Obsessive Compulsive Cycling Disorder ~ Dave Barter

► door: A.IJ. van den Berg

Als ik iets doe, en daar plezier in krijg, dan vormt zich na een tijd vanzelf de wens om er nog beter te worden. In wat die bezigheid ook zijn mag. Tegelijkertijd staan er dan altijd wetten in de weg, en praktische bezwaren.

Mijn boeklogjes werden er niet beter op toen ik er meer tijd voor uit trok om ze te schrijven, en er een stuk minder hoefde te maken.

Ook met mijn fietsen zijn er nu grenzen waarop ik stuit. Zo zou het allicht baat hebben om mijn buik- en rugspieren bewust te gaan te trainen. Of om minstens éen keer in de week aan intervaltraining te doen op de fiets; om mijn hartslag dan een paar keer flink de hoogte in te jagen, en het lijf te doen zweten.

Of ik zou gezelschap op kunnen zoeken, omdat sportieve prestaties altijd beter worden als anderen met krekt dezelfde inspanning bezig zijn.

Om beter te worden in iets is het zo af en toe nodig buiten de normale oevers te treden.

Grootste bezwaar tegen al die extra moeite is dat ik die allemaal al eens verricht heb. Lang geleden. Ooit was het normaal voor mij om 250 herhalingen te doen op een dag van ene buikspieroefening — dat ging zelfs door onder school of werk. Even zelfs fietste ik met regelmaat in een groepje hardrijders mee. Die deden dan sterke stukken; zoals op éen dag een rondje rijden om de voormalige Zuiderzee.

Ik verlang geen tel terug naar die inspanningen van toen. Ondanks dat ik er nu vast baat bij zou hebben. Ze waren allereerst geestdodend. Ze waren iets om tevreden op terug te kijken, nooit iets om met plezier te beleven.

En vanuit deze gemoedstoestand las ik het boek Obsessive Compulsive Cycling Disorder; een verzameling van persoonlijk gekleurde artikelen over fietsen van de Brit Dave Barter. Want het viel me meteen op dat veel van diens verhalen juist gaan over het opzoeken van zijn grenzen. Net als dat hij dit dan doorgaans deed in georganiseerde evenementen, tussen anderen. Streed daarbij niet zelden ook een bekende met hem mee.

Hij is ook lid van een fietsclub, met wekelijkse clubritten, en acht dit vanzelfsprekend. Al gaat zijn liefde eigenlijk uit naar het mountainbiken.

Zelfs zijn verhaal over de klassieke Britse fietsvakantiereis — van Land’s End naar Jon o’ Groats — draait allereerst om de inspanningen die hij daarin leveren moest. Terwijl zo’n fietsreis toch echt geen wedstrijd is.

Dave Barter komt daardoor over als een ietwat fanatiek man. Al relativeert hij tegelijk genoeg om niet ook met duidelijke humor te schrijven over dat fietsen.

En hij schrijft ook vanuit de verdediging — omdat het fietsen in andere landen dan Denemarken of hier niet iets vanzelfsprekends is, maar een bewust gekozen sport. Waardoor er elders dus altijd die extra plicht bestaat om tegenover buitenstaanders te moeten bewijzen dat fietsen geen compleet zinloze bezigheid is.

Ofwel, ik las een boek van iemand die veel fanatieker met dat fietsen is dan ik, en tegelijk was het alsof de auteur een onvergelijkbaar ander tijdverdrijf heeft.

Gelukkig dus maar dat ik niet enkel lees om bevestiging te vinden van mijn opvattingen. Mijn voornaamste persoonlijk gekleurde reactie op dit boek was dan weer: jammer toch dat er zo weinig heuvels zijn in Nederland; laat staan hellingen van enige betekenis.

Dave Barter, Obsessive Compulsive Cycling Disorder
214 pagina’s
Phased Publications, 2012

[x]opgenomen in het dossier:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden