Red ons van de dichters ~ Menno Wigman

► door: A.IJ. van den Berg

Ik las een perfecte Wigman. Een boek dat een favoriet had kunnen zijn. Een uitgave om te koesteren, om met regelmaat te herlezen. Of gewoon om even uit de kast te pakken, en dan een willekeurige pagina op te slaan, om even gesterkt te worden door een idee.

Alleen bestaat dit boek niet. Ik had het slechts zelf gecreëerd, door kort op elkaar twee prozaboeken van Menno Wigman te lezen. Waarop in mijn hoofd het ene het andere aanvulde.

In de bundel Red ons van de dichters staan namelijk zeventig pagina’s met dagboekbladen, geschreven over of tijdens een verblijf in Berlijn. Even daarvoor is trouwens nog een essay opgenomen over David Bowie’s periode in dezelfde Großstadt.

En een uitgave waarin dit dagboek naast dat andere zou komen te staan, dat Wigman schreef over zijn verblijf in Den Dolder, en al apart werd uitgegeven, lijkt me een heel krachtig boek op te leveren. Het zou een fraai deeltje privé-domein kunnen zijn bijvoorbeeld. Alleen al om de tegenstelling tussen de schijnbare stilstand van het leven op een geïsoleerd inrichtingsterrein, en de dynamiek van het bestaan in een miljoenenstad.

Of bestaat daar wel zo veel verschil tussen? Voor een dichter? Die misschien wel allereerst in zijn hoofd leeft? En niet zo zeer beschrijft wat hem dagelijks overkomt, als welke ideeën hij opdeed, de welke anekdotes hem te binnenschoten.

Red ons van de dichters is nu vooral een verzamelbundel van ongelijksoortige elementen. Er is een afdeling poëziebesprekingen. Het boek heeft een deel met essays over kunstenaars die in de gevangenis zaten. Zowiezo heeft Wigman toch al een voorkeur voor de duistere romantiek van het fin de siècle. Er is dat dagboek. En de uitgave opent met enkele persoonlijk getinte essays.

Wigman begint dan sterk door over een rampzalig optreden te vertellen waarvoor hij was ingehuurd als dichter. Ga alleen maar eens in een stadsbus aan een willekeurig publiek verzen voordragen. Zonder geluidsinstallatie. Met megafoon.

Hij moest alleen wel. Hoewel Wigman vlot verkoopt, voor een dichter, verdient hij met optredens het grootste deel van zijn inkomen.

Tegelijk komt hij in zijn prozastukken telkens direct of indirect terug op de zinloosheid van het dichtersbestaan. Poëten veroorzaken geen revoluties. Dichten levert geen noemenswaardige inkomsten op. En de gevoeligheid voor taal is in het dagelijkse leven eerder een vloek dan een zegen.

En toch moet ook het volgende gedicht geschreven worden. Zelfs al kan dit tijden duren. Zelfs al kan dat zo veel blootleggen dat Wigman vervolgens liever niet heeft dat iemand het hup op internet zet. Want natuurlijk is er niets belangrijker dan poëzie.

Menno Wigman, Red ons van de dichters
239 pagina’s
Prometheus, 2010

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden