Cab at the Door ~ V.S. Pritchett

Deze autobiografie eindigt in december 1919, bij het vertrek naar Parijs van Victor Sawdon Pritchett [1900 – 1997]. Als hij vastbesloten is om de voorlopig niet naar Londen terug te keren.

Die keuze maakt dit een boek over de jeugd van een man, en in die zin voor een deel vrij voorspelbaar. Kinderen gaan naar school. Kinderen hebben ouders. Kinderen hebben kinderziekten.

Dus moet zo’n autobiografie het van wat anders hebben, om iets memorabels te bieden. En in geval is dit dan vooral de beschrijving van de vader, Walter Pritchett. Dat was een nogal ijdele en egoïstische man, die meende een geweldig zakenman te zijn, maar nogal eens failliet ging; bijvoorbeeld als na de verbouwing van een winkel er geen geld meer over was voor een inventaris.

Het zo rumoerige gezin wisselde ook nogal eens van huis, en niet altijd vrijwillig. Achttien keer alleen al, voor V.S. Pritchett twaalf was. Verhuizingen, telkens aangekondigd door een koetsje bij de deur.

Naast dat de vader thuis een tiran was, en overal elders de charmeur uithing, raakte hij ook nog in de Christian Science, van Mary Baker Eddy; omdat een neef wonderbaarlijk genezen werd. Zijn moeder wilde daar dan in het geheel niets van weten; ook al omdat ze uit een familie van dominees stamde. Dit gaf later nog problemen, toen Victor toch wel onder de indruk leek van zijn vader’s godsdienstige overtuigingen. Moeder’s familie greep in, de jongen moest maar van school, want dat leren gaf maar ruimte voor rare ideeën. Dus belandde V.S. Pritchett als zestienjarige op kantoor, in de lederhandel. Met een bolhoed op.

Onwillekeurig maakte Pritchett met de passages op dat werk duidelijk dat kantoorhumor in 1916 niet anders was als de kantoorhumor nu. Ook al zijn die stukken van een veilige afstand opgetekend; terugblikkend vanuit de vrije jaren zestig naar de zo veel bekrompener lijkende wereld van toen.

En hoewel dit in zijn geheel een uitermate levendig geschreven boek is, valt door die kantoorpassages ook op dat Pritchett’s herinneringen aan de tijd daarvoor eerder fragmenten bieden, dan een verhaal. Het was bij het lezen voor mij of ik tot op dat moment de biografie van een rommelig en cultuurloos gezin gelezen had. Waarin de eigen herinneringen in de research aangevuld waren met die van de andere kinderen, waardoor alles net wat onpersoonlijker leek als in de gedeelten die geen ander familielid ook had meegemaakt.

wordt in het nieuwe jaar vervolgd

V.S. Pritchett, A Cab at the Door
An Autobiography: Early Years

238 pagina’s
Chatto & Windus, 1968

Collected Stories ~ V.S. Pritchett

Er bestaan verschillende versies van deze verhalenbloemlezing, zo is me inmiddels opgevallen. Waarbij de titel en de uitgever kan variëren, maar de inhoud telkens geheel dezelfde is. En dan niet eens omdat het boek alle verhalen zou bevatten; zoals ik wel vaker ten onrechte verwacht van Engelse boeken die Collected Stories heten.

De uitgave waarin alle verhalen verzameld zijn, heet: Complete Short Stories; en kwam in 1990 uit. V.S. Pritchett [1900 – 1997] oogstte daar toen nog eenmaal een succes mee — bij de critici in elk geval — en is vervolgens toch betrekkelijk snel vergeten geraakt. En dan luidt de vraag niet eens zo zeer hoe dat kan, maar meer of die vergetelheid terecht is.

In deze Collected Stories zijn in elk geval Pritchett’s grootste succesnummers opgenomen. Verhalen zijn dat, die hij vaak al opvallend vroeg in zijn werkzame leven schreef. Hij heeft alleen zijn allereerste verhalenbundel genegeerd voor dit boek; want die bestond te zeer nog uit pogingen het ambacht te leren.

Toch is lang niet altijd duidelijk wanneer een verhaal zich afspeelt. Ja, dat zal ergens in de twintigste eeuw zijn geweest, Maar omdat Pritchett zijn vertelling telkens zoekt in de confrontatie tussen mensen, valt de ouderdom alleen op als in zo’n botsing een standsverschil geaccentueerd wordt. En dan nog hij is natuurlijk een Brits auteur, waar die klassenverschillen geprononceerder zijn. Komt hij nog uit de lagere middenklasse ook.

Wat veel verhalen zo goed maakt, is hun meestal onnadrukkelijke humor. Pritchett zag het eeuwig menselijke tekort. Maar hij blijft doorgaans aardig voor zijn personages, en laat hen hoogstens in verwarring achter. Tegelijk zal die onnadrukkelijkheid hem waarschijnlijk ouderwets maken, in de ogen van velen. Onze emoties worden tegenwoordig krachtiger bespeeld, zelfs schrijvers zoeken het effect met nadruk op.

En het is ook niet zo dat Pritchett een duidelijk herkenbare eigen stijl, of virtuositeit heeft. Zijn werk is vakwerk; van een ambachtelijk en misschien daardoor wat traditioneel soort.

Maar, hoewel ik maanden over dit boek heb gedaan, zijn een aantal verhalen in mijn geheugen gebeiteld. Dat met de twee vrouwen in de lunchroom die zich langzaam bezuipen. Dat van de dorpskruidenier, die nu eindelijk wel eens betaald worden door de ongekroonde koningin van het dorp. Dat van de man die zijn vrouw verliet, en jaren later geld komt halen. Of van die jongen die uit varen gaat met een hotemetoot van zijn kerk. Enzovoort.

V.S. Pritchett, Collected Stories
520 pagina’s
Penguin Books, 1984, oorspronkelijk 1982

Gentle Barbarian ~ V.S. Pritchett

Pritchett kende goed Frans, en Spaans. Het leek me niet dat hij ook het Russisch vloeiend beheerste. En daarom durfde ik het wel aan om deze biografie te lezen. Het leek me vooraf dat Pritchett veel over het werk van Ivan Toergenjev [1818 — 1883] zou schrijven; omdat hij daarvan zo hield.

En die verwachting kwam uit. Pritchett’s persoonlijke commentaar bij Toergenjev’s verhalen en novelles was ook verreweg het interessantst aan het boek. De ene auteur uit te zien leggen waarin de andere goed is, of waar deze als eerste mee kwam, en anderen in beïnvloedde, biedt een meerwaarde. Zij het dan, misschien alleen voor wie dat werk al kent.

Wel speelde mee dat ik ook een andere liefhebber van Toergenjev al uitgebreid over hem gelezen had. Karel van het Reve’s woorden waren vaak intrigerender. Ik miste in deze biografie een simpele constatering als dat Toergenjev’s werk in veel opzichten geheel verouderd lijkt, maar het vreemde is dat wij hem toch nog altijd willen lezen.

Deze biografie bleek een welhaast journalistieke biografie te zijn. Pritchett maakte vaardig een eigen verhaal van materiaal dat anderen al eens uitgezocht hadden. Met nog wat persoonlijke toetsen dan als het om de boeken ging.

Tegelijk deed zich iets merkwaardigs voor. Mede door Toergenjev’s langdurige verblijf buiten Rusland, en zijn vriendschap met onder meer Flaubert, zijn me nu tal van opinies over deze auteur bekend. Niet de minsten hebben zich over zijn persoon, of zijn werk uitgesproken. En toch blijft het raadsel daar. Iedereen lijkt het over iemand anders te hebben gehad. Echt kenbaar wordt hij nooit.

En dat is ergens ook wel mooi.

V.S. Pritchett, The Gentle Barbarian
The Life and Work of Turgenev

243 pagina’s
Chatto & Windus, 1977

Living Novel ~ V.S. Pritchett

De Brit V.S. Pritchett [1900 – 1997] zou éen van de allerbeste schrijvers van korte verhalen zijn geweest.

V.S. Pritchett zou ook éen van de meest inzicht verschaffende boekencritici zijn geweest.

Van zulke claims kan het de moeite waard zijn om te onderzoeken wat er aan deugt. En dan moet gezegd, een willekeurige verzameling met korte verhalen van Pritchett maakte mij al direct bedachtzaam. Hij schreef goed. Niet dat dit hem voor mij meteen de allerbeste schrijver van korte verhalen ooit maakte. Maar hij schreef goed genoeg om in alle rust genoten te worden. Met hoogstens een paar verhalen per week.

Was er ondertussen gelegenheid genoeg om die andere kant van de auteur te leren kennen. Wat zijn ideeën over boeken waren, en waarom iets werkte in een roman, of niet.

En The Living Novel is in die zin een opmerkelijke bundel essays, omdat Pritchett er vrijwel alleen romans in bespreekt die ook in zijn tijd al oud waren. Het ging hem erom te zien wat het genre te bieden had toen de conventies zich nog moesten vormen, en auteurs zich niet lieten leiden door verwachtingen van hun uitgevers, of hun publiek.

Nu was die keuze voor deze boeken niet geheel vrijwillig. Deze bundel ontbeert een goede inleiding, maar ik leerde inmiddels uit Pritchett’s autobiografie dat de meeste stukken tijdens de Tweede Wereldoorlog werden geschreven. Toen kranten en tijdschriften nog wel boekenpagina’s brachten iedere week, maar nauwelijks nieuwe boeken verschenen.

Ik denk wel dat hij zich door deze keuze ruimte verschafte om zich vilein te keren tegen de voorspelbaarheid van wat er voordien en ook wat later nog aan boeken uitkwam. Pritchett deed nogal pesterige uitspraken. Zo betreurde hij dat de gewoonte verloren was gegaan om romans te illustreren. Dit had namelijk nogal wat overbodige beschrijvingen kunnen schelen.

En hij beantwoorde de vraag waarom iemand Dickens nog lezen zou, met de uitspraak dat diens boeken nogal wat levenskracht bezaten,

a vitality notably lacking in our own fiction. [75]

Enfin, dan ken ik niet alle werken die Pritchett in detail besprak. En dan kwamen bij mij misschien alleen de meer algemene uitspraken over de romankunst aan:

One of the reasons why bad novels are bad is not that the characters do not live, but they do not live with one another. They read one another’s mind through the author. [129]

Als overzichtswerk, bijvoorbeeld om te zien welke Britse auteur welke nieuwe elementen in de roman introduceerde — geen onderwerp waar ik uit mijzelf een boek over zou hebben uitgekozen, maar dat me nu toch probleemloos interesseerde — was deze essaybundel van Pritchett de moeite. Bovendien was prettig dat al deze stukken als een intelligent gesprek zijn. Pritchett probeerde me nooit iets te verkopen, of op te dringen — hij vertegenwoordigde geen universitaire school aan literatuurkritiek, maar was gewoon een ervaren auteur die keek wat eerdere collega’s hadden uitgeprobeerd.

Besteedde hij ook nog aandacht aan wat grote Russen en Fransen.

V.S. Pritchett, The Living Novel
260 pagina’s
Chatto & Windus, 1954

Midnight Oil ~ V.S. Pritchett

Pritchett’s verblijf in Parijs, zo vlak na de Eerste Wereldoorlog, was erg vormend voor hem. Dit betekent ook dat het tweede deel van zijn autobiografie vooral over die paar jaar gaat. Meteen na Frankrijk zou hij door de Cristian Science Monitor als correspondent uitgezonden worden naar Ierland, dat zich net bevrijd had, en Spanje, waar een burgeroorlog dreigde. Daar is al veel minder aandacht voor in het boek.

De rest van zijn leven tot 1970 komt helemaal in een soms wat merkwaardige samenvatting voorbij. Zo noemt hij de namen niet eens van de vrouwen waarmee hij getrouwd was; of die van zijn kinderen.

Daarmee werden beide autobiografieën samen een boek dat over de leerjaren van een schrijver gaat. En indertijd, bij publicatie veertig jaar geleden, moet dat het Britse publiek veel hebben gegeven. Zij kenden Sir V.S. Pritchett allereerst als een succesvolle schrijver, met grote verdiensten voor de literatuur. Mooi dus voor hen dat hij terug durfde te kijken naar hoe moeizaam het allemaal gegaan was, in het begin. Met een vader die zijn poëzieverzameling in de kachel stopte, en een moeder die hem van school afhaalde. En met later de grote hoeveelheid tijd die het kostte om eindelijk een geregeld inkomen uit dat schrijven en die journalistiek te halen.

Hij noemde dit een boek over zijn schaamten.

Ik kende Pritchett amper van naam, en heb nog nauwelijks iets van hem gelezen. Laat staan dat ik iets aanvoel van de goede reputatie, zo niet publieke beroemdheid, die hij genoot. En dit maakte dat ik niet tot het publiek hoorde waarvoor dit boek in de eerste plaats bedoeld was.

Dus viel wat de autobiografieën boden mij uiteindelijk toch wat tegen, terwijl ik het tegelijk goed geschreven en humoristische boeken vond.

Maar, misschien ben ik daarmee ook wel gewoon op een beperking van V.S. Pritchett gestuit. Alle auteurs hebben sterke en zwakke punten. En aan vertelkracht ontbreekt het hem niet. Aan kritisch inzicht evenmin; en gelukkig negeerde hij daarbij de vaak zo tijdgebonden ideeën over literatuurkritiek. Wellicht mist er daardoor alleen ook iets aan afstandelijkheid, en nuttige abstractie in zijn werk.

Overigens gaf V.S. Pritchett in dit boek toe geen filosoof te zijn. Net als dat hij de verdiensten van zijn eigen kunnen, en ook de gebreken daarin, goed weet te benoemen. En over die ideeën heb ik toch ook wel wat aangetekend:

Zo merkte hij op, na voor het eerst gepubliceerd te zijn, na een grap te hebben opgestuurd naar een moppenrubriek:

It taught me one thing. If one had nothing to say one could at any rate write what other people said.

Of:

The act of writing excites me, but I have little sense of the merits or demerits of my work, though I have been obliged to recognize its general limitations. All writers know the gap between aspiration and performance and it plagues them. But I am curious to know why I have written this way and not that.

V.S. Pritchett, Midnight Oil
253 pagina’s
Chatto & Windus, 1971

V.S. Pritchett ~ Jeremy Treglown

Soms ook, kan de biografie van een schrijver als wegwijzer dienen. Wat is er in diens oeuvre het meest de moeite van het lezen waard? Ik hoopte in elk geval dat dit portret van V.S. Pritchett daar duidelijkheid over zou verschaffen.

Want, weliswaar is via Amazon, Alibris, of AbeBooks van veel schrijvers alles nog wel te krijgen. Die moeite moet ook de moeite en investering waard zijn.

Zo heb ik nog niemand een goed woord over zien hebben voor de romans die Pritchett schreef, op Paul Theroux na. Was hij zo’n goed verhalenschrijver, werd het op de lange baan schijnbaar nooit iets. En zo leerde ik dat het niet per se loont om die boeken te achterhalen.

In deze biografie meldt Pritchett misschien wel wat te ongeduldig te zijn om een goede roman te hebben kunnen schrijven.

It is my great difficulty as a novelist — if I have any serious right to call myself that – that my mind burns too quickly, consumes too many scenes & ideas & people and could rush through them all in one fierce fizzing gorse blaze, leaving me with the ashes of people. This defect combines fatally with the impersonal and summary , hit or miss training of journalism. I try to damp it down and learn patience and slowness. [139]

Dit boek diende ook om te zien hoe waarheidsgetrouw Pritchett’s autobiografieën waren geweest. Waaruit bleek dat hij in A Cab at the Door weleens wat al te gekleurd over zijn vader had geschreven. En ook duidelijk werd waarom er niets over zijn tweede huwelijk staat, in Midnight Oil — er was een ‘family secret’, zijn vrouw Dorothy had lang een drankprobleem.

Nuttiger nog was wat de biograaf over de verhalen van Pritchett schreef. Zoals ik al dacht, wordt daarin weleens een episode uit het leven van de schrijver gewogen. Bovendien heeft V.S. Pritchett tot ver na zijn tachtigste verhalen geschreven met een grote kwaliteit. Met éen bundel is het beeld van dat oeuvre absoluut niet compleet; en bovendien zijn zelfs in de Complete Stories uit de jaren negentig lang niet alle verhalen opgenomen.

Bovenal liet dit boek me het portret van een sympathieke man zien. Iemand die weliswaar zijn hele leven krap zat, omdat hij van de pen moest leven; en nooit een een bestseller scoorde. Maar iemand die ook onverminderd plezier in het schrijven bleef houden.

Geen van die aspecten is vanzelfsprekend, in een schrijversbiografie.

Jeremy Treglown, V.S. Pritchett
A Working Life

308 pagina’s
Chatto & Windus, 2004