter dan ze zijn dat ze bij het lezen wel tegen vallen móeten. Omdat die media-uitingen daarbij dan nog meewegen.

Het is beter om onbevangen aan een boek te beginnen. Of desnoods met het negatieve idee dat verzamelbundeltjes uitgegeven na de dood van een auteur zelden iets bijzonders opleveren.

Bij Armageddon in Retrospect was dit laatste voorbehoud overigens terecht — waardoor het niet uitmaakte dat ik het nu pas las.

Voor dit boek spreken slechts twee van de opgenomen stukken. Er is die inmiddels beroemde brief van Kurt Vonnegut Jr. die hij schreef in 1945, toen hij zijn familie moest inlichten nog altijd in leven te zijn — zij wisten niet beter dan dat hij vermist was geraakt tijdens het Ardennenoffensief. En zoon Mark Vonnegut schreef een prachtige inleiding. Daarin relativeert hij onder meer zijn vader’s zelfmoordpoging en depressie.

Zelden had iemand zo vlug alweer zo veel lol gehad als Kurt Vonnegut, eenmaal opgenomen in een psychiatrische inrichting voor zijn eigen welzijn. Hoe snel die daar wel niet een pingpongcompetitie had opgezet…

Mark Vonnegut is overigens enigszins ervaringsdeskundige, want hij lijdt aan bipolariteit, en schreef daar een goed verkocht boek over. Eden Express.

Alleen lijkt het me bijna niet mogelijk om Kurt Vonnegut’s problemen ooit adequaat in kaart te brengen; zelfs al voelen biografen zich inmiddels nog zo geroepen. Er lag een oorlogstrauma; er lag dat eeuwige schuldgevoel als éen der weinigen Dresden wel overleefd te hebben; en dan was er ook nog een familiegeschiedenis vol geestelijke problemen. Naast alle normale sores in een mensenleven.

Volgens een standaardgrap van Kurt Vonnegut zelf maakte hem dit tot schrijver:

Then again, I am a monopolar depressive descended from monopolar depressives. That’s how come I write so good.

Grootste probleem aan Armageddon in Retrospect is het ontbreken van een verantwoording over het opgenomen materiaal. Dat bestaat voor het grootste deel uit korte verhalen, over oorlog en vrede. Alleen zijn de meeste daarvan zo weinig specifiek Kurt Vonnegut dat het mij niet verbazen zou als deze dateerden uit zijn begintijd als schrijver. Van toen hij het vak nog leerde door in goed betalende ‘slicks’ te publiceren; en zijn werk kneedde naar de tijdschriftennorm.

Pas op het laatst van het boek is er soms even de krankzinnige toets die sommige romans van Vonnegut zo eminent leesbaar maakt. Alleen blijkt hierbij ook dat een verhaal dan te kort is voor die unieke aanpak. Dat de lengte van een roman misschien zelfs wel een noodzakelijke voorwaarde was om die kwaliteit te kunnen laten bloeien.

Kurt Vonnegut, Armageddon in Retrospect
And Other New and Unpublished
Writings on War and Peace

234 pagina’s
Vintage 2009, oorspronkelijk 2008

Cat’s Cradle ~ Kurt Vonnegut

Volgens Kurt Vonnegut was dit éen van zijn meest geslaagde romans. En ook veel van de in memoriams bij zijn dood hadden waarderende woorden over voor dit boek. Ik ben zo vrij het daarmee niet eens te zijn.

Te goed kan ik zien hoe dit boek is opgezet. En te zeer storen mij Vonnegut’s bekende obsessies. Zijn somberheid bijvoorbeeld dat het helemaal verkeerd gaat met de wereld, dat ons handelen alleen maar op een armageddon kan uitdraaien.

Ook al heeft Vonnegut meerdere dystopieën geschreven, geen daarvan eindigt zo donker als deze.

Daar staat te weinig tegenover van wat hem anders zo eminent leesbaar maakt. Zijn humor, of zijn krankzinnige vondsten, redden hem niet. Goed, die naar het leven getekende geleerde is prachtig verstrooid. En in dit boek munt Vonnegut ook de heerlijke vondst van ICE-09. Dat is een nieuwe aggregatietoestand van water waardoor het al bij kamertemperatuur bevriest.

Ik herinner me mijn grote bewondering voor de schrijver toen ik de eerste keer las over ICE-09. Nu zijn me de overeenkomsten voor het verhaal met radioactieve straling iets te duidelijk. Ook die kan onzichtbaar zijn, maar toch huizen in het vertrouwde en dan een dodelijke uitwerking hebben. Ineens is dit boek te makkelijk te lezen als een parabel over de krankzinnigheid van de wapenwedloop tussen het Westen en het Warschau-pact. En in boeken met zo’n boodschap, kan die boodschap vrij makkelijk alle levendigheid doodslaan.

Kurt Vonnegut, Cat’s Cradle
179 pagina’s
Penguin Books 1999, oorspronkelijk 1963

Galapagos ~ Kurt Vonnegut

Nieuwe romans van Kurt Vonnegut komen er niet meer uit. De schrijver stierf in 2007. En al wat hij aan lange fictie uitbracht, is door mij gelezen. Dus rest er weinig anders dan het herlezen van dat oeuvre. Wat bij een groot tal boeken een voorrecht mag heten. Omdat die romans doorgaans zo prettig afwijken van het stramien dat ze van mij een blije lezer maken; ondanks dat hun boodschap weleens minder vrolijk kan zijn.

Galapagos was voor mij evenwel bij eerste lezing al te zeer een boek van een schrijver met een zwaar oorlogstrauma. Ik ken namelijk geen boek dat zo wanhopig is — van een verder doorgaans wel geliefd auteur dan. Het is namelijk niet heel moeilijk om lectuur te vinden die me ook met afschuw zou slaan; over de schrijver dan vooral; alleen zoek ik die niet op.

Vonnegut gebruikte zijn almacht als auteur door het verhaal in Galapagos een miljoen jaar verderop in de tijd plaatsen. Als de mensheid zich ontwikkeld heeft tot een zeezoogdier, dat daarbij zijn opponeerbare duimen verloren heeft. Troost is dat daarbij onze hersenen nogal gekrompen zijn, waardoor we niet langer beseffen een wezen te zijn dat ooit sterven zal.

Ook verdween ondertussen al onze cultuur. Waarbij Vonnegut dan nog wel de moeite neemt om te gedenken wat daarmee aan wijze woorden verloren ging — al is het enkel een machinetje dat deze citaten reproduceert. Helaas waren er daarnaast altijd ook al die minder geslaagde voortbrengselen van ons superieure brein, waardoor we zelf al zo veel vernietigen.

En het zijn niet de minste rampen die Vonnegut over de mensheid uitstrooit in dit boek. Maar die financiële crisis, en de oorlogen daarvan het gevolg, komen toch echt voort uit menselijke keuzen.

Galapagos is deels gesitueerd in 1986, als in de havenstad Guayaquil, de hoofdstad van Equador, een cruise naar de Galápagos eilanden van wal moet gaan. Dat is geen gewoon bootreisje. Dat is: ‘the Nature Cruise of the Century’.

Die financiële crisis en het rumoer daar omheen beletten alleen dat tal van de oorspronkelijke passagiers naar Equador kunnen afreizen. Dr. Henry Kissinger zou daarom niet meevaren, Mick Jagger al evenmin. Vrijwel heel deze roman gaat er om wie zich dan wel inscheepten, en wat hun betekenis werd voor de hele latere mensheid.

En dit was mij niet genoeg. Een schrijver mag van mij blijkbaar best de hele mensheid afschrijven, met dat onhandig grote brein van hen, alleen moet er dan nog wel een beetje mee te lachen zijn.

Of zo.

Vonnegut vertelt heel het verhaal van deze roman al in de eerste drie bladzijden, en gaat dit daarna uitwerken. Daarbij is zijn vertelling de hele tijd indirect en aan de schematische kant. Die komt namelijk van de stem van een geest, noodlottig verbonden aan het cruiseschip, de Bahía de Darwin, omdat hij bij de bouw daarvan op een scheepswerf in Zweden om het leven kwam.

Galapagos bleek bovendien volstrekt niet herleesbaar te zijn. Herinneringen aan delen van het verhaal maakten dat er vrijwel niet meer te genieten viel van hoe het boek zich ontvouwde. Bovendien kondigt Vonnegut ook telkens al aan wat er dra te gebeuren staat. Wie zo meteen dood gaat krijgt dan alvast een asteriksje voor zijn naam. En er gebeurt al zo vreselijk weinig in de roman. Dat werd een probleem. Behalve dan dat de mensheid in zijn huidige vorm terloops even werd afgeschreven. Het boek las bij tweede kennismaking te zeer als een invuloefening van de schrijver.

En toch is dit voor velen een geliefde Vonnegut, zo niet de meest geliefde. Raadsels kleven er aan zulke stellige opinies. Steve Jones schrijft nogal wat interessanter of evolutie.

Kurt Vonnegut, Galapagos
269 pagina’s
Jonathan Cape, 1985

Jailbird ~ Kurt Vonnegut

Niet al het werk van Kurt Vonnegut is houdbaar gebleven. Dat Slaughterhouse-Five me beviel, bood tegelijk geen enkele garantie. Vonnegut heeft nogal wat boeken geschreven die je op de juiste leeftijd moet lezen. Als jongere liefst. Omdat zijn gebrek aan eerbied voor alles dan de meeste indruk maakt.

Toch beviel ook de roman Jailbird me bij een hernieuwde kennismaking. Zelfs al leek het daar nog niet op halverwege. Het boek komt erg traag op gang, onder meer doordat Vonnegut eerst een introductie geeft over het communisme in de VS, en over een bepalende staking schrijft.

Bovendien is de uiteindelijke hoofdpersoon een sukkelige bureaucraat — Walter F. Starbuck — die in zijn leven enkele keuzes heeft gemaakt die hoogstens logisch leken op het moment. Voor hem allereerst, en zijn eigen hachje. De geschiedenis maakte de besluiten alleen al vrij snel dubieus.

Het eigenlijke romanverhaal begint als Starbuck de gevangenis verlaat, waar hij verbleef om zijn onbetekenende aandeel in het Watergate-schandaal. Een klein visje dat toch in het sleepnet gevangen werd, toen dat eindelijk werd uitgegooid.

Starbuck reist naar New York, om daar binnen een dag weer in een politiecel te belanden. Alleen heeft hij ditmaal betere connecties. Weliswaar wordt hij even vergeten in zijn cel. Maar daardoor is zijn bevrijding alleen maar bevrijdender.

Vervolgens maakt hij twee prachtige jaren door — die buiten het bestek van de roman vallen.

Want het gaat er om hoe Starbuck tussen het moment van zijn bevrijding uit de gevangenis en de opsluiting in die politiecel ineens connecties kreeg.

En daar zit het vernuft van Vonnegut, die met Jailbird allereerst een economische satire schreef; waarin nogal fundamentele vragen worden gesteld over wat ondernemen is.

Ergens in het boek noemt hij de hele maatschappij een gigantisch Ponzi-scheme van ongedekte leningen. En zelden zullen zijn woorden meer waarheid hebben bevat dan in deze tijd.

Toen Vonnegut nog leefde, was hij fel tegen de regering van George Bush de jongere. Zijn minachting verwoorde hij toen door hen zijn grootste nachtmerrie te noemen. De C-studenten van de protserige Ivy League universiteiten hadden de macht gegrepen.

Ik vond dat toen een vondst. Om in Jailbird te zien dat Vonnegut die grap al eens gemaakt had. Van iedereen die niet deugt in het boek wordt met nadruk gesteld dat hij in Harvard had gestudeerd — want dat is ook Walter F. Starbuck’s Alma mater.

Bovenal beviel de roman me indertijd bij eerste lezing omdat er een liefde in zit, en dan ook nog een liefde van het onmogelijke soort.

Dat was het voornaamste wat ik van de roman onthouden had, en daardoor viel het me nu op dat de passages over die relatie nauwelijks ruimte innemen in het boek. Wat waarschijnlijk bovenal betekent dat het krachtig spul is, die liefde, dat door schrijvers met mate gebruikt moet worden.

Kurt Vonnegut, Jailbird
246 pagina’s
Delacorte Press, 1979

Letters ~ Kurt Vonnegut

Verwachtingen worden nogal eens gekleurd door opvallend positieve ervaringen uit het verleden. Dus omdat Jeroen Brouwers ooit een verzameling brieven publiceerde die ik eeuwig zal blijven herlezen, komen alle brievenboeken nog steeds met een belofte.

Zelfs al zijn haast al deze boeken van anderen vrijwel steeds teleurstellingen gebleken — wat ik inmiddels ook wel weet.

Dus toen in 2012 de verzameling Letters werd aangekondigd van Kurt Vonnegut had ik daar twee reacties op. En de eerste was vreugde nog weer iets nieuws van deze auteur te mogen lezen straks. Vonnegut heeft ook enkele heel goede brieven geschreven; zo veel was me al bekend, zonder daar deze collectie voor nodig te hebben. Dus hoefde deze uitgave niet per se een postuum vergaarbakje te zijn met geringe literaire waarde; zoals zo veel boeken die worden uitgegeven na de dood van een auteur.

Anderzijds leek het boek me domweg te dik. Ruim vierhonderd pagina’s aan brieven… Zelfs bij held Jeroen Brouwers had een beetje schiften al een veel memorabeler uitgave opgeleverd.

En samenvattend is over Letters inderdaad te zeggen dat er te veel kattebelletjes in staan. De samensteller is het met deze bundel te doen geweest om een alternatieve autobiografie van Kurt Vonnegut te schetsen; met de brieven chronologisch opgenomen per decennium. Dus biedt het boek nogal wat aan minieme details over dat leven; aan problemen ook die slechts even speelden.

Terwijl het mij dan, vanzelfsprekend, allereerst om de schrijver als schrijver is te doen. Om zijn opvattingen nogmaals, alleen dan in nieuwe bewoordingen, bevestigd te zien worden.

In het leven van Vonnegut is er een duidelijke periode voor het succes aan te wijzen, en een tijd daarna. Dat hij toevallig het zinloze bombardement op Dresden overleefde, verschafte hem een kleine vijfentwintig jaar later een bestseller die ook internationaal enorm aansloeg. Daarmee kwam er in elk geval voor het eerst financiële zekerheid in Vonnegut’s leven. De wrede ironie van dit gegeven is door de auteur in zijn werk talloze malen gememoreerd.

Het gedeelte aan brieven van na dit succes is ook het meest interessant in het boek. Door de financiële ruimte ging Vonnegut meer doen dan enkel dat schrijven, of baantjes op universiteiten najagen om zijn gezin door de tijd te helpen.

De brieven uit de jaren zeventig nemen in de bundel ook de meeste ruimte in.

Alleen kostte het mij maanden om dit boek door te nemen. De boeiendste brieven waren me namelijk al bekend — zoals wat hij schreef in 1945, ‘missing in action’, om zijn ouders in te lichten dat hij nog leefde. Of hoe hij reageerde op een schoolbestuur dat zijn Slaughterhouse-five in de kachel had verbrand.

Heel veel goud viel er verder niet te rapen. Er was eens een aardige schrijversroddel, zoals dat Vonnegut met Updike en anderen praatte over het gerucht dat J.D. Salinger toch echt nog altijd verhalen naar de New Yorker opstuurde, maar dat die onleesbaar slecht waren geworden.

En Kurt Vonnegut kreeg ooit Merkstenen opgestuurd van zijn ex-vrouw Jane, waarbij hij niet kon verhelen dat boek van Hammerskjöld wel heel erg slecht te vinden in al zijn religieuze vaagheid.

Toevallig gelijken zijn oordelen dan de mijne, over dezelfde onderwerpen, wat het tot een viezige zelffelicitatie maakt dat ik ze met zoveel instemming las.

Alleen, verder had ik toch echt beter éen of twee van de romans kunnen lezen die nog altijd eens zouden.

Kurt Vonnegut, Letters
Edited and with an introduction by Dan Wakefield

464 pagina’s
Vintage, 2013

Man Without a Country ~ Kurt Vonnegut

Mijn vermoeden was juist, in dit boek is weinig meer verzameld dan de persoonlijke essays die Vonnegut al publiceerde op In These Times.com. Op mijn andere weblog werd daar al vaak naar gelinkt. Maar, hoe teleurgesteld ik misschien over dit boekje ben, de maker kan voor mij niet kapot. En ook al is hij inmiddels ver in de tachtig, hij blijft helderder en verrassender formuleren dan de meesten gegeven is.

In A Man Without a Country schrijft Vonnegut vooral over zijn afkeer van de oorlogsretoriek die zijn president erop na houdt. En hij doet dat met glans door Bush belachelijk te maken en zijn motieven in gerede twijfel te trekken.

Maar goed, in al zijn boeken staan vol twijfels over de mens als soort:

Albert Einstein and Mark Twain gave up on the human race at the end of their lives, even though Twain hadn’t even seen World War I. War is now a form of TV entertainment. And what made WWI so particularly entertaining were two American inventions, barbed wire and the machine gun. Shrapnel was invented by an Englishman of the same name. Don’t you wish you could have something named after you?

Ik mag zulks graag lezen, vooral om de humor van Vonnegut, maar had dat dus al eens gedaan.

Nee, rijker zijn de autobiografisch getinte bundels Fates Worse the Death, of Palm Sunday.

Kurt Vonnegut, A Man Without a Country
192 pagina’s
Seven Stories Press © 2005

Palm Sunday ~ Kurt Vonnegut

Naast romans en verhalenbundels heeft Vonnegut ook een aantal verzamelbundels uitgegeven met veelal autobiografische notities. In Palm Sunday gaat hij zelfs uitgebreid op zijn stamboom in, maar het historische deel daarvan sla ik altijd over.

Belangrijker voor mij is het interview dat hij met zichzelf hield voor de ‘Paris Review’, in die reeks waarin schrijvers praten over hun werkmethoden. Aardig is dat hij daarbij goede woorden wijdt aan de mechanica van het vertellen.

I try to keep deep love out of my stories because, once that particular subject comes up, it is almost impossible to talk about anything else. Readers don’t want to hear about anything else. They go gaga about love. If a lover in a story wins his true love, that’s the end of the tale, even if World War III is about to begin, and the sky is black with flying saucers.

Grappig vind ik dat Vonnegut ook een mislukte werktuigbouwer blijkt te zijn, zoals ik. En dat hij in vele boeken waarschuwt voor een blind geloof in technologie. Maar desondanks meent dat aan alle verhalen te sleutelen is zoals een monteur een T Ford weer aan de praat kan krijgen.

Overigens is zijn belangrijkste praktische advies aan schrijvers:

Don’t take it all too seriously.

Verder is dit boek onder meer gevuld met een aantal speeches die Vonnegut hield, bij examenplechtigheden op enkele Amerikaanse universiteiten, een toneelstuk, en wat autobiografie.

Interessant is ook hoe Vonnegut aan het eind zijn eigen boeken rapportcijfers geeft. En daaruit blijkt dat hij Cat’s Cradle, en Slaughterhouse 5 het hoogste aanslaat, gevolgd door Jailbird, The Sirens of Titan, Mother Night, en God Bless You, Mr. Rosewater.

Dit boek gaf hij zelf een krappe voldoende. Maar ik vind het wel meer waard dan dat.

Kurt Vonnegut, Palm Sunday
An Autobiographical Collage

330 pagina’s
A Laurel Book, 1984, oorspronkelijk 1981

Paris Review Interviews, I ~ Philip Gourevitch (ed.)

Ik zie de drie delen die nu zijn uitgekomen met interviews uit Paris Review als éen boek, met vele hoogtepunten, en toch ook wel minder interessante gesprekken. Maar gedwongen tot een keuze zou ik waarschijnlijk het eerste deel tot het meest geslaagde benoemen.

Dit heeft twee redenen. Er staan minder interviews in die me matig interesseerden dan in de andere bundels — wat een negatief argument is. Maar positief is dan weer dat er ook aandacht uitgaat naar andere schrijfvormen dan fictie en poëzie.

Elk van de interviews in de bundels, of het tijdschrift, draagt een ondertitel. Komt iemand aan het woord die vooral romans of verhalenbundels schreef, dan heet zo’n gesprek ‘The Art of Fiction’. Bij dichters gaat het om ‘The Art of Poetry’. En in dit eerste deel uit de verzameling komen er nog andere aanduidingen voor.1

Het interview met Joan Didion heeft als ondertitel ‘The Art of Nonfiction’, terwijl het gesprek dan weer vooral over haar fictie gaat.

Het gesprek met Billy Wilder heet ‘The Art of Screenwriting’, en is alleen al interessant om het gegeven dat Wilder regisseur werd om zijn scripts te beschermen tegen onverschilligheid.

Maar het meest opmerkelijk interview vond ik dat met Robert Gottlieb, dat ‘The Art of Editing’ heet, omdat dit over iets gaat waaraan vrijwel geen boek voor publicatie aan ontkomt; en dat toch in vrijwel alle interviews met auteurs ontbreekt. Het behandelt de samenwerking tussen redacteur en schrijver. Waarbij Gottlieb er voor koos om te reageren op citaten van auteurs die hij begeleid had; waaronder Joseph Heller, en Doris Lessing.

Tegelijk luidt een conclusie uit dat gesprek wel dat de wereld van het uitgeven zo verzakelijkt is, dat de meeste redacteuren niet meer redigeren, maar dat werk uitbesteden. Al relativeerde Gottlieb meteen, door te stellen dat de gouden tijd van het boek altijd veertig jaar eerder was. Ook veertig jaar terug al.

Mooiste opmerkingen uit de interviews zijn misschien ook wel de uitspraken waarin de schrijvers — of Gottlieb — mythes ontkrachten, of ernstig relativeren.

Zo wordt Dorothy Parker vaak een stamgaste genoemd aan de legendarische ‘Algonquin Round Table‘, terwijl ze nauwelijks ging omdat lunchen daar haar te duur was.

Enfin. Mijn ervaring met bijvoorbeeld het gesprek met Vonnegut, dat ik al heel lang ken, bewijst dat dit interviews zijn om naar terug te keren, en te herlezen, en er die volgende keer weer andere zaken uit op te pikken dan bij eerste lezing aansloegen. Maar dat schreef ik al.

Willekeurig rijtje citaten, ter illustratie [ik merk vooral verwijzingen aan te tekenen die andere boeken toelichten, en hier niet zo veel nut hebben]:

undefined

Interviewer
What, then, would you say is the source of most your work?

Parker
Need of money, dear.

Dorothy Parker [1956]
undefined

A lot of novelist start late-Conrad, Pirandello, even Mark Twain. When you’re young, chess is all right, and music and poetry. But novel-writing is something else. It has to be learned, but it can’t be taught.

James M. Cain [ 1978]
undefined

I write love stories. The dynamics of a love story are almost abstract. The better your abstraction, the more it comes to life when you do it-the excitement of the idea lurking there. Algebra. Suspense comes from making sure your algebra is right. Time is the only critic. If your algebra is right, if the progression is logical, but still surprising, it keeps.

[Ibidem]
undefined

Pictures are something like plays. They share an architecture and a spirit. A good picture writer is a kind of poet, but a poet who plans his structure like a craftsman and is able to tell what’s wrong with the third act. What a veteran screenwriter produces may not be good, but it would be technically correct; if he has a problem in the third act he certainly knows to look for the seed of the problem in the first act.

Billy Wilder [1996]
Paris Review Interviews, I
510 pagina’s
Picador, 2006

* in volume i zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

  • Dorothy Parker [1956]
  • Truman Capote [1957]
  • Ernest Hemingway [1958]
  • T.S. Eliot [1959]
  • Saul Bellow [1966]
  • Jorge Luis Borges [1967]
  • Kurt Vonnegut [1977]
  • James M. Cain [1978]
  • Rebecca West [1981]
  • Elizabeth Bishop [1981]
  • Robert Stone [1985]
  • Robert Gottlieb [1994]
  • Richard Price [1996]
  • Billy Wilder [1996]
  • Jack Gilbert [2005]
  • Joan Didion [2006]

 

  1. dit is niet uniek voor Vol. I overigens. In Vol. II heet het gesprek met Harold Bloom ‘The Art of Criticism’. In Vol. III krijgt het interview met Jan Morris als ondertitel ‘The Art of the Essay’ mee, en dat met Harold Pinter ‘The Art of the Theater’. []

Slapstick ~ Kurt Vonnegut

Toen Kurt Vonnegut overleed vorige maand, nam ik me voor in elk geval zijn boeken te herlezen die me de eerste keer wat waren tegengevallen. Ook al omdat ik wist dat dit geen straf zou zijn. Zelfs de wat mindere Vonneguts zijn geen moment saai.

Dat komt omdat het hem een eer is de lezer in elk geval te vermaken. En als dit niet lukt, zijn er altijd nog zijn rare invallen. Die ontstijgen vaak het realisme, waardoor hij tijdens mijn jeugd nog als science fiction-schrijver werd gelabeld in de plaatselijke bibliotheek. Maar voor mij is wat hij doet vooral spelen met de grenzen van het realiteit, waardoor die op een bepaalde manier beter zichtbaar wordt.

In dit boek laat Vonnegut bijvoorbeeld regelmatig de aardse zwaartekracht afnemen, of aanzwellen. Ik schreef er eerder over wat dat voor effecten meebrengt.

Maar bovenal is deze roman een in memoriam voor zijn zuster, waarin Vonnegut een vorm probeert te vinden om zijn gemis te verwoorden. Omdat hij besefte al zijn boeken geschreven te hebben met haar als ideale lezer in het achterhoofd. Dat hij schreef om zijn zus te vermaken.

Voor Vonnegut kan een mens ook nooit familieleden genoeg hebben, dat is een ander thema uit dit boek. Voor hem is eenzaamheid de grootste ziekte van de moderne Amerikaanse maatschappij. Sterke familieverbanden zouden bovendien vele sociaal-maatschappelijke instituties kunnen vervangen.

Ach ja.

Het is me net iets te goed duidelijk wanneer Vonnegut van mij welke emoties verwacht in deze roman. Ook al omdat hij er zelf voor terugschrikt onbeschaamd sentimenteel te worden, waar dat best had gemogen. Desalniettemin, dit is een zeldzaam vermakelijk boek, voor een harde dystopie.

Kurt Vonnegut, Slapstick
Or, Lonesome No More

243 pagina’s
A Laurel Book, 1989, oorspronkelijk 1976

Slaughterhouse-Five ~ Kurt Vonnegut

Herlezen is het ware lezen, denk ik. En weinig is er daarbij mooier dan om een boek te lezen dat minstens zo veel indruk maakt als bij de eerste kennismaking; wat bewijst dat de opwinding van toen terecht was.

En Slaughterhouse-Five is misschien wel zo eminent herleesbaar omdat de schrijver worstelde met datzelfde dilemma als de herlezer voor aanvang kwelt. Is niet al te goed bekend wat er komen zal? Haalt die kennis bij voorbaat niet al de meeste verrassing weg?

Waarop de vervolgvraag werd: is een vorm te vinden die alles eens opschudt?

Kurt Vonnegut [1922 – 2007] was in de Tweede Wereldoorlog een soldaat in het Amerikaanse leger. Tijdens het Ardennenoffensief werd hij krijgsgevangene gemaakt. En omdat krijgsgevangen soldaten hun eigen opsluiting moeten bekostigen — voor officieren geldt dat niet — werd hij tewerkgesteld in Dresden. Dat was een veilige stad. Daar was geen oorlogsindustrie.

Dresden zou in de Valentijnsnacht van 1945 gebombardeerd worden door de geallieerden. Hierbij werd 70% van de stad in éen keer verwoest. Schattingen van het tal slachtoffers lopen sterk uiteen. Vonnegut weet zeker dat er die nacht meer doden vielen dan later dan bij de bombardementen op Hiroshima, en Nagasaki. Naast de normale bevolking hadden namelijk nogal wat vluchtelingen onderdak gezocht in de stad; omdat die zo veilig scheen.

Vonnegut overleefde het bombardement door een stom toeval. Hij was met zijn medegevangen opgesloten achter de dikke muren van een oud slachthuis. Schlachthof 5. Van daaruit betraden hij en zijn zenuwachtige bewakers de volgende ochtend een maanlandschap.

Na de oorlog werd Vonnegut schrijver. En verkoper van Saabs. En al die tijd lag er het gegeven dat hij nog eens iets moest doen met dat bombardement op Dresden. Alleen lukte dat niet. Waardoor hij toch eens een oude dienstmaat opzocht om herinneringen op te halen. Om daarbij uitgescholden te worden door diens vrouw. Omdat hij nog een baby was geweest in het leger, en het alleen daarom al geen pas zou geven leuk stoer te gaan doen over die oorlogstijd.

Daarmee werd Slaughterhouse-Five niet alleen een boek over het bombardement op Dresden, maar allereerst een boek tegen het kinderoffer dat oorlog heet.

De roman kwam uit in 1969. Sloeg meteen aan, mede om de anti-Vietnam-stemming in de VS. En het boek is merkwaardig genoeg nog altijd omstreden in sommige kringen. Slaughterhouse-Five wordt met regelmaat verboden, door schijnheilige schoolbesturen of ouderraden; die altijd zeggen dat het om de seks is, of de vloeken.

Zelf meent de auteur overigens dat zijn inspanningen geen enkel effect tegen de Vietnam-oorlog hadden.

When it became obvious what a dumb and cruel and spiritually and financially and militarily ruinous mistake our war in Vietnam was, every artist worth a damn in this country, every serious writer, painter, stand-up comedian, musician, actor and actress, you name it, came out against the thing. We formed what might be described as a laser beam of protest, with everybody aimed in the same direction, focused and intense. This weapon proved to have the power of a banana-cream pie three feet in diameter when dropped from a stepladder five-feet high.

Vonnegut verkoos het om niet zelf het belangrijkste personage te worden in zijn verhaal. Al komt hij nadrukkelijk wel in het boek voor. Hij begint namelijk meteen te vertellen geen vorm te kunnen vinden voor zijn ervaringen met dat ene bombardement. En Vonnegut rondde de roman aan het eind ook zelf af in de tekst.

Hoofpersoon is in plaats van hem de naïeve Billy Pilgrim. Een bonestaak van een jongen, die ongewapend en op geleende herenschoenen door het Ardennenoffensief doolt. Doordat de hak onder éen van zijn schoenen mist, hobbelt hij daarbij.

Tegelijk kan Pilgrim zich de naïviteit veroorloven. Ook hij weet wat er komen gaat, en dat hij dit overleven zal — in tegenstelling tot velen om hem heen — waarna een redelijk gelukkig bestaan als opticien op hem wacht in Ilium, New York.

Pilgrim leidt nog een parallel leven. Hij is ontvoerd door buitenaardse wezens, en wordt daar tentoongesteld in hun dierentuin op hun planeet ver ver weg. En soms is hij daar, in zijn hok, en soms is hij terug op aarde — zonder hier controle over te hebben. Daardoor reist hij heen en weer in zijn eigen leven, soms vooruit en een andere keer weer terug.

Het zal door dit gegeven zijn dat Slaughterhouse-Five in de lokale bibliotheek gerubriceerd stond bij de SF. Maar, zoals ik bij de dood van Kurt Vonnegut schreef, dat was voor mij een gelukje, en las ik hem op een moment dat dit nog grote invloed hebben zou.

En kunstgreep of niet, in deze roman werkt die onverwachte wisseling in perspectief telkens heel goed. Omdat Vonnegut daardoor steeds in staat was even een andere toon te gebruiken. Misschien dat zijn nadrukkelijke humor het minst houdbaar is gebleven bij hernieuwde kennismaking, maar de opluchting dat het niet steeds over die oorlog hoefde te gaan, bleef overeind. Slaughterhouse-Five blijft licht, en waarschijnlijk moest dat ook omdat juist de volstrekt ware gebeurtenissen in het boek te onvoorstelbaar zijn.

Deze roman was bij elke andere auteur, op basis van hetzelfde gegeven, waarschijnlijk ook prekerig geworden, en voorspelbaar, en daarmee saai. 1

Mij overviel opnieuw verbazing over alle vrijheid die Vonnegut nam tegen het zo normale realisme in boeken met oorlog als thema. En dat hij zich die vrijheden met zo’n gemak kon veroorloven.

Het bombardement op Dresden diende geen enkel strategisch doel, de oorlog is er geen seconde door bekort. En Vonnegut haalde na publicatie van Slaughterhouse-Five de rest van zijn leven een leuk inkomen uit dit ene oorlogsfeit, als enige profiterend van iets dat tienduizenden mensen het leven koste. Het was de zoveelste ironie van het toeval waarover hij zich het hoofd schudde.

So it goes.

Kurt Vonnegut, Slaughterhouse-Five
Or
The Children’s Crusade: A Duty-Dance with Death

189 pagina’s
Delacorte, 1969
  1. Het is te lang geleden dat ik Mulisch’ Stenen bruidsbed heb gelezen om te kunnen vergelijken. Zo is deze uitspraak dan ook niet bedoeld []

Timequake ~ Kurt Vonnegut

Raar is het om George W. Bush ergens voor te moeten bedanken. Maar diens incompetentie, en de zeldzame corruptheid van zijn regering, maakten Kurt Vonnegut nog eenmaal zo kwaad dat zijn woede een aardig boek opleverde. A Man Without a Country heette dit, en het verscheen in 2005.

Anders was Vonnegut’s carrière als schrijver met dit boek hier geëindigd. Timequake. En dat is wel een sympathiek ding, maar het is niet zo goed.

Ik kan me onmogelijk voorstellen dat dit boek was uitgegeven als het niet van een al beroemde schrijver was geweest. En dat maakt het ook wel weer uniek.

Vonnegut was al tijden bezig met een laatste roman, die als plot had dat door een plotselinge beving in de tijd alles en iedereen tien jaar terug in de tijd zou worden gezet. Daardoor leefde iedereen met de dwang alles nog eens over te doen, want afwijken van wat gebeurd was, kon dan niet.

Maar eigenlijk is dit boek Timequake ii. Na jaren ploeteren gaf Vonnegut het idee op iets van die eerste ingeving te kunnen maken. Het gegeven komt weliswaar in wat brokken in dit boek terug, maar het meeste van wat hij schrijft gaat toch over zichzelf. En zijn familie.

Dit is helemaal niet erg, ware het niet dat mij bijna alles van wat hij aan autobiografische details geeft al bekend was, uit eerdere boeken. Uiteindelijk las ik dit boek dan ook totaal onkritisch; zoals je iemand aanhoort die voor de zoveelste keer dezelfde anecdotes vertelt. Omdat het er dan allang niet meer om gaat wat hij zegt, maar volstaat dat er zo nog even contact is.

Kurt Vonnegut, Timequake
219 pagina’s
Vintage Books, 1998, oorspronkelijk 1997

Writers on Writing ~ John Darnton (intr.)

Schrijvers die het over hun vak hebben, had ik daar laatst niet al een haast onafzienbare reeks interviews over doorgenomen? Dat klopt, maar deze essays uit The New York Times waren ook heel prettig om te lezen. Zelfs al hebben ze de pretentie niet de schrijvers te portretteren, laat staan zijn of haar oeuvre te duiden. Dit zijn gewoon aangenaam korte stukken, elk van rond de 1.800 woorden, waarin ervaren auteurs het over éen of twee aspecten van hun vak hebben.

Ik bedoel, net zo makkelijk had ik een boek gelezen dat ‘Loodgieters over loodgieten’ heette, of ‘Ambulancebroeders over ongelukken’. Maar schrijvers hebben nu eenmaal het voordeel gewend te zijn voor een publiek te werken, en zullen enige moeite doen de lezer niet te vervelen.

Verder is het moeilijk iets algemeens te zeggen over de uitspraken die ze doen. Behalve dan dat het me niet verbazen zou dat dit boek, en het tweede deel, ergens als lesmateriaal zou dienen voor een cursus ‘creative writing’. Terwijl dit toch geen kookboek is, met uitgewerkte voorbeelden. De recepten waarmee enkele schrijvers ooit succes kregen, leveren niet automatisch een ander iets pruimbaars op.

Niettemin:

artists are a lot like gangsters. They both know that the official version, the one everyone else believes, is a lie.

Russell Banks
undefined

I can’t remember how many times I advised students to stop writing the sunny hours and write from where it hurts: “No one wants to read polite. It puts them to sleep.”

Anne Bernays
undefined

Some of the most thoughtful if not ingenious criticism written today is written by critics of film who, often as not, address themselves to work that is hardly worth their attention. The most meretricious or foolish movie will elicit a cogent analysis. Why? It may be a film’s auspices that obligate the critics. But it may be that, however unconsciously, they mean to reaffirm or defend print culture by subjecting the nonliterate filmgoing experience, good or bad, to the extensions of syntactical thought.

E.L. Doctorow
undefined

Most writers write too much. Some writers write way too much, gauged by the quality of their accumulated oeuvre.

Richard Ford
undefined

I keep aiming toward that novel that is just that, a true novel, but a novel for our time, dealing with an essential theme and an essential message in a subterranean, carefully hidden way, a message like a snake in the grass, as Trollope put it. There’ll be no boy meets tractor, nor even a professor meets sophomore.

Hans Koning
undefined

For the past 30 years the greatest novelists writing in English have been genre writers: John le Carré, George Higgins and Patrick O’Brian.

David Mamet
undefined

to write is to practice, with particular intensity and attentiveness, the art of reading. You write in order to read what you’ve written and see if it’s O.K. and, since of course it never is, to rewrite it ? once, twice, as many times as it takes to get it to be something you can bear to reread. You are your own first, maybe severest, reader. “To write is to sit in judgment on oneself,” Ibsen inscribed on the flyleaf of one of his books. Hard to imagine writing without rereading.

Susan Sontag

* NB: de tekst van al deze essays, en nog enkele meer, staat ook online

Writers on Writing
Collected Essays from The New York Times
Introduction by John Darnton

268 pagina’s
Henry Holt and Company, 2001

** in dit boek zijn de essays opgenomen van:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens geboeklogd zijn]