Love Again ~ Doris Lessing

Doris Lessing won de Nobelprijs voor literatuur dit jaar, en enigszins tot mijn schaamte moest ik bekennen niet zeker te weten of ik ooit iets van haar gelezen had. Als een Poolse schrijver bekroond wordt, of een Italiaan, kan dat nog. Maar bij een goed verkopende auteur uit een taal die ik toch makkelijk lees, is dat raar .

Love Again
maakte mij wel meteen duidelijk waar Lessing’s krachten zitten. De ambachtelijke kwaliteit van haar schrijven is hoog. Deze roman heeft bijvoorbeeld een werkelijk enorme cast, en toch wist ze aan alle personages iets mee te geven dat hen memorabel maakte.

Ook aan het thema van de roman valt op dat het aanmerkelijk simpeler lijkt dan het uitpakt. Het boek verkent wat liefde is, en wat daarin verandert, in de loop van een leven. De blurp achterop dit boek rept er dan vooral over hoe een vrouw van 65 — die er twintig jaar jonger uitziet — eindelijk weer eens verliefd wordt. En dan ook nog op een jongere man. Terwijl dit maar éen aspect aan dit boek is, en dan misschien nog wel het minst boeiende ook. Bovendien zijn er twee mannen, niet éen.

De roman laat op zo veel meer manieren zien wat liefde is. De hoofdpersoon Sarah Durham exploiteert bijvoorbeeld met een paar oude vrienden een theatergroep — zonder dat dit ooit veel geld op heeft geleverd. Juist daardoor hebben zij de ruimte om te experimenteren. Waarom zou je juist dat ene stuk willen ontwikkelen? Of die en die acteurs casten? Dat zijn belangrijke vragen.

Ik vond dit vooral een enorm levendig boek, omdat het verhaal zo slim wisselt tussen groepsscènes en intieme momenten à deux. Het enige wat ik er op aan te merken heb, is dat ik als lezer wel erg veel meekrijg van dat ene toneelstuk — eigenlijk een entertainment — dat de doorbraak voor Sarah’s theater wordt. Al gaat het verhaal daarvan natuurlijk ook weer op meerdere manieren over passie, en liefde; en over wat iemands omgeving daarin tolereert en wat niet.

Lessing heeft met dit boek indruk op me gemaakt, met haar schrijven. Dus zal ik haar niet eerder hebben gelezen.

Doris Lessing, Love Again
a novel

352 pagina’s
HarperPerennial 1997, oorspronkelijk 1995

Paris Review Interviews, I ~ Philip Gourevitch (ed.)

Ik zie de drie delen die nu zijn uitgekomen met interviews uit Paris Review als éen boek, met vele hoogtepunten, en toch ook wel minder interessante gesprekken. Maar gedwongen tot een keuze zou ik waarschijnlijk het eerste deel tot het meest geslaagde benoemen.

Dit heeft twee redenen. Er staan minder interviews in die me matig interesseerden dan in de andere bundels — wat een negatief argument is. Maar positief is dan weer dat er ook aandacht uitgaat naar andere schrijfvormen dan fictie en poëzie.

Elk van de interviews in de bundels, of het tijdschrift, draagt een ondertitel. Komt iemand aan het woord die vooral romans of verhalenbundels schreef, dan heet zo’n gesprek ‘The Art of Fiction’. Bij dichters gaat het om ‘The Art of Poetry’. En in dit eerste deel uit de verzameling komen er nog andere aanduidingen voor.1

Het interview met Joan Didion heeft als ondertitel ‘The Art of Nonfiction’, terwijl het gesprek dan weer vooral over haar fictie gaat.

Het gesprek met Billy Wilder heet ‘The Art of Screenwriting’, en is alleen al interessant om het gegeven dat Wilder regisseur werd om zijn scripts te beschermen tegen onverschilligheid.

Maar het meest opmerkelijk interview vond ik dat met Robert Gottlieb, dat ‘The Art of Editing’ heet, omdat dit over iets gaat waaraan vrijwel geen boek voor publicatie aan ontkomt; en dat toch in vrijwel alle interviews met auteurs ontbreekt. Het behandelt de samenwerking tussen redacteur en schrijver. Waarbij Gottlieb er voor koos om te reageren op citaten van auteurs die hij begeleid had; waaronder Joseph Heller, en Doris Lessing.

Tegelijk luidt een conclusie uit dat gesprek wel dat de wereld van het uitgeven zo verzakelijkt is, dat de meeste redacteuren niet meer redigeren, maar dat werk uitbesteden. Al relativeerde Gottlieb meteen, door te stellen dat de gouden tijd van het boek altijd veertig jaar eerder was. Ook veertig jaar terug al.

Mooiste opmerkingen uit de interviews zijn misschien ook wel de uitspraken waarin de schrijvers — of Gottlieb — mythes ontkrachten, of ernstig relativeren.

Zo wordt Dorothy Parker vaak een stamgaste genoemd aan de legendarische ‘Algonquin Round Table‘, terwijl ze nauwelijks ging omdat lunchen daar haar te duur was.

Enfin. Mijn ervaring met bijvoorbeeld het gesprek met Vonnegut, dat ik al heel lang ken, bewijst dat dit interviews zijn om naar terug te keren, en te herlezen, en er die volgende keer weer andere zaken uit op te pikken dan bij eerste lezing aansloegen. Maar dat schreef ik al.

Willekeurig rijtje citaten, ter illustratie [ik merk vooral verwijzingen aan te tekenen die andere boeken toelichten, en hier niet zo veel nut hebben]:

undefined

Interviewer
What, then, would you say is the source of most your work?

Parker
Need of money, dear.

Dorothy Parker [1956]
undefined

A lot of novelist start late-Conrad, Pirandello, even Mark Twain. When you’re young, chess is all right, and music and poetry. But novel-writing is something else. It has to be learned, but it can’t be taught.

James M. Cain [ 1978]
undefined

I write love stories. The dynamics of a love story are almost abstract. The better your abstraction, the more it comes to life when you do it-the excitement of the idea lurking there. Algebra. Suspense comes from making sure your algebra is right. Time is the only critic. If your algebra is right, if the progression is logical, but still surprising, it keeps.

[Ibidem]
undefined

Pictures are something like plays. They share an architecture and a spirit. A good picture writer is a kind of poet, but a poet who plans his structure like a craftsman and is able to tell what’s wrong with the third act. What a veteran screenwriter produces may not be good, but it would be technically correct; if he has a problem in the third act he certainly knows to look for the seed of the problem in the first act.

Billy Wilder [1996]
Paris Review Interviews, I
510 pagina’s
Picador, 2006

* in volume i zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

  • Dorothy Parker [1956]
  • Truman Capote [1957]
  • Ernest Hemingway [1958]
  • T.S. Eliot [1959]
  • Saul Bellow [1966]
  • Jorge Luis Borges [1967]
  • Kurt Vonnegut [1977]
  • James M. Cain [1978]
  • Rebecca West [1981]
  • Elizabeth Bishop [1981]
  • Robert Stone [1985]
  • Robert Gottlieb [1994]
  • Richard Price [1996]
  • Billy Wilder [1996]
  • Jack Gilbert [2005]
  • Joan Didion [2006]

 

  1. dit is niet uniek voor Vol. I overigens. In Vol. II heet het gesprek met Harold Bloom ‘The Art of Criticism’. In Vol. III krijgt het interview met Jan Morris als ondertitel ‘The Art of the Essay’ mee, en dat met Harold Pinter ‘The Art of the Theater’. []

Time Bites ~ Doris Lessing

In deze bundel vol recensies werd geen enkel boek besproken dat ik ooit gelezen had. Dit stemde me vrolijk. Het leek haast een droom. De bekende droom die veellezers hebben, om in een boekhandel te komen, en er allerhande titels op de planken te zien staan die ze helemaal niet kennen. Doorgaans zijn de titels ook nog van geliefde schrijvers — en dat was bij Doris Lessing niet zo — maar een mens kan niet alles hebben.

Naast die recensies staan er ook korte autobiografische stukken in Time Bites. Een paar keer beantwoordt Lessing daarin de eeuwige vragen die elke schrijver schijnt te krijgen. ‘Welk boek heeft u het meest beïnvloed?’ ‘Welke boeken hebben u politiek bewust gemaakt?’ ‘Welke boodschap wilt u doorgeven aan toekomstige generaties?’ In haar reacties is Lessing dan aangenaam knorrig, wat haar vermogen tot zelfstandig oordelen prettig duidelijk maakte.

De stukken waarin ze terugkeek op haar eigen boeken, vond ik het interessantst. Omdat een tekst later ook zo veel zeggen kan over de omstandigheden waarin die geschreven werd. En de gemoedstoestand van toen, zal dan verbazen.

Maar ook de ontvangst van een boek kan verbijsteren, als zo’n boek bijvoorbeeld lesstof wordt op een universiteit:

[…] in Los Angeles, I found that my novel The Good Terrorist was being ‘taught’. The teaching consisted of the students scrutinizing it for political incorrectness. This was thought to be a good approach to literature. Unfortunately, strong and inflexible ideas attract the stupid. Britain shows milder symptoms of the same disease, so it is instructive to see where such hysteria may lead if not checked. [294]

Het is een nogal eclectische verzameling, dit boek. Naast beschouwingen over Soefi-literatuur, of meesterwerken uit de Oriënt die ten onrechte niet meer in druk zijn, schrijft Lessing ook rustig meerdere recensies van boeken over katten.

Op verzoek, neem ik dan maar aan. Of misschien ook niet. Maar in elk geval tekent het haar.

Doris Lessing, Time Bites
Views and Reviews

376 pagina’s
Harper Collins, 2005

Under My Skin ~ Doris Lessing

Het is dat er een tweede deel volgt op deze autobiografie van Doris Lessing. Ander had ik me wat bekocht gevoeld. Dit hele boek heeft als ondertoon hoe erg het toch is waar ze was. Doris Lessing, geboren Tayler, wachtte af. En lang. In een bestaan dat haar telkens niet beviel. Tot ze op haar negenentwintigste eindelijk naar Londen kon reizen, en het leven eindelijk zou gaan beginnen.

Maar dan is het boek al op pagina 411, van de 419.

Daarom is het misschien beter om dit deel te zien als de biografie van een hele generatie vrouwen, levend in de Britse Commonwealth, in de marge van het koninkrijk. Met die invloed van de Eerste Wereldoorlog op de overlevenden, met die Tweede Wereldoorlog in aantocht. Waarbij Doris Lessing nog niet de schrijfster was die ze zou gaan worden, maar het wel opmerkelijk is dat ze ook niet kon leven met de voor haar geldende status quo als vrouw. De sociale druk op haar wordt erg duidelijk.

Heel veel in deze autobiografie is jeugd. Lessing werd geboren in Perzië, als dochter van een oud militair die een been verloren was en zijn toenmalige verpleegster. Ze groeide op in Zuid-Rhodesië, thans Zimbabwe, waar haar ouders een boerderij begonnen die altijd net iets te klein zou blijven om van te kunnen leven.

Heel veel in deze autobiografie is persoonlijke groei. Waarbij Doris Lessing het lang in gezamenlijkheid zocht, en communiste wilde zijn — zonder dan al een partijkaart te dragen. Zo leerde ze haar tweede man kennen. Gottfried Lessing, een uitgeweken Joods-Duitse intellectueel. Door het huwelijk met hem zou ze tijdelijk haar Britse nationaliteit verliezen.

De zoon die ze samen krijgen, verhuisde mee naar Engeland. Al was het huwelijk toen al over.

Eerder was Doris Lessing al weggelopen uit haar eerste huwelijk, waarbij ze bovendien een zoontje en een dochter achterliet.

Objectief gezien is dat vertrek de opvallendste beslissing die Lessing neemt in de eerste 29 jaar van haar leven. Waarbij ook opvalt dat ze er betrekkelijk weinig woorden aan wijdt. Ruim vijftig jaar na dato een verklaring geven in een boek kan misschien ook niet meer. Maar dat huwelijk overkwam haar, net als die kinderen. Er kwam een oorlog aan, en onderdak zijn, leek veiliger. Uit dat gezin weggaan was misschien wel de eerste bewuste beslissing die ze nam.

wordt dinsdag vervolgd

Doris Lessing, Under My Skin
Volume One of My Autobiography to 1949

419 pagina’s
HarperPerennial 1995, oorspronkelijk 1994

Walking in the Shade ~ Doris Lessing

Na twee delen van Doris Lessing’s autobiografie te hebben gelezen, dringt zich de vraag op wát ik nu eigenlijk gelezen heb.

Beide boeken zijn als intelligente gesprekken — amusant, interessant, en eerder een belevenis dan iets anders — maar zijn ze ook meer?

Groot staat op de kaften van beide boeken over welke tijd die gaan. Walking in the Shade behandelt de periode 1949 – 1962, en begint als Lessing op 29-jarige leeftijd vanuit Afrika naar Londen is geëmigreerd. Maar net als in het eerste deel zijn die jaartallen hoogstens een soort rode draad, om het boek nog enigszins vorm te geven. Lessing kijkt in beide boeken onbekommerd vooruit en terug, en wisselt persoonlijke herinneringen rustig af met wat abstracter betogen.

Soms werkt dat prachtig, soms maakt het allemaal een wat willekeurige indruk.

Zo behandelt Doris Lessing terloops aardig wat mannen, met wie ze soms het bed deelde — waarover dan ook iets wordt meegedeeld — maar regelmatig ook helemaal niet. Die passages hebben misschien een doel waar de lezer weinig mee te maken heeft. Namelijk om toekomstige biografen te waarschuwen dat ze werkelijk helemaal niets weten; dat er honderden mensen meer van betekenis in Lessing’s leven zijn geweest; en dat ze daarom niet moeten denken ooit een waarheidsgetrouwe biografie over haar te kunnen schrijven.

Interessant, maar een boek wordt wel rommelig van al die mensen.

Boeiend vond ik haar dan weer wel, als ze terugkijkt op wat ze geschreven heeft. Bijvoorbeeld omdat Doris Lessing haar meest bekende werk, The Golden Notebook, eigenlijk mislukt noemt. Ze is er niet in geslaagd het te maken tot wat ze er van hoopte. En dan was er nog de ontvangst, waar ze ook al weinig van begreep. Zij een mannenhater? Zij een feministisch icoon? De vrouwen die in het boek aan het woord kwamen, praatten niet anders dan als zij vrouwen altijd had horen praten.

Haar valt wel op met hoeveel energie dat boek geschreven is. Waarvoor dan weer goede verklaring bestaat. Hongarije 1956. In The Golden Notebook rekende Lessing af met wat het communisme haar allemaal niet gebracht had — en waar het in de vele gesprekken al die jaren niet genoeg over gegaan was.

En in haar autobiografieën doet ze hetzelfde weer uitgebreid.

Dus, om de romans en verhalen van Lessing beter te kunnen plaatsen, geeft ze autobiografische aanwijzingen genoeg. Maar ik heb dan weer te weinig van haar gelezen, om daar heel veel aan te hebben.

Daarom blijft de vraag, wat ik nu toch heb meegemaakt.

Doris Lessing, Walking in the Shade
Volume Two of My Autobiography

1949 – 1962
405 pagina’s
HarperPerennial 1998, oorspronkelijk 1997