dit is het dossier:

Christien Brinkgreve

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Ogen van de ander ~ Christien Brinkgreve

Niets merkwaardiger dan om een boek te lezen waarin de auteur zich verdiept in wat mij al decennia boeit. Zo’n werk is nauwelijks neutraal te bekijken. Alleen al omdat de schrijver gedaan heeft wat ik al die tijd heb nagelaten. En dus wordt het onmogelijk zo’n werk tekortkomingen te verwijten. Het boek bestaat. In tegenstelling tot wat mijn immer goede voornemens hebben opgebracht.

Kern van de persoonlijke zoektocht bij veel van mijn lezen, bestaat uit de vraag: ‘wat is normaal?’

Een belangrijke toespitsing van die vraag, is mijn studie naar de geschiedenis van het ik. Daar heb ik elders, maar ook op boeklog vaker melding van gemaakt.

Om voor de verandering nu eens mijzelf te quoten:

Mij fascineert het hoe de tijd alles anders maakt. En dan niet alleen hoe ik woon, werk, of reis. Onze cultuur heeft ook mijn ambities vormgegeven; en de wensdromen die ik heb. Of mijn ideeën over waar ik recht op kan laten gelden, en waar ik me maar naar te schikken heb.

Wat er allemaal moet.

Maar nog belangrijker, dat wat ik ‘ik’ noem, bepaalt ook heel erg wie dan ‘wij’ zijn, of ‘zij’. En hoeveel ruimte er bestaat om iets in die posities te laten veranderen.

Ik ga niet zo ver om dit een samenvatting te noemen van De ogen van een ander. Maar Christien Brinkgreve houdt zich in dit verkennende essay wel met precies dezelfde ideeën bezig. Daarbij meestal redenerend vanuit een sociologisch kader, dat mede aangereikt wordt door Elias en De Swaan. Al neemt ze ook overwegingen mee uit psychologie, geschiedenis, en romanliteratuur.

Mij verbaasde alleen wat hoe weinig verrassend de literatuurlijst was die ze de lezer daarmee voorzet.

Mij verraste ook aan dit essay met hoe weinig andere vragen Christien Brinkgreve komt dan ik hierboven al stelde. Overigens is dat geen verwijt aan haar. Bij mij leidt deze vaststelling slechts tot de constatering dat de hele probleemstelling van dit fenomeen dus terloops in een paar tellen is te formuleren. En dat antwoorden, die weer nieuwe vragen oproepen, nauwelijks te geven zijn; zelfs al heeft iemand daar d’r hele werkzame leven over nagedacht.

De ogen van een ander ordent wel verschillende benaderingen die er zijn geweest om tot antwoorden te komen. Laat ook zien wat er verschoven is in de tijd. Weliswaar zijn het nog altijd eerst de anderen die ons tot ons vormen, tegelijk komt deze tijd met meer gelegenheid dan ooit om onszelf tot iets te maken. En dit schept vervolgens geheel nieuwe problemen.

Momenteel is er daardoor bijvoorbeeld weer wat weinig ruimte voor verlegen mensen; want enige assertiviteit wordt nu wel gewenst.

En dan kun je meer met zo’n opmerking doen; die bijvoorbeeld veralgemeniseren, en de jaren nul van de eenentwintigste eeuw een tijdperk van extravertie te noemen; of dat soort kul. Brinkgreve doet dat overigens niet. Maar je zou de schrijvers de kost moeten geven die wel meteen naar zulk soort labels toe redeneren.

Ik vind de waarom-vraag in deze ook wel interessant. Wat maakt dan dat verlegen mensen op het moment worden weggedrukt? En in hoeverre is zo’n trend nog te keren; in hoeverre komt er nog weer een tijd waarin mensen wel op prestatie worden afgerekend, en niet allereerst op presentatie?

Enfin. ‘Wat is normaal, en waarom dan wel?’, blijft een boeiender onderzoeksvraag. Maar zonder een toespitsing af en toe kan die ook weer niet.

Toch, hoe verandert iemands ‘ik’ wel niet in de loop van het leven? Brinkgreve heeft het er nauwelijks over. Bij Douwe Draaisma is die vraag al bijna de kern van diens werk.

Christien Brinkgreve, De ogen van de ander
De sociale bronnen van zelfkennis
143 pagina’s
Augustus, 2009

Vertel ~ Christien Brinkgreve

Net als bij een eerder boek van Christien Brinkgreve viel op dat we een boekenlandschap bewonen dat heel wat overlappingen telt. Nogal veel van de schrijvers en teksten die ze opvoert in haar werk waren mij al bekend.

Komt daar wel bij dat zij, door haar werk als wetenschapper, in de sociologie, samen dan dingen over identiteit heeft georganiseerd met bijvoorbeeld een Paul Verhaeghe. Waar ik vanzelfsprekend enkel diens boeken las.

Voor een boek, als Vertel, of eerder De ogen van een ander, heeft die overlap aan interessen als nadeel dat ik niet goed kan zien wat er goed of uniek is aan deze uitgaven. Ik liep immers goeddeels dezelfde paden al eens af. Veel nieuws kwam ik nu bij lezing schijnbaar niet tegen.

Dus werkt zo’n gemeenschappelijk interesse waarschijnlijk ook makkelijk de andere kant op. Zo denk ik dat Christien Brinkgreve iets te luchthartig de vraag negeert of wij niet gewoon in verhalen denken, als mens, gewoon om iets meedeelbaar te kunnen maken. Dat er daarmee een permanente vormdwang is in het denken, die ook heel verkeerde gevolgen kan hebben.

En die opvallende negatieve gedachte, die waarschijnlijk enkel ik heb, vanwege mijn jarenlange verkenningen naar het onderwerp vertellen, verkleurt vast de waardering voor deze uitgave.

Maar uit boeken als die van Gert Gigerenzer bijvoorbeeld, blijkt bijvoorbeeld hoe slecht wij in staat zijn om risico’s in te schatten. En dat komt op zijn minst mede door die dwang om in verhalen te denken, en dus heel graag van oorzaak naar gevolg te willen redeneren. Alleen houdt weinig statistiek zich aan de simpele logica die wij telkens op de werkelijkheid projecteren.

Interessantst aan Vertel was voor mij uiteindelijk het begin, waarin Christien Brinkgreve onder meer de roman Badal ontleedde, om het daarin beschreven leven naast dat van de schrijver te kunnen leggen, Anil Ramdas.

Zo was nieuw voor mij dat Ramdas bij Bram de Swaan heeft willen promoveren, en dat dit niet doorging omdat de IND, die over immigratie gaat in Nederland, ineens geen toestemming meer gaf om bronmateriaal te gebruiken uit zaken die hadden gespeeld.

Het is evenwel te makkelijk geworden om Badal nu te lezen als de Kroniek van een aangekondigde dood. De hoofdpersoon in de roman loopt aan het eind de zee in. En de schrijver zou zichzelf een jaar na publicatie te kort doen. Op zijn verjaardag nog wel. Alleen lijkt me dat daarmee makkelijk een denkfout kan ontstaan. Ineens bestaat er nog een parallel meer tussen romanpersonage en schrijver, enkel doordat de afloop van een ontwikkeling onverwachts al bekend is geworden.

Daarmee lijkt het als vanzelf belangrijk of er aanwijzingen waren of de schrijver nadacht om er een eind aan te maken of niet.

En laat de beste man dan net een roman uit hebben gebracht met een hoofdpersoon die is als hij, die ernstig door het leven in Nederland teleurgesteld raakte.

Er bestaat een idee over depressie waarin het om het verhaal gaat dat iemand over zichzelf heeft, dat dan niet meer samenvalt met de werkelijkheid. Therapie, in de vorm van praten, is er dan ineens op gericht om zo’n patiënt tot een realistischer verhaal te dwingen over zichzelf.

Vertel wijst met regelmaat naar hoe nuttig verhalen zijn voor mensen om elkaar te helpen. Wat mede komt door onderzoek dat Christien Brinkgreve meermaals deed naar hoe mensen elkaar raad gaven — het laatst door twee jaargangen te bestuderen van de achterpagina van de VPRO-gids, en te bekijken wat pubers uit progressieve gezinnen elkaar adviseerden.

Dus dat wij mensen er zo veel aan kunnen hebben om elkaar in onze verhalen en ideeën bij te sturen, komt wel over in het boek. En gezien de datum van verschijning is de auteur niet heel euvel te duiden dat ze de betekenis negeert die nepnieuws, en alle andere vormen van desinformatie in de jaren daarop zouden krijgen in het publieke discours. Alleen biedt Brinkgreve zelfs zo beschouwd nog het hele verhaal niet.

Dat deed de filosoof Richard Kearney, die ook door haar als autoriteit wordt opgevoerd over vertellen, overigens evenmin in diens boek. Hun beschouwingen hebben mij te grote lacunes.

Zo is daar bijvoorbeeld nog het begrip concisie, dat beide auteurs negeren; wat staat voor het onvermogen om begrepen te worden, omdat wat je vertelt te zeer afwijkt van de standaardverhalen die iedereen al omarmt.

Je kunt de waarheid wel willen vertellen, alleen is dat knap moeilijk als niemand daarin met je mee wil gaan. En sowieso ligt er dan een onevenredig zware bewijslast op jou ineens om even waar te maken wat je zegt.

En terugdenkend aan het lot van Anil Ramdas, die overigens een fors drankprobleem had, lijkt me dat zijn probleem toch ook werd dat zijn verhaal nog meer ging afwijken van de norm dan dat toch al deed, door de extreme ruk naar rechts in het politieke debat, zo zeer zelfs dat zijn eenzaamheid onoverbrugbaar moet zijn geworden.

Christien Brinkgreve, Vertel
Over de kracht van verhalen

192 pagina’s
Atlas Contact, 2014