Art. 285b ~ Christiaan Weijts

► door: A.IJ. van den Berg

Boeken als deze maken het soms moeilijk er een boeklog op na te houden. Het liet me namelijk onverschillig. Waarschijnlijk omdat voor mij de gebreken de wel degelijk aanwezige kwaliteiten onderuit haalden. Maar ik mag niet uitsluiten de enige te zijn die daar zo over denkt. Deze roman was namelijk een succes, en werd me zelfs met klem aangeraden. Dus moet ik nu tenminste nog éen iemand, naast de auteur, teleurstellen met mijn opinies. Tegelijk bevestigt dit dat het doorgaans weinig zin heeft om rechtstreekse aanbevelingen op te volgen, tenzij ik van iemands belezenheid overtuigd ben geraakt.

Art. 285b dringt wel een vraag op die misschien voor andere boeklogjes nog eens nut heeft.

In hoeverre heeft een roman een plot nodig? Of anders gezegd, hoeveel voorspelbaarheid kan een boek verdragen?

Vast staat voor mij dat ik nieuwsgierig moet blijven, om door te kunnen lezen. Er moeten redenen zijn om de bladzij om te slaan, en zelfs in een roman is de voornaamste reden daarvoor toch dat ik wil weten hoe het verder gaat. Daarbij maakt het me doorgaans niet eens zo veel uit of ik het einde al ken, of niet. Om een extreem voorbeeld te geven, ik weet bij voorbaat al dat het voor de boef slecht afloopt aan het eind van een policier. Maar dit geeft niet. De voor het lezen zo noodzakelijke verbazing wordt juist opgeroepen door alle verwikkelingen die uiteindelijk leiden tot de arrestatie, of de dood.

Van Christiaan Weijts’ roman wist ik binnen twintig pagina’s al welke ontwikkelingen er komen zouden. In de resterende driehonderd pagina’s was er helaas niets dat mijn eerdere vermoedens ontkrachtte. Ja goed, enkele subplotjes spiraalden soms wel aardig om de hoofdlijn heen – die brachten nog wat afleiding. Maar hoe goed geschreven ook, taalpracht die verder niets teweegbrengt, slaat dood.

Dit boek is in éen zin samen te vatten. Alle daarvan afwijkende ontwikkelingen zijn daardoor te beschouwen als vulling, al heeft de auteur dat misschien niet zo bedoeld. En wil ik gewoon die ene kernzin niet al direct uit het eerste hoofdstuk kunnen distilleren.

Art. 285b gaat over de vraag wie er schuld heeft in een stalkingzaak: de jonge pianoleraar [Steijn] die voor moet komen of de vrouw [Victoria] die hem heeft aangegeven.

Maar zelfs haar naam geeft al veel weg over de inhoud van dit boek.

De roman wordt verteld vanuit dat mannelijke personage, en gelukkig brengt Weijts voldoende elementen in om hem over zijn hoofd heen toch ook onsympathiek te maken voor de lezer. Tegelijk is er door dit vertellersperspectief weinig objectiefs in de beschrijving van de vrouwelijke hoofdpersoon. En daarin lukt de schrijver dan toch te weinig. Zeker, ook zij krijgt tal van merkwaardige trekjes mee. En Weijts slaagt er zo af en toe ook wel in om de lezer anders over haar te laten denken dan de hoofdpersoon aan het beschrijven is. Maar diens obsessie voor haar bleef me volkomen onduidelijk. Terwijl die wel de crux is van dit boek. Omgekeerd begrijp ik helemaal niet wat zij in hem ziet, maar à la.

Toch denk ik dat goed schrijven daar begint. Dat een auteur er in moet slagen om enige belangstelling op te roepen voor de verwikkelingen van wat objectief beschouwd best eens abjecte wezens kunnen zijn.

Nu is het natuurlijk zo dat de sympathie, of empathie, bij de lezers nauw verband houdt met hun persoonlijke voor- en afkeuren. Ik ga er daarom ook vanuit de meeste boeken totaal subjectief te lezen; dat is voor boeklog zelfs maar het uitgangspunt geworden.

En dan lukt het Weijts bijvoorbeeld wel om het mij normaal te laten vinden dat die pianoleraar in een subplot een relatie aangaat met een minderjarige leerlinge [Rosetta]. Terwijl dat voor mij zowat het grootste taboe is dat er bestaat in [een deel van] mijn dagelijks werk. Al klinkt taboe dan net verkeerd. Het is niet of ik er moeite mee heb van mijn leerlinges of studentes af te blijven; de gedachte dat het ook seksuele wezens zijn, komt niet eens bij me op. Ik heb daarvoor te veel macht over ze — zij worden aan mijn zorg toevertrouwd. Kinderen zijn het daarom.

Maar juist dat het Weijts niet lukt om mij uit te leggen waarom de vrouwelijke hoofdpersoon zo bijzonder is, naast wat pianoman over haar zegt, maakt ook de invulling van de al zo voorspelbare ontwikkelingen niet vreselijk boeiend. Daarom is dit een boek om gauw te vergeten.

Christiaan Weijts, Art. 285b
roman
325 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 2006

[x]