Brandweerman & de parkeermeter ~ David Vlietstra

Er zijn een heleboel redenen om boeken te lezen. En de meeste zullen ondertussen wel voor mij hebben gegolden. Toch las ik niet eerder een boek uit met als enkele reden om te zien hoe de informatie gepresenteerd werd.

De brandweerman & de parkeermeter was niet helemaal voor mij bedoeld. Het is populaire inleiding in het onderwerp sociale psychologie. Maar omdat het vlot leest, was het boek uit voor het kon vervelen.

De auteur beschrijft in deze uitgave bijvoorbeeld een experiment dat bewijst hoe vrijwel iedereen door een autoriteit in een witte jas ertoe kan worden aangezet om een ander te martelen. Dus denk ik automatisch ‘Milgram’. En omdat de naam ontbreekt van de psycholoog die deze test bedacht, bekijk ik vervolgens of die nog wel ergens genoemd wordt.

En David Vlietstra blijkt dan een slothoofdstuk te hebben opgenomen waarin gelukkig alle genoemde proeven nog aan hun bedenkers worden gelinkt.

Voor de tekst heeft dit als grote voordeel dat die niet wordt opgehouden door uitgebreide verwijzingen, of ontsierd is door voetnoten.

Voor de lezer die weleens vaker over psychologie heeft gelezen, werkt dat gebrek aan bronnen soms hinderlijk. Mij lukte het tenminste nog niet om De brandweerman & de parkeermeter te zien als een boek vol quizopgaven, over mijn kennis van klassieke proeven uit de psychologie.

Wel had ik de neiging, maar dat is met vrijwel elk boek zo, om mijn kennis tegenover die van de auteur te plaatsen. En dan meen ik onder meer te weten dat het verhaal van Vlietstra niet klopt hoe mannen en vrouwen verschillend over seks denken. Voor hem geldt nog de klassieke opvatting dat vrouwen voorzichtig zijn in hun partnerkeuze, omdat de gevolgen anders zo groot zijn.

Dit zit anders. Waarschijnlijk. Al kan bij mensen cultureel bepaald gedrag nu net nooit uitgesloten worden.

Alleen heb ik zulks dan ook enkel gelezen, elders. Lezen levert toch ook maar een merkwaardig beeld op, van die werkelijkheid.

Bovendien heeft de werkelijkheid inmiddels geleerd dat de kennis uit de sociale psychologie weleens een stuk minder hard kon zijn dan auteurs als Vlietstra doen voorkomen. In 2011 kwam aan het licht dat de zo bejubelde onderzoeker Diederik Stapel jaren prachtige artikelen over gedrag heeft gepubliceerd over onderzoek dat nooit heeft plaatsgevonden.

En dat is nog éen ding. Dat zijn vakgenoten al die tijd geen enkele argwaan koesterden, en daarentegen Stapel hoog op het schil hesen, is pas bedenkelijk.

David Vlietstra, De brandweerman & de parkeermeter
Over sociale psychologie

127 pagina’s
Houtekiet, z.j.

Leugenmachine ~ Harald Merckelbach

Op afstand, zonder de heilige verontwaardiging van de media dat ik iets heel erg moet vinden, kan bedrog ook mooi zijn.

De leugenmachine biedt onder meer het fijne verhaal van een postbode die probleemloos dienstdoend psychiater bij een instelling in Duitsland kon worden — enkel omdat hij sociaal zo handig was dat hij precies inspeelde op wat de sollicitatiecommissie van hem wilde horen. Bovendien had hij zeer lovende getuigschriften. Zelf gemaakt.

Slechts door toeval werd deze dr. Postel ontmaskerd. En prompt deed zijn vroegere werkomgeving of de man alleen licht administratief werk had gedaan. Terwijl Postel nu juist zo goed beviel dat hij al snel was voorgedragen voor promotie. Hij blonk vooral uit in het schrijven van rapporten over criminele patiënten.

En als zijn gesprekspartners niet begrepen wat hij zei, weten zij dat daardoor zelfs aan hun eigen onkunde terzake.

Dezer dagen ben ik natuurlijk meteen geneigd om zo’n Postel in een zelfde licht te zien als een Diederik Stapel, en hele vakgebieden daarom als onnozel te zien. Tegelijk is dit onterecht. Goede oplichters zijn ook altijd charmeurs – en ons wantrouwen is nooit heel groot tegenover iemand die in gespecialiseerde omgeving opereert. Die moet zich wel heel vreemd gedragen wil opvallen dat hij of zij daar niet thuishoort.

Chirurgen genoeg die eerst moeten doden voor opvalt dat ze geen enkele opleiding in de geneeskunde hebben.

In De leugenmachine onderzocht Merckelbach opnieuw de grenzen van onze waarneming en de onbetrouwbaarheid van het geheugen. Omdat hij werkt in de forensische psychologie gaat het daarbij over casussen waarbij een vraag is of er een misdaad heeft plaatsgevonden, of juist niet. Het Strafrecht maakt nu eenmaal een groot onderscheid tussen overtredingen die bewust zijn gepleegd, en zaken waar een verdachte buiten zichzelf om zou hebben gehandeld.

Een grote vraag is bijvoorbeeld of bepaalde medicijnen of drugs iemands gedrag ineens fundamenteel kunnen veranderen.

En hoe zat het met dat slaapwandelen? Bestaat het dat iemand slapend allerlei vreselijke handelingen verricht, waar hij of zij na het ontwaken geen weet van heeft?

Merckelbach behandelt bovendien enkele gevallen waarin het vermoeden bestaat dat mensen simuleren. Want het kan lonen om bijvoorbeeld blijvende geheugenschade te faken, om zo een aardig verzekeringsgeldje op te strijken en voortaan niet meer te hoeven werken.

Zulke simulanten zijn dan testen, door ze proefjes te laten doen die patiënten met bewezen geheugenproblemen ook hebben gedaan – waardoor afwijkingen al redelijk gauw opvallen.

Dus is De leugenmachine een pleidooi voor betere forensische expertise in de rechtszaal. Opnieuw. Omdat ook zo veel deskundigen zichzelf bedriegen. Door hun vakliteratuur niet bij te houden bijvoorbeeld. Of doordat ze er een onwetenschappelijke manier van denken hebben.

Zo voorzien gerechtspsychiaters volgens Merckelbach verdachten bijvoorbeeld veel te makkelijk van het label Posttraumatische stressstoornis (PTSS).

En daarmee heeft dit zeer goed geschreven boek dus ook nog een waarschuwing in petto, zo niet een boodschap.

Harald Merckelbach, De leugenmachine
Over fantasten, patiënten en echte boeven

255 pagina’s
Contact, 2011

Ontsporing ~ Diederik Stapel

Een publieke biecht vervult mij altijd met plaatsvervangende schaamte. Want ik word in een positie gedwongen die ik helemaal niet hebben wil. Waarom zou het aan mij zij om iemand de absolutie te verlenen?

Maar ineens moet ik dus oordelen over een misstand, of een misdaad. Waarbij de dader weet dat een bekentenis onwillekeurig mededogen oproept. Bij mij. Bij ieder ander. Omdat hij zich zo kwetsbaar opstelt.

Helemaal link wordt het dan als deze dader ook nog over enig psychologisch inzicht beschikt. Indertijd vermoedde ik over de autobiografie van Ingmar Bergman al dat hij er op speculeerde een beter mens te lijken door zijn tekortkomingen zo uitgebreid te beschrijven.

Dus was de autobiografie van de sociaal-pysycholoog Diederik Stapel zeker niet onbevangen te lezen.

In Ontsporing biecht hij op grote delen van de data te hebben verzonnen waarop veel van zijn onderzoek was gebaseerd. Maar dit is een bekentenis die al eerder publiek werd. Want het bedrog had al tot ontslag op staande voet geleid, en tot de instelling van een universitaire onderzoekscommissie.

Punt was alleen dat ik het rapport van deze commissie Levelt over het bedrog, dat vorige week verscheen, merkwaardig gekleurd vond. Kinderachtig is het zelfs op punten. Zo wordt iedereen die in de tekst voorkomt met al zijn universitaire titels genoemd, maar gaat het zo vaak over ‘de heer Stapel’ dat dit badinerend wordt.

Punt was ook dat ik geen goed beeld had van die Stapel — behalve dan dat de media steeds tamelijk hysterisch over zijn wetenschappelijke bedrog hebben bericht.

Mij was daarbij een beeld geschetst van een charismatische wonderman, door alle universiteiten in Nederland gewild. Hoogleraar op zijn 32-ste. Beroemd tot ver over de grenzen.

En dat zal. Maar wat zegt dat? Ik heb de menswetenschappen niet zo heel hoog als wetenschap. Hun methodieken en resultaten zijn zo gevoelig voor modes en toevalligheden, en zo weinig hard. Als ik psychologieboeken lees, is dat ook omdat ergernis heel prettig kan zijn.

Een voorname claim van Stapel’s sociale psychologie is dan weer dat dit vakgebied weleens kennis oplevert waarmee iemand later een Nobelprijs economie wint. Maar ook dat lijkt me nu net een softe en vaak wat willekeurige Nobelprijs; dat is allereerst het sponsorspeeltje van een bank.

En toch wilde ik meer weten, omdat zo veel aan de zaak me onduidelijk was.

Stapel faalde alleen als wetenschapper al doordat bij hem nooit een onderzoek mislukte. Wat simpelweg niet kan. Net als dat hij datasets produceerde die onmogelijk waren; omdat de werkelijkheid altijd zo veel grilliger is dan een fraudeur het lukt te bedenken.

Heel diep gaat Diederik Stapel in zijn boek ook niet in op hoe hij fraudeerde. Ontsporing legt wel uit wat hij zoal deed, maar niet wanneer, en waartoe.

Hij, of zijn vakgroep, kreeg dan ook € 1,4 miljoen aan onderzoekssubsidies. Het onderzoek loopt nog naar wat met dit geld gebeurd is. Stapel hoefde bijvoorbeeld geen beloningen te verstrekken aan mensen die deelnamen aan zijn enquêtes — hij wist hun antwoorden toch al, dus hoefden deze niet te worden ingehuurd.

Of het tot strafrechtelijk onderzoek komt, moet dus nog blijken. Maar het zou mij niet verbazen dat Stapel vooral nu even als voorbeeld gebruikt wordt, om al die universitaire faculteiten in den lande tot mentale hygiëne te dwingen.

Ondertussen verandert er niets aan de omstandigheden waarin wetenschappers moeten functioneren. Aan die zo politiek-correcte drang van buitenstaanders om alleen ‘maatschappelijk relevant’ onderzoek te bekostigen. Aan die plicht om met grote regelmaat ergens een artikel te publiceren.

En Stapel is een sociaal-intelligent man, in de eerste hoofdstukken van zijn autobiografie tenminste. Dan ook toont hij zich telkens een hoogleraar die een college psychologie geeft over wat zoal bepalen kan hoe een mens zich gedraagt. Dus legt hij uit dat er een grote druk op hem rustte om regelmatig met iets te komen.

In die eerste hoofdstukken is Ontsporing daardoor zelfs bijna een goed boek.

Mede daardoor trad als vanzelf het hier aan het begin beschreven mechanisme op. Zijn biecht zadelde mij al gauw met empathie op. De man heeft een liefhebbende vrouw, de man heeft kinderen. Er waren omstandigheden.

Gelukkig dus maar dat het boek te lang is, en uiteindelijk te larmoyant werd in zijn impliciete verzoek tot mededogen.

Want over de mensen die bij hem promoveerden gaat het juist niet. Terwijl hun loopbaan in de knop kan zijn gebroken door hun blijvende associatie met hem, de fraudeur. Zelfs op universiteiten gaat het er eerder om wie je kent dan wat je kent.

Dus nog altijd denk ik, zijn rector had hem alleen moeten laten in een kantoortje, heel ouderwets met een fles whisky en een geladen pistool. Omdat er slachtoffers zijn gemaakt.

Ondertussen maak ik me heel wat bozer over de sterfgevallen in ziekenhuizen die volkomen onnodig zijn omdat zo veel medisch personeel het nog altijd verdomd fatsoenlijk hun handen te wassen. Om maar éen andere misstand te noemen met direct verwijtbare gevolgen.

Diederik Stapel, Ontsporing
317 pagina’s
Prometheus, 2012

** update 28 vi 2013: ruim een half jaar later werd bekend dat Stapel zijn fraude ‘voor het vals opmaken van datasets’ deels kon schikken met Justitie.