dit is het dossier:

Anton Constandse

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Bevrijding door verachting ~ Anton Constandse

Het eerste essay uit deze bundel, over Montaigne, riep meteen verwondering op bij mij. Niet alleen las ik niets dat mij nog niet bekend was — wat niet zo vreemd hoeft te zijn, ook ik heb me eerder in Montaigne verdiept. De hele tekst van Constandse leek me alleen zo merkwaardig ouderwets.

En dat gevoel zou niet verdwijnen, bij het lezen van de rest van dit boek.

Ineens herinnerde ik me daardoor de sarcastische opmerkingen van Willem Frederik Hermans, toen hij in Het sadistisch universum ‘het esseej’ behandelde. En zich daarbij beklaagde over het geringe niveau waarop dit genre in Nederland beoefend wordt.

Vaderlandse auteurs schreven hoogstens opstellen waarin ze in eigen woorden navertelden wat buitenlandse grootheden al eens voor hen hadden bedacht.

Ook in de roman Nooit meer slapen komt nog een critica van dit type voor.

Bevrijding door verachting bevat evenwel teksten uit het hele schrijvende leven van Anton Constandse [1899 — 1985], zo bleek pas helemaal achterin het boek. De meeste daarvan dateren van voor de Tweede Wereldoorlog. In deze bundel werd rustig een lezing over Schopenhauer herdrukt uit 1922.

Dus waren de meeste opstellen al gewoon ouderwets; want in hun presentatie door de tijd achterhaald — en niet om de redenen waarachter ik Hermans’ observatie vermoedde; omdat er zo weinig eigens in zou staan.

Dat ik nu juist dit boek uitkoos om te lezen, uit de meer dan vijftig die de auteur publiceerde, had geen andere reden dan dat het leek of hij het hierin over zijn intellectuele helden zou hebben. Goed, ook de titel sprak me aan.

Multatuli was bijvoorbeeld van grote invloed op Constandse. Maar om over hem dan een radiolezing uit 1936 te lezen, bedoeld voor een groot en algemeen publiek, is toch niet de beste introductie tot wat die invloed van Multatuli dan precies heeft betekend.

Interessantse stuk vond ik nog de herpublicatie van een brochure uit 1933 tegen de toenmalige minister-president Hendrikus Colijn. Zelfs al weet ik waarschijnlijk meer over deze man dan Constandse indertijd weten kon — zoals over Colijn’s oorlogsmisdaden als militair in Atjeh; tijdens de langste oorlog die Nederland ooit gevoerd heeft; of over diens collaboratie met de Nazi’s in 1940.

Anton Constandse geeft in het voorwoord van deze bundel aan de tekst over de calvinist Colijn te hebben opgenomen als negatief voorbeeld.

En dat van die oorlogsmisdaden in Nederlandsch-Indië vermoedde hij al. Colijn was namelijk in de ogen van Constandse een dienstknecht van het allerslechtste. Colijn’s uitleg van het calvinisme had eraan meegeholpen om alle roofkapitalisme mogelijk gemaakt waar de wereld op dat moment de gevolgen van ondervond.

Na een analyse over wat er allemaal speelde, riep Constandse vervolgens op tot het statenloze socialisme.

En ook die slotpassage staat nog gewoon in deze bundel. Terwijl Anton Constandse deze enkele alinea best had kunnen weglaten; waarmee zijn betoog ineens veel krachtiger en tijdlozer was geworden. Maar daar was dit de bundel blijkbaar niet naar.

Anton Constandse, Bevrijding door verachting
Essays
175 pagina’s
Meulenhoff, 1976

Bron waaruit ik gedronken heb ~ Anton Constandse

Over mijn vele vooroordelen moest het toch ook nog gaan, in éen van de lessen uit tien jaar boeklog. Alleen al omdat ik meermaals betoogd heb dat de schrijvers van zakelijke teksten bij wijze van biografie eigenlijk een kort tekstje over hun voor- en afkeuren hoorden te geven; waaronder hun politieke kleur.

Niet altijd blijkt zulks namelijk direct uit hun tekst.

En andersom schijnen vooral economen te denken dat ze waardenvrije wetenschap bedrijven — terwijl ze doorgaans toch het ene politieke statement maken na het andere.

Alleen is het mij veel makkelijker om aan te geven wat er allemaal niet klopt, en waar ik dus tegen ben, dan om het programma te formuleren dat eventueel achter al mijn gedachten zou zitten. En daarom heb ik me voor nu even verdiept in de vrijdenker Anton Constandse [1899 — 1985]. Die was anarchist, maar veranderde in zijn leven een paar keer radicaal van ideeën; toen de oude niet houdbaar meer waren.

Eerst was de Spaanse burgeroorlog al een keerpunt. Omdat de nobele gedachte van het pacifisme toen niet zo bruikbaar meer was. Verder bleek onderlinge samenwerking nuttig, ondanks de eventuele politieke verschillen. Want Franco’s fascisten konden ook winnen door de verdeeldheid onder hun tegenstanders. En tegenover zo’n groot kwaad wilde Constandse zelfs voor even het idee wel opgeven dat er geen staat zou horen te zijn.

De bron waaruit ik gedronken heb pakte alleen uit als een wat te fragmentarisch boek. Constandse heeft nooit zin gehad om zijn memoires te schrijven; zelfs geen intellectuele autobiografie. Hem ging het altijd om zijn ideeën, niet om hemzelf. Dus moeten wij het doen met een postume verzameling incidenteel gepubliceerde herinneringen; die tezamen niet heel vaak een direct beeld gaven van waar de man voor stond. Daartoe had hij dan ook al minstens vijftig andere boeken uitgebracht.

Veel in deze uitgave gaat bijvoorbeeld over Constandse’s moeilijkheden voor de oorlog in Nederland. Toen de andersdenkenden het alleen al moeilijk hadden om het onderling eens te worden — zoals ook bleek uit Jacques de Kadt’s memoires — en het ene kleine linkse politieke partijtje opging in de andere, zonder ooit iets van grotere betekenis te produceren dan pamfletten en ander bedrukt papier.

De christelijke politieke partijen hadden indertijd hier de almacht, en handelden daar ook naar. Uit deze tijd stamt bijvoorbeeld de Wet tegen de Godsdienstlastering, van Donner, die altijd een bizarre letter in het strafrecht is gebleven.

Niettemin werd deze wet door de calvinisten tegen Constandse gebruikt, om hem veroordeeld te krijgen voor een naar hij dacht objectieve brochure over Willem de Zwijger — die nota bene uitkwam voor de Godslasteringswet van kracht was.

Dit boek van Constandse vulde overigens op dit vlak de autobiografie van Pieter Geyl heel aardig aan, en omgekeerd. Er rees gezamenlijk een goed beeld op over de politieke werkelijkheid van de crisisjaren. Ik mag dan het CDA een werkelijk schandalige partij vinden. Het machtsmisbruik van deze regenten stelt niets voor vergeleken met waar hun voorgangers mee weg kwamen.

Geyl en Constandse zaten ook beiden in Buchenwald, net als dat ze later gegijzeld werden in Sint Michielsgestel; als opinieleiders wier gedachten het Nederlandse volk niet mochten bereiken.

En na de oorlog werd Anton Constandse onder meer redacteur buitenland van het Algemeen Handelsblad — mede dankzij de contacten opgedaan als gijzelaar.

De bron waaruit ik gedronken heb opende sterk, met twee bladzijden waarin Constandse aangaf waarom hij in zijn leven van ideeën veranderde. Beter dan deze opening werd het boek verder nooit:

scheiding

Toch is, alles bij elkaar, mijn benaderingswijze van de problemen van onze samenleving dezelfde gebleven. Mijn uitgangspunt wordt gevormd door de strijd voor de persoonlijke vrijheid. Ik sta erg wantrouwend tegenover de collectiviteit. Elke collectiviteit voelt zich altijd bedreigd, en dat brengt een hele serie van agressie, angsten, collectieve machtsgevoelens, afschuivingen van verantwoordelijkheid met zich mee. Het enige tegenwicht tegen de meerderheid lijkt mij een zo groot mogelijke vrijheid voor de minderheid. [7-8]

Anton Constandse, De bron waaruit ik gedronken heb
Herinneringen van een vrijdenker
149 pagina’s
Meulenhoff, 1985