dit is het dossier:

Henk Blanken

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Mediamores ~ Henk Blanken

Aan de boeken over de media of de weblogjes van Henk Blanken kleven voor mij wat principiële bezwaren. Hij is adjunct-hoofdredacteur bij een krant, en werkte voordien als journalist. Dit betekent dat zijn blikveld nauw is, want gevormd in deze praktijk. Als hij eens een ontwikkeling samenvat, wordt dit vrijwel steeds vanuit dit beperkte perspectief gedaan. En als Blanken eens iets verrassends formuleert, is dat door iemand anders te citeren. Zo werkt een journalist nu eenmaal altijd. Zogenaamd objectief.

Verder ontkomt Blanken niet aan het vooroordeel te menen dat de Nederlandse journalistiek met grote kwaliteit een belangrijke maatschappelijke functie vervult. Dit idee maakt het vervolgens dus tot een probleem dat de oplages van de kranten dalen, en dat die zich online al evenmin erg bepalend tonen.

En toch worden de meeste kranten in Nederland uitgegeven om pagina’s met advertenties bij het publiek thuis te bezorgen, denk ik dan. En zeker niet in de eerste plaats om het nieuws.

Nu geldt voor mij net zo goed dat ik vooroordelen heb als Blanken. Zo dwingt mijn scholing tot historicus me om ontwikkelingen breder te willen zien. Dus klaag ik steevast als me dat perspectief niet geboden wordt.

Dat levert in dit geval het probleem op dat Mediamores op zich een goed geschreven en verhelderend boek is over enige recente ontwikkelingen in de online-media. Maar dat het mij tegelijk veel te weinig nieuws en opmerkelijks vertelde. Bovendien leeft Blanken te zeer in dit moment, en is er die opvallende tunnelvisie bij hem.

De misschien wel belangrijkste pagina’s uit dit boek staan achterin, in een bijlage. Daar prijkt een nieuwe ethische leidraad voor journalisten; die oude richtlijnen uit de jaren ’90 vervangt. Deze ‘Code voor de journalistiek’ — die niet zo mocht heten omdat journalisten allergisch zijn voor de dogma’s die ‘code’ oproepen — werd door Henk Blanken met anderen opgesteld voor het Genootschap van Hoofdredacteuren. En hoewel de gedragslijn werd aangepast om het bestaan van internet, kleven er precies dezelfde bezwaren aan als ik elders al eens formuleerde over ethiek en journalistiek.

Aan een journalist zijn misschien wel gedragsregels op te dringen — dat hij of zij hoor en tegenhoor toepast, en meldt wie precies de bronnen zijn bij een beschuldiging — maar als het de industrie waarin deze journalist werkt stelselmatig ontbreekt aan ethisch niveau, is zo’n persoonlijke ethiek werkelijk niet meer dan een schaamlap.

Een in dit geval relevant voorbeeld ter uitleg. Zodra hoofdredacteuren, of hun adjuncts, weer eens ronken dat kranten een zo noodzakelijke waakhond voor de democratie zijn, negeren zij daarbij altijd voor het gemak dat hun werkgevers diezelfde democratische controle sinds de jaren ’70 geheel hebben uitgehold. Vrijwel alle zelfstandige kranten zijn inmiddels opgekocht door concerns. Alle plaatselijke nieuwsbladen die nog weleens over gemeenteraadsvergaderingen schreven, werden inhoudsloze huis-aan-huis-krantjes.

Het verbaast me daarom hogelijk dat bijvoorbeeld alleen in een autobiografische strip als van Barbara Stok kritiek te lezen is op de zo gebruikelijke vermenging van redactie en acquisitie bij de lokale kranten. Of dat media-onderzoekers altijd zo vreselijk makkelijk negeren welke invloeden van buiten er zijn op wat krantenredacteuren kunnen schrijven.

Net als dat het me verbaast dat wetenschapper na wetenschapper boeken kan publiceren over waar het in Nederland op democratisch niveau aan schort, maar journalisten het belang van wat politici zeggen nog immer blijven overdrijven. Want, daar worden ze nu eenmaal zelf een beetje machtig van.

Blanken redeneert niet zelden vanuit idealen die zo nooit bestaan hebben, en vertekent daarmee al het nuttige wat hij te zeggen heeft.

Henk Blanken, Mediamores
Over digitale cultuur, bloggende burgers
en journalistieke ethiek

256 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2009

Pistoolvinger ~ Henk Blanken

Radio- of televisieprogramma’s waarin een schrijver iets komt vertellen over een nieuw boek interesseren me doorgaans het meeste niet. Zulke items gaan te vaak allereerst over zo’n auteur, en dat is voor mij nu net de minst boeiende invalshoek.

Op deze simpele vuistregel zijn er twee uitzonderingen.

Soms brengt iemand een dusdanig autobiografisch gekleurd werk uit dat hij of zij wel even het belangrijkste element is van zo’n boek.

En daarnaast bestaat er nog het radioprogramma Kunststof, waarin de gesprekken bijna een heel uur duren. Sommige interviews met schrijvers daarin zijn zo sterk, dat me inmiddels duidelijk werd dat ik eerst een hele tijd moet wachten om het boek te gaan lezen dat me door zo’n gesprek is gaan intrigeren.

Sommige interviews vervangen voor mij zelfs het lezen van zo’n boek. Nuttig, omdat ik ze altijd beluister op momenten dat lezen even niet kan.

En het gesprek met Henk Blanken [1959] maakte zo veel indruk dat me zelfs bijstaat waar ik was, toen ik de podcast beluisterde met de Kunststof-uitzending waarin hij langskwam; in het najaar van 2014.

Uitgangspunt van zijn verhaal is dan ook niet misselijk. Blanken was amper 51 toen hij de diagnose kreeg Parkinson te hebben — wat daarmee plots veel verklaarde over de ouderdomskwaaltjes die hem waren gaan kwellen. Het struikelen, het verlies van zijn reuk, de gaten in het geheugen ineens.

En Parkinson is ongeneeslijk; hoogstens kan het verloop van de ziekte met medicijnen worden vertraagd. Bestaat een ander vooruitzicht er uit dat patiënten een grote kans lopen om Alzheimer te krijgen.

Henk Blanken maakte op dat moment deel uit van de hoofdredactie van het Dagblad van het Noorden. Mede om bezuinigingen bij deze krant gaf hij die positie op, om toen op de redactie onderzoeksjournalistiek te belanden.

De diagnose zette hem ook aan tot het schrijven van wat uiteindelijk Pistoolvinger zou worden — dat is een uitgave waarin dat persoonlijke verhaal over ziekte en aftakeling afgewisseld worden met andere autobiografische impressies, en lange stukken die eerder in de krant verschenen.

Voor éen zo’n reportage, over een nog jongere Parkinson-patiënt bij wie in de hersenen elektroden werden ingebracht, om het trillen te kunnen controleren, won Blanken zelfs nog een internationale prijs.

En al zal dit boek niet zulke diepe herinneringen achterlaten als die ene podcast met de schrijver ooit deed. Toch dringt zich nu wel de vraag op waarom boeken als deze, en vergelijkbare uitgaven, waarin een auteur enigszins laconiek over de versnelde aftakeling richting de dood schrijft, me nu even zo intrigeren, en raken.

Zal het mijn leeftijd zijn?

Is het om de troost die zulke schrijvers vonden in het doorgaan met dat schrijven?

Iedereen die schrijft, zal bovendien weleens gemerkt hebben hoe zo’n tekst, en alle stilering daarin, op den duur de werkelijke herinnering gaat vervangen. Bij een auteur van wie de lezer weet dat het geheugen waarschijnlijk helemaal verdwijnen zal, is daarmee de luttelste snipper autobiografie ineens een memento dat wel nooit meer verbeterd zal kunnen worden.

scheiding

     Of ik nog vragen heb?
     ‘Blijf ik helder?’
     ‘Wat bedoelt u daarmee?’
     ‘Kan ik blijven lezen, denken en schrijven?’
     Mijn vraag is geen vraag, het is een voorwaarde. Dat ik ziek ben, besluit ik bijna ter plekke, is te doen. Tien jaar is lang. Vijftien jaar zou mooi zijn. Dan kan ik tot mijn pensioen blijven werken. En kalmer aan doen? Daar had ik sowieso eerder mee moeten beginnen.
     Ik kan leven met de gedachte dat ik iets onder de leden heb, onder één conditie. Het is alsof ik een lening afsluit. Een langlopende hypotheek. Tegen een acceptabele rente, zij het aflossingsvrij — de schuld blijft staan.
     Lezen, denken, schrijven.
     Mijn pertinente vraag moet klinken als de ontbindende bepaling in het koopcontract. We kunnen hiermee uit de voeten, heren artsen, het is wat het is,dat snappen we wel, maar leest u ook even de kleine lettertjes?
     ‘U wordt niet blind, als u dat bedoelt. En u blijft helder denken, maar uw bewegingen worden trager.’
     De neuroloog (‘Ik begrijp dat dit voor u belangrijk is’) zou niet weten waarom het niet zou kunnen — lezen, denken en schrijven, maar ik wil in zijn stem een grotere stelligheid horen dan hij erin heeft gelegd. Het is geen belofte waaraan ik hem zal kunnen houden.
     Of ik bang werd toen ik hoorde wat ik had, zal iemand mij later vragen.
     Eigenlijk niet.
     De potsierlijke werkelijkheid is dat ik al tijdens het gesprek met de twee artsen de scène aan het schrijven ben. Ik moet dit onthouden. Geuren, kleuren, dialoog, handeling, climax. […]

Henk Blanken, Pistoolvinger
Parkinson en de schoonheid van het verval

208 pagina’s
Atlas Contact, 2015

PopUp ~ Henk Blanken & Mark Deuze

Digitale media maken veel mogelijk. Dat u op dit moment een recensie van een boek leest op een beeldscherm, bijvoorbeeld. Maar al die nieuwe digitale mogelijkheden samen zorgen ook voor verwarring. Want, er bestonden al media. En die hadden al vaste manieren van werken. Bovendien hebben ze beproefde bedrijfsmodellen, die vaak behoorlijk winstgevend waren. Alleen neemt zo langzamerhand de zekerheid af dat de oude media grote hoeveelheden kijkers, luisteraars, en lezers kunnen blijven trekken. Gaat het nog niet eens over hun advertentie-inkomsten; of het gegeven dat adverteerders oorspronkelijk vooral drukte beloonden, en nu steeds meer hun reclame richten op mensen die er echt belangstelling voor kunnen hebben.

PopUp belooft te laten zien wat er op dit moment allemaal speelt in het medialandschap. En, alsof de schrijvers ook in vorm wilden aantonen dat verwarring regeert, is dit een warrig opgezet boek. Terwijl bij hen praktijkkennis toch gelinkt zou moeten zijn aan theorie; Blanken is adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden, en Mark Deuze is mediawetenschapper.

De auteurs verdedigen die chaos, door te stellen dat er wel degelijk een rode draad door het boek loopt. Want, om met de oude Mulisch te spreken, niets wordt genoemd dat iets anders niet aanraakt. Alles heeft verband met elkaar. De ene innovatie hier kan veranderingen veroorzaken op een heel ander terrein.

Dit lovenswaardige uitgangspunt leidt vervolgens wel tot een groot aantal merkwaardige keuzes. Waar ik me aan ergerde, omdat de auteurs in hun drang tot overzicht vreemde beslissingen nemen, en daarmee soms onjuistheden introduceren. Hun gebrek aan visie stoorde.

Zo is inmiddels een gegeven dat iedereen van mediaconsument ook mediaproducent kan worden. Plaats bijvoorbeeld maar een reactie onder aan dit boeklogje, en er kan ineens een dialoog ontstaan. Schrijf iets inhoudelijks op, of verbeter mij, en gezamenlijk brengen wij nieuwe lezers meer dan ik alleen kon leveren.

Hebben de lezers wel pech die al langskwamen voor u een reactie plaatste.

Alleen illustreren Blanken en Deuze de kracht van die gezamenlijkheid opmerkelijk genoeg door op krukkige manier uit te leggen wat de betekenis van open source software is. Om maar éen voorbeeld te geven dat het de auteurs niet per se te doen is om media, maar dat werkelijk alles digitaal ineens van belang schijnt te zijn.

Niet dat zij onwaarheden opschrijven over open source software. Maar ze laten de open source-beweging bijvoorbeeld beginnen op het moment dat Netscape de broncode van zijn browser publiek beschikbaar stelde. Naar de tijdrekening van het wereldwijde web vond dit moment inderdaad in de duistere Middeleeuwen plaats. Maar iedereen met een beetje inzicht in de geschiedenis van het programmeren weet wel beter.

Bovendien, elk computerprogramma werkt met algoritmen. En algoritmen zijn al gemeenschappelijk bezit sinds er wiskundigen bestaan.

Verder ook, denkers over technologie, zoals Mumford, gingen nu juist al uitgebreid in op de immense betekenis van vermogen van mensen om vrijwillig samen te werken.

En daarmee verwoord ik mijn belangrijkste bezwaar tegen dit boek. Veel van wat de auteurs nieuw en opmerkelijke noemen, is dit niet per se. Mechanismen als vrijwillig samenwerken bestonden al. De mens is een sociaal dier, dat best goed wil doen. Wat wel door de opkomst van internet verandert, is dat grenzen en afstanden niets meer te betekenen hoeven te hebben; dat wereldwijd zielsverwanten elkaar makkelijker dan ooit kunnen vinden.

Maar de interessantste vragen die deze ontwikkeling oproept, worden door Blanken & Deuze niet gezien. Hoeveel mensen steken nu echt die grens over, om maar eens wat te noemen? Vrijwel al die sociale verbanden online, of het nu om open source software gaat, of om fora, of om netwerksites, zijn op dit moment nog nationaal gekleurd. Maar blijft dat zo? En wat betekent dit dan weer?

De auteurs hebben er sowieso weinig oog voor dat de massamedia de latente kwaliteit hadden om sociale banden te versterken. Ze melden nog net dat kranten vroeger allemaal politiek gekleurd waren, en dat mensen meenden er lid van te zijn — en niet abonnee. Maar Blanken & Deuze constateren slechts dat de verzuiling in Nederland op een gegeven moment ophoudt. En door zo blind over die nieuwe sociale samenwerkingsverbanden online te jubelen, negeren ze de mogelijkheid dat internet maatschappelijke verschillen enorm kan versterken.

Het is zo willekeurig wat er wel in het boek staat. Zo wordt geëindigd met iets dat een soort collegedictaat van Deuze lijkt voor de opleiding journalistiek. Waarin hij zijn studenten sust, en geruststelt dat alle veranderingen ook met allerlei nieuwe uitdagingen komen, voor het vak. Het hoofdstuk daarvoor gaat dan weer over bedrog dat journalisten hebben gepleegd. Waar het enig nieuwe aan is dat plagiaat, of het interviewen van niet bestaande mensen, sneller dan vroeger uitkomt, omdat internet de controlemechanismen op dat soort luiheid heeft uitgebreid.

Tegelijk verwachten jongeren authenticiteit van de massamedia, volgens een eerder hoofdstuk. Terwijl de waarheid inmiddels vloeibaar is, volgens de socioloog Zygmunt Bauman. Alles kan onderhandeld worden. Maar een paar pagina’s daarvoor ging het nog over de cartoonrellen — die volgens mij nu juist tonen dat sommige mensen waarheden hebben waar geen moment over te onderhandelen is.

Dit boek lijkt kortom te bestaan uit een toevallige greep van Blanken & Deuze uit artikelen die ze toch al hadden geschreven. Kaftje erom. Ronkende inleiding erbij, over dat alles zo verschrikkelijk beweegt; alsof dat afdoende verklaring is voor de matige kwaliteit van wat daarop volgt. Maar dit boek is niet goed, het toont nauwelijks enig economisch of historisch inzicht, en het is daardoor onvolledig.

De complexiteit van een onderwerp mag bovendien nooit een excuus zijn om daar zelf maar nieuwe chaos tegenover te zetten.

Blanken & Deuze vertrouwen mij er te veel op hun publiek toch wel te kunnen overrompelen met zaken en argumenten waar die nog nooit van gehoord hebben. En dat acht ik respectloos voor welke lezer ook.

Henk Blanken & Mark Deuze, PopUp
De botsing tussen oude en nieuwe media

256 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2007