Ode aan de arbeid ~ Alain de Botton

► door: A.IJ. van den Berg

Mijn kennismaking met de Britse schrijver Alain de Botton verliep alweer lang geleden via de roman Kiss & Tell. Dat was een liefdesgeschiedenis, die vermomd werd als biografie van een doodgewone jonge vrouw. En juist de tegenstelling tussen dat pompeuze literaire begrip biografie, en dat meisje waarin alleen die verliefde biograaf iets bijzonders zag, leverde een heel prettig en nieuw soort boek op.

Geen van De Botton’s andere boeken vermocht iets van dat allereerste enthousiasme op te roepen. Hij kan schrijven, dat is het punt niet. Hij kan ook goed inzichten van anderen overbrengen. Of enthousiast over zijn voorkeuren vertellen. Bijzonder wordt hij daarbij alleen nooit. De Botton laat telkens het vanzelfsprekende als vanzelf spreken. Dat is soms nuttig. Maar daarvoor lees ik normaal geen boek.

En zo ook was mijn reactie op deze Ode aan de arbeid. Die bestaat uit een boek van 352 pagina’s in vertaling, dat desondanks binnen het uur uit was, omdat tweehonderd pagina’s gevuld zijn met foto’s, en de tekst groot gezet is.

De Botton leek me vooraf aan het lezen een aantal zeer wezenlijke vragen aan de orde te stellen over werk, in deze tijd. Ons werk is zo belangrijk dat we er een groot deel van onze identiteit aan ontlenen. We zeggen zelfs ons beroep te zijn. Tegelijk zal veel van wat mensen doen op anderen betrekkelijk zinloos overkomen.

De knapste koppen brengen hun beroepsleven door met het vereenvoudigen of versnellen van buitengewoon banale handelingen. Ingenieurs schrijven dissertaties over de snelheid van scanmachines, en bedrijfsadviseurs wijden hun carrière aan minieme beperkingen van het aantal bewegingen dat vakkenvullers of vorkheftruckbestuurders moeten maken. [47]

En dan zit er telkens wel wat vervreemding in de tekst, maar naar mijn smaak blijft die veel te voorspelbaar. Elk werk lijkt raar voor wie dat niet dagelijks doet, maar dit lijkt me niet het meest wezenlijke punt. En dat werken gauw een last kan zijn, is dit al evenmin.

Het boek bestaat uit reportages, waartoe De Botton tien verschillende werkkringen bekeek. Die variëren onder meer van een koekjesfabriek in Wallonië, tot een accountantskantoor in Londen, een beroepskeuzekantoortje aldaar, of het leven van een kunstschilder — die na twee jaar ploeteren op schilderijen van telkens dezelfde boom ongeveer het inkomen binnenhaalt van een slechte loodgietersknecht — en ook was hij onder raketspecialisten in Guyana, bij een lancering.

Waren de gesprekken met de zelfstandig ondernemers aan het slot op zich het leukst; al koos De Botton er voor om alleen met uitvinders en andere luchtfietsers te praten, en zonder commentaar hun onhaalbare ideeën te laten passeren. Wat dit stuk daardoor alleen al wat een naar dédain gaf.

En dus was het met dit boek weer als vanouds. De Botton schrijft soepel. Sommige passages in dit boek waren zelfs amusant. Maar waar hij iets wezenlijks van deze tijd had kunnen raken, bleef het toch bij oppervlakkigheden; en kwam er niets langs wat ik niet zelf al had bedacht. Waarom nu juist deze tien beroepen zijn uitgekozen, werd uit het boek niet duidelijk. Wat de ene reportage over de andere zegt, of daaraan toevoegt, al evenmin.

Alain de Botton, Ode aan de arbeid
352 pagina’s
Atlas, 2009
vertaling door Jelle Noorman van The Pleasures and Sorrows of Work, 2008

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden